Glebbeek, A.C. & Vos, H. de (2000). Heeft de sociologie een toekomst? Over de
hardnekkige onvolledigheid van de sociologische beroepsopvatting. Mens en
Maatschappij, 75, pp. 290-293.
De sociale orde van de markt was een uitbreidend systeem van steeds minder lokale en
steeds meer onpersoonlijke ruil van goederen en diensten, waarbij relaties tussen
marktdeelnemers, en de sturing van elkaars gedrag, volledig onpersoonlijk of zelfs anoniem
konden blijven. Adam Smith dacht dat het najagen van het individuele eigenbelang ten
goede kon komen aan het collectieve belang (de onzichtbare hand).
Hayek liet zien waardoor de markt kan werken als een onzichtbare hand: het is een systeem
voor het bij elkaar brengen van informatie die onvermijdelijk over vele, niet persoonlijk met
elkaar verbonden, individuen verspreid is. Ook stelde hij dat op de markt alleen indirecte
sturing mogelijk is: de overheid kan wel de voorwaarden beïnvloeden waaronder het
marktmechanisme werkt, maar de uitkomsten kunnen niet precies worden bepaald; de
markt is een spontane sociale orde. De markt komt tot stand doordat veel individuen, als
onbedoeld effect van de ruil van hulpbronnen, een ruilvoet tot stand brengen die voor ieder
van hen een gegeven is, zonder dat daar een centrale sturing aan te pas komt.
Voor de overheid (samen met de ondernemingen en andere formele, hiërarchische
organisaties, de geconstrueerde sociale orde) zag Hayek de rol weggelegd om de markt zo
goed mogelijk te laten werken. Voor het bestaan van een andere spontane sociale orde, de
onderlinge verbondenheid en wederzijdse sturing in de sfeer van de meer persoonlijke
relaties, had Hayek weinig oog. Deze was er voordat de markt, de overheid en de formele
organisaties ontstonden en het wordt de primaire (spontane) sociale orde genoemd. Omdat
de markt een recent verschijnsel is, kan deze de secundaire (spontane) sociale orde
genoemd worden.
Marktrelaties zijn onpersoonlijk en het betreft directe ruil. Mensen verwachten hierbij van
elkaar dat ze calculerend zijn en resultaatgericht. Na een dienst geleverd te hebben,
verwachten ze de wederdienst onmiddellijk of eventueel op een later (maar dan
contractueel vastgelegd) tijdstip; het zijn directe ruilrelaties. Bij persoonlijke relaties vindt er
wel ruil plaats, maar deze is altijd in de tijd uitgesmeerd; uitgestelde ruil of wederkerigheid.
Wat geruild wordt is meestal hulp of een gift. Bij persoonlijke relaties zijn mensen niet; ze
zijn vaag over het moment waarop iets wordt terugverwacht en ze maken zich weinig zorgen
over de precieze waarde van wat terug wordt ontvangen. Deze houding wordt van elkaar
verwacht; als de ander erop staat om iets zo snel mogelijk terug te geven, wordt dit als
onaangenaam ervaren. Een directe ruilrelatie wordt gezien als instrumenteel en een
wederkerigheidsrelatie is waardevol in zichzelf; bij de directe ruilrelatie gaat het om de
opbrengsten ervan, terwijl bij de wederkerigheidsrelatie het hebben van de relatie op zich
als waardevol ervaren wordt. Dit verklaart waarom er op de markt vaak gemakkelijk van
relatie wordt gewisseld (‘exit’). De wederkerigheidsrelaties van de primaire sociale orde
voorzien in specifieke sociaal-emotionele behoeften, zoals de behoefte om ergens bij te
horen, om elkaar te waarderen, om elkaar gemakkelijk te begrijpen, en om voor elkaar te
zorgen. Wederkerigheidsrelaties zijn dus altijd veel langduriger dan directe ruilrelaties.
Ontevredenheid leidt niet snel tot ‘exit’, maar in ieder geval eerst altijd tot herstelpogingen
(‘loyalty’).
, Nog voor het ontstaan van markt, overheid en formele organisaties, leefden mensen in
groepen van wederkerigheidsrelaties (gemeenschappen). Binnen elke gemeenschap zorgden
de wederkerigheidsrelaties ervoor dat zowel de materiële als de sociaal-emotionele
behoeftes werden bevredigd. Het ontstaan van de markteconomie betekende dat de
materiële behoeften steeds beter bevredigd konden worden door gebruik te maken van
arbeidsverdeling, specialisatie en voordelen van schaalgrootte. Daardoor breidde de sfeer
van de onpersoonlijke marktrelaties zich steeds verder uit en verminderde de sfeer van
wederkerigheidsrelaties steeds meer. Het werd gemakkelijker om materiële goederen (en
onpersoonlijke diensten) te verkrijgen, maar het werd steeds moeilijker om de sociaal-
emotionele behoeften te bevredigen. Mensen komen steeds meer tot het inzicht dat hun
levensgeluk vooral afhankelijk is van het hebben van relaties met familie en vrienden
(wederkerigheidsrelaties).
De primaire sociale orde omvat meer dan het domein van familie- en vriendschapsrelaties,
het kijkt ook naar relaties met de andere sociale ordes. Er zijn veel persoonlijke relaties die
gekenmerkt worden door enige mate van wederkerigheid. Zelfs in de publieke ruimte is de
primaire sociale orde altijd enigermate aanwezig.
De primaire sociale orde is een bron van sociale welvaart door de bevrediging van de sociaal-
emotionele behoeften. De markt wordt gezien als de bron van economische welvaart. De
sociologie zou kunnen stellen dat de volkomen primaire sociale orde ontwikkeld moet
worden zodat de collectieve sociale welvaart in die toestand maximaal zou zijn. Dit zou ertoe
kunnen leiden dat sociale politiek ontstaat; de overheid kan er namelijk voor zorgen om de
primaire sociale orde beter te laten werken als ze sociale welvaart wenselijk vindt.
Er wordt gedacht dat een belangrijke oorzaak van de beklagenswaardige stand van de
sociologie is dat er nog niet is gekozen om de primaire sociale orde als onderzoeksdomein te
kiezen. Als ze dat wel zou doen, dan worden niet alleen hoge wetenschappelijke
opbrengsten verwacht, maar vooral ook een veel grotere maatschappelijke betekenis van
het vak. Dit wil niet zeggen dat veel van de huidige settingen waarin sociologen werkzaam
zijn, voor hen niet langer opportuun zouden zijn. Integendeel: vraagstukken zijn
sociaaleconomisch of sociaal-medisch juist omdat ze verweven zijn met de primaire sociale
orde. Echter, als een socioloog een belangrijke bijdrage wil leveren, dan is het belangrijk dat
deze een specialist wordt in de primaire sociale orde.
In maatschappelijke en politieke discussies, en in de adviezen die aan de overheid worden
uitgebracht, is het denken in termen van economische welvaart overheersend. We bevinden
ons nog steeds in een tijd van overspannen verwachtingen van wat de markt kan bijdragen
aan het menselijk geluk. Volgens dit artikel wordt het tijd dat we (ook de overheid) meer oog
krijgen voor de bijdrage van de primaire sociale orde tot geluk. Sociologen moeten deze
uitdaging oppakken en beleid ontwerpen die gericht is op een betere afstemming van markt
en primaire sociale orde.
Een dergelijke keuze voor een eigen domein is tenslotte ook essentieel om aspirant-
studenten een beroepsbeeld voor te kunnen houden. De huidige situatie is dat men denkt