Aantekeningen hoorcolleges psychopathologie
Hoorcollege 1 1-11-2021
Literatuur: H1 & H2 Rigter
Leerdoelen
- kennis over verschillende vormen psychopathologie
- ontstaanswijze
- moment van ontstaan
- prevalentie (sekseverschillen, culturele verschillen)
- kernsymptomen & symptoomclusters (volgens DSM-5)
- essentiële verschillen met problematiek die erop lijkt
- comorbiditeit
- gangbare behandelvorm en context
- effectiviteit gangbare behandelvorm
Tentamen
39 MC vragen & 9 open vragen (waarvan 1 uitgebreide casusopgave)
Aanpak
- Studiehandleiding lezen (leerdoelen!)
- Literatuur lezen (boek + Canvas)
- Colleges volgen
- Vragen stellen tijdens college
- Zelf samenvatting maken
- Oefenvragen maken (zie Canvas)
Je hebt veel feitenkennis nodig om te kunnen slagen. Dus ze vragen naar specifieke kenmerken van
verschillende stoornissen. Je hoeft niet de exacte prevalentie te kennen. Wel of een stoornis
zeldzaam is of vaker voorkomt.
M.b.t. comorbiditeit is de bedoeling dat je de top 3 van comorbide stoornissen kent.
Zo’n 10 tot 13% van de kinderen/jongeren heeft psychopathologie. Hierbij is comorbiditeit eerder de
regel dan de uitzondering. Er is vaak nog iets aan de hand.
,Je moet op de hoogte zijn van de normale/ gezonde ontwikkeling om te kunnen bepalen wanneer
iets afwijkend is. Dit is normaal:
Niet elke stoornis ontstaat op dezelfde leeftijd. Deze stoornis worden vaker op onderstaande
leeftijden gedetecteerd.
Zo wordt ADHD vaak in de midden kindertijd gedetecteerd. Als kinderen naar school gaan valt pas op
dat ze moeite hebben met stil zitten en hun aandacht bewaren.
Ook kan een stoornis zich in verschillende levensfasen anders uiten. Een depressieve stoornis in de
vroege kindertijd (ontroostbaar huilen, prikkelbaar, groeiachterstand) is anders dan in de
adolescentie (sociale isolatie, lage zelfwaardering, suïcidale gedachten).
Wanneer sprake van (ontwikkelings)psychopathologie? (deze criteria moet je goed kennen!)
A. Er moeten klachten zijn vanuit het kind zelf of vanuit ouders.
-Lichamelijk functioneren (buikpijn)
-Gedrag
-Emoties
-Cognities (dwanggedachten)
-Relaties (moeilijk om vrienden te maken/ te communiceren)
B. Wanneer klachten
-Niet passen bij de leeftijd
-Niet/ zeer moeilijk te corrigeren zijn
-Het algemeen functioneren ernstig nadelig beïnvloeden
-Het kind zelf en/of de omgeving doen lijden
-Uiteindelijk mogelijk ontwikkeling doen stagneren.
,Een stoornis is deels afhankelijk van de sociaal-culturele context:
Verlegenheid/ verminderde assertiviteit is in collectivistische culturen (waarin de nadruk meer ligt op
wij) is dit minder belemmerend dan in individualistische culturen (waarin er meer op dat gebied
wordt verwacht).
Dus goed om hier bewust van te zijn.
Classificatiesystemen
Hiermee kan je veel informatie samenvatten tot een bepaalde essentie, die we relevant vinden, en
waar we over kunnen communiceren. Het voordeel is dat deze over heel de wereld hetzelfde is.
2 veelgebruikte systemen
-International Classification of Diseases
ICD (Nu: ICD-10, in 2022: ICD-11)
WHO = World Health Organization
-Diagnostic and Statistical Manual of the mental disorders
DSM (nu: DSM-5)
APA = American Psychiatric Association
Beide systemen komen tot stand door consensus tussen experts. Elke versie is dus een beetje anders
door nieuwe inzichten en overtuigingen binnen deze experts.
ICD en DSM kunnen inmiddels goed naar elkaar vertaald worden. Dit kan je dus steeds beter op
elkaar afstemmen.
Voordelen van dit classificatiesysteem
- internationale eenduidigheid (onderzoek, onderwijs, beleid, communicatie)
- duidelijke beschrijving kern problematiek: hier is dus overeenstemming over.
- richtinggevend voor behandeling
Nadelen
-mogelijk te sterk gereduceerd: je gooit heel veel informatie weg
- categoriale indeling: er is wel/geen stoornis (een hele harde grens)
- suboptimale basis voor behandeling: je hebt juist heel veel contextinformatie nodig.
DSM-5 classificatie
Hiermee beschrijf je de aanwezige stoornissen
-Uitgebreide specificaties & stressoren (aan de hand van V- en Z-codes)
-Ernst: per stoornis
-Het niveau van functioneren aan de hand van de WHO DAS (WHO Disability Assessment Schedule)
-36 items over 6 domeinen: communicatie, mobiliteit, zelfzorg, sociale omgang, activiteiten,
deelname aan de gemeenschap
-Scoring 0% (goed functionerend) – 100% (volledig afhankelijk)
, Derde classificatiesysteem:
Richt zich specifiek op de jonge leeftijd (0-5)
DC: 0-5 (2016) Diagnostic Classification of Mental Health and Developmental Disorders in Infancy and
Early Childhood, Zero to Five
Maakt gebruik van een assenstelsel om stoornissen te classificeren.
As I: stoornis (alle psychische stoornissen die aanwezig zijn beschrijven)
As II: relationele context (gedrag, affect, betrokkenheid)
As III: medische en ontwikkelingsstoornis en conditie (bijvoorbeeld ondervoeding)
As IV: psychosociale stressoren (van het kind of van ouders (bijvoorbeeld huiselijk geweld))
As V: niveau van ontwikkeling (of het kind qua ontwikkeling achter- of voorloopt)
Casus Sophie (6 jaar) wordt aangemeld bij een GGZ instelling. Ouders: Sinds Sophie in groep 3 zit,
durft ze niet meer alleen te slapen. Eén van hen moet ’s avonds naast haar bed zitten tot ze in slaap
valt. Als zij dit niet doen, raakt Sophie in paniek, durft ze haar ogen niet te sluiten en krijgen ze ruzie.
Ze dachten aanvankelijk dat dit, naarmate ze meer gewend zou raken in haar nieuwe klas, wel over
zou gaan. Sophie heeft altijd terughoudend gereageerd op nieuwe situaties. Na 3 maanden lijkt het
gedrag eerder te verergeren dan te verminderen. Als Sophie ’s nachts wakker wordt, roept ze om haar
ouders. Deze nemen haar regelmatig bij hen in bed. Ze zijn bang dat ze slaap tekortkomt. Sinds kort
durft Sophie ook niet meer bij haar opa en oma te logeren, wat ze vanaf haar 1e jaar meerdere keren
per jaar deed. De laatste keer hebben haar grootouders haar ‘s avonds teruggebracht omdat Sophie
verstijfd in bed lag te huilen en ze haar niet tot bedaren konden brengen.
Sophie klaagt veel over buikpijn als ze naar school moet, vaak de avond ervoor al. Op school blijft
Sophies moeder vaak tot na de bel in de klas bij Sophie, omdat ze steeds moet huilen als haar moeder
weg wil gaan. De juf: zodra moeder weg is, doet Sophie gewoon mee met de rest van de klas. Sophie
is wat verlegen, maar heeft in de klas wel 2 vriendinnetjes gemaakt met wie ze in de pauze speelt.
Daarnaast blijkt ze op cognitief gebied een bovengemiddelde leerling. Ouders maken zich zorgen over
hun dochter. Ze willen graag adviezen over hoe met dit probleem om te gaan. Daarnaast zijn ze
momenteel in relatietherapie omdat ze regelmatig ruzie hebben. Ze hebben het idee dat Sophie geen
weet heeft van hun relatieproblemen, hoewel Sophie wel eens na een ruzie van ouders gevraagd
heeft of ze gaan scheiden.
Klachten: durft niet meer alleen te slapen, durft niet meer bij opa en oma te logeren, buikpijn, steeds
huilen bij afscheid moeder op school
Aannemelijke classificatie DSM-5: separatieangststoornis
Klachten ordenen: aandacht/stemming/slaap
Risicofactoren: relatieproblematiek ouders, verlegen temperament
Beschermende factoren: schoolprestaties bovengemiddeld, betrokken ouders, heeft vriendinnetjes.