Aantekeningen hoorcolleges
Hersenen en gedrag
Hoorcollege 1
Waarom dit vak?
- Ons gedrag wordt gestuurd door ons brein
- Wat weten we van biologische factoren die stoornissen veroorzaken?
- We gaan een biologisch standpunt in nemen
- Functie en disfunctie beter begrijpen/verklaren
- Beter begrijpen van een stoornis
- Autisme?
- Tourette syndroom?
Structuur van het vak (in totaal 9 colleges)
Deel 1: - Cellen en informatieoverdracht (college 1 t/m 3) → laatste stukje college 3
- Cellen, communicatie, medicijnen en drugs
Deel 2: - Hersenstructuur & hersenfunctie (college 4 t/m 6) → wordt niet getoetst
- Anatomie, zintuigen, motoriek, emotie, geheugen, taal en aandacht
Deel 3: - Onderzoek (college 7 & 8) → Zowel 7 als 8
- Onderzoek naar de hersenen d.m.v. beeldvormende technieken
- Gastcollege: neuropsychologisch onderzoek
Deel 4: - Ontwikkeling & plasticiteit (college 9 & 10) → Tweede helft 9 & eerste helft 10
- Ontwikkeling (puberende brein) & Aanpassingen na beschadigingen
Deel 4: - Stoornissen en invloeden (college 11 t/m 13) → in zijn geheel
-Spina bifida, Cerebrale parese, ADHD, Dyslexie etc.
-Verworven hersenletsel: trauma, teratogenen, meningitis & stress.
Het brein:
-Besturen van lichaam.
-Hebben hersenen omdat we op onze omgeving kunnen reageren.
-Een plant kan niet bewegen. Heeft geen centraal zenuwstelsel. Een plant zou er dus ook niets aan
hebben om te kunnen waarnemen, en pijn te voelen. Dit kost alleen maar energie
-Omdat wij motorisch zijn hebben we hersenen. Wij kunnen weglopen als er gevaar is.
Input via zintuigen: zien, horen, voelen.
Verwerking in ons brein: taal, gedachten, emoties.
Output: reageren op omgeving; praten, weglopen, stil blijven.
In de blackbox (ons brein) communiceren de hersencellen met elkaar.
Mogelijk tentamenvraag: Waar bestaat het centrale zenuwstelsel uit?
-Hersenen en ruggenmerg. Ruggenmerg is nodig om je spieren aan te sturen.
,1. Hersencellen
Twee soorten cellen:
-Neuron = zenuwcellen. Geven informatie door.
-Gliacel = steuncel. Vervullen een ondersteunende functie.
Neuron is een cel en heeft kenmerken net als elke andere lichaamscel:
- Celmembraan. Soort van afscheiding (huid van de cel) van de inhoud van de cel wordt
gescheiden van de buitenkant van de cel door middel van een celmembraan, in zo een
membraan zitten poortjes waar stoffen doorheen kunnen.
- Celkern. Ligt ons genetisch materiaal, je DNA. Die genen liggen op chromosomen, eigenlijk is
dat een soort recept.
➢ Genetisch materiaal.
- Mitochondriën. Energiefabriekjes van een cel, die verbranden glucose (brandstof van de
hersenen) is een suiker, die wordt verbrand en dan komt er energie vrij, met behulp van die
energie kunnen ze processen uitvoeren, energie is nodig voor spieren om ze te laten
samentrekken zodat wij kunnen bewegen. Glucose komt uit voedsel.
➢ Energievoorziening.
- Ribosomen. De keuken, waar de eiwitten waar we uit opgebouwd zijn worden gemaakt.
➢ Maken eiwitten.
Hierboven zie je een plaatje van een Neuron. Een neuron is anders dan andere lichaamscellen. Dit
komt door communicatie. Een neuron is er in gespecialiseerd om communicatie uit te wisselen met
andere cellen. Neuron heeft twee kenmerken die andere lichaamscellen niet hebben:
1. Dendrieten, je ziet aan de bovenkant de dendrieten zitten, dat hebben normale lichaamscellen
niet. Een Neuron heeft heel veel dendrieten (input):
- Informatie/input komt binnen via de dendriet.
- Ontvangen informatie van andere neuronen.
→ Input.
2. Gewone lichaamscellen hebben ook geen axon. Het rozige stukje uitloper (dit is er maar één). Dat
maakt de neuron bijzonder.
,Soma/cellichaam (input → output):
- Integreert informatie die binnen is gekomen vanuit de dendrieten.
- Ronde gedeelte in het midden, dendrieten geven de informatie aan het cellichaam, soort van
bankrekening, alles wat er binnenkomt wordt bij elkaar opgeteld. Dat cellichaam pakt al die
info bij elkaar die dendrieten hebben opgevangen als een soort van antennes.
- Dit is de tweede stap.
Axonen (input → output → troughput):
-Vervolgens wordt deze informatie doorgegeven via het Axon
-Vervoeren zenuwimpulsen.
-Een per cel.
-Vervoert de prikkels verder, informatiestroom gaat door.
-Axonen kunnen heel lang zijn, bijv. van het motorisch gebied in de hersenen via het ruggenmerg
naar je stuitje. Dit is een axon.
-Kunnen ook kort zijn, kleine verbindingen.
-Informatievervoerders zijn axons.
-Neuron heeft maar 1 axon.
Presynaptische terminal (input → output → troughput → output)
(het einde van de axon, waar het overgaat naar de volgende cel):
- Geeft informatie af aan een volgende cel.
- Aan de onderkant vertakt die axon zich, zitten soort van uitlopertjes aan, eindknopjes, die
geven informatie af wat dan gaat naar de dendrieten van een volgende cel. Een eindknopje
noemen we presynaptische terminal. Synaps is het contact tussen twee verschillende cellen.
De eindknopjes geven informatie af aan de volgende cel.
, Dus samenvattend zien we hierboven. Zo wordt de informatie steeds maar weer doorgegeven.
Gliacellen:
- Ondersteunen de functies van neuronen.
Het zijn niet primaire informatieverwerkers zoals neuronen, ze hebben geen axon. Ze kunnen
wel een beetje info doorgeven, ze ondersteunen de neuronen en ze kunnen communicatie
wel beïnvloeden omdat ze voedingstoffen vervoeren, als er geen voedingstoffen zijn voor je
neuronen om te kunnen functioneren dan functioneren ze niet.
- Bevatten de helft van het hersenvolume/grijze.
- Beïnvloeden de communicatie/informatieverwerking.
- Hersenmythe: “helft van je hersencellen/grijze massa gebruik je niet”.
Misschien heeft dat zijn oorsprong in de gliacellen, toen ze ontdekt werden leken ze geen
functie te hebben, maar die hebben ze wel.
Doorsnee van een stukje hersenweefsel.
Lichtblauw is hersenvloeistof, holtes in je brein waar doorzichtige vloeistof zit.
Die twee ballen zijn neuronen.
Steuncellen, paars, wit en groen.
Dat rode is een bloedvat.