Leerdoelen Sociale Wetenschappen
1. Kent de definitie van het begrip ‘positieve gezondheid’ en kan het principe toepassen bij
zelfmanagement en in het beoordelen van zelfmanagementinterventies.
Positieve gezondheid = het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van
fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
2. Kan de psychosociale gevolgen van diabetes benoemen, definiëren, beschrijven en
herkennen in een casus.
● aanpassings- of adaptatieproblemen → zijn veelal herkenbaar aan onvoldoende diabetes zelf-
zorg, problemen in het dagelijks functioneren (school, werk) en interpersoonlijke conflicten, vaak
samenhangend met een verhoogde prikkelbaarheid en somberheid.
● stress en angstproblematiek → stress- en angstreacties samenhangend met ingrijpende
levensgebeurtenissen of chronische stressoren (bijv. in de relatie of op het werk), alsook diabetes
specifieke angsten, zoals angst voor hypoglycemie, angst voor hyperglycemie/diabetesgerelateerde
complicaties (m.n. blindheid), en extreme angst voor insuline injecteren en/of 'prikken' van de
bloedglucose (zelfcontrole).
● depressiviteit → stemmingstoornissen komen veelvuldig voor bij mensen met diabetes, mogelijk in
samenhang met diabetes-gerelateerde stressoren. Algemeen belangrijke indicatoren zijn: een
depressieve stemming (kan ook prikkelbare stemming zijn), vermoeidheid of verlies van energie,
verlies van interesse of plezier, slaapproblemen, concentratie verlies, veranderingen in de eetlust en
libido-verlies
● eetstoornissen en gewichtsgerelateerde problemen → anorexia nervosa, boulimia nervosa en
vreetbui-stoornis (binge-eating). Overgewicht komt veel voor onder mensen met diabetes, met name
bij type 2 diabetes, met een vaak negatieve invloed op het psychosociaal functioneren (lage
zelfwaardering, depressiviteit, frustratie, sociaal isolement).
● seksuele problemen → vooral bij (oudere) mannen komen erectie-problemen veelvuldig voor, op
basis van een verminderde doorbloeding en/of zenuwbeschadiging. Vrijwel altijd spelen
psychologische factoren (mede) een rol. Seksuele problemen bij vrouwen met diabetes lijken minder
vaak voor te komen, maar verdienen zeker ook de aandacht (bijv. in samenhang met stemming,
zwangerschapswens of hypoglycemie).
3. Kan de determinanten benoemen die van invloed zijn bij het ontstaan van psychosociale
problematiek bij mensen met diabetes.
● behandelperceptie (hoe een patiënt tegen de behandeling aankijkt)
● ziekteperceptie (hoe een patiënt tegen de ziekte aankijkt)
● ervaren klachten (de mate waarin een patiënt problemen ervaart)
● persoonlijke doelen (van de patiënt)
● kennis over de ziekte en behandeling.
4. Kent de definitie van een depressie en kan de kenmerken van een depressie benoemen.
Depressie = minstens 2 weken een van deze kernsymptomen: dagelijks neerslachtige, gevoelloze of
prikkelbare stemming. Of: verlies van interesse of plezier in (bijna) alle activiteiten, elke dag.
Gemoedstoestand die gekenmerkt wordt door:
- onprettige, negatieve gevoelens over de eigen persoon en/of het leven en/of de toekomst
- slechte eetlust
- slecht slapen
- verlies van energie
- apathie
- gevoelens van lusteloosheid en waardeloosheid
- gedachten aan de dood
5. Kan de verschillende soorten vragenlijsten benoemen en vergelijken die een risico op
depressie kunnen meten.
● De Vierdimensionale Klachtenlijst (4DKL)
De 4DKL6 is door Berend Terluin in de huisartsenpraktijk ontwikkeld. De populaire lijst bestaat uit een
distress-, depressie-, angst- en somatisatieschaal. De depressie- en angstschaal bestaan uit
achtereenvolgens zes en twaalf items. De items worden gescoord op een 5-puntsschaal (0–4).
Alvorens het berekenen van de schaalscores worden de scores ‘3’ en ‘4’ getransformeerd tot een ‘2’.
Het invullen van de totale 4DKL kost ongeveer 10 min. Hogere scores wijzen op meer klachten.
, Volgens Terluin is er een reële kans op depressie bij een score hoger dan 4 op de depressieschaal. Bij
een score hoger dan 8 op de angstschaal is er volgens Terluin een kans op het bestaan van een
angststoornis. De 4DKL is betrouwbaar in de werkende bevolking.
● De Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS)
De HADS7 bestaat uit een depressie- en een angstschaal van beide zeven items die binnen 5 min af
te nemen zijn. De items worden beantwoord op een 4-punt Likert-schaal (0–3). Opsomming van de
scores kost 1–2 min en resulteert in een score range van 0–21 voor de depressie- en angstschaal.
Hoge scores wijzen op meer klachten. Een score tussen 0 en 7 sluit depressie/angststoornis uit. Een
score van 8–10 wijst op een mogelijke depressie/angststoornis. Een score van 11–21 is indicatief voor
een vermoedelijke depressie/angststoornis. Uit twee onderzoeken is gebleken dat de betrouwbaarheid
van de HADS in de werkende bevolking goed is.
● Depressie Angst Stress Schaal (DASS)
De depressie- en angstschaal van de DASS8 bestaan beide uit veertien items. Daarnaast bestaat er
een verkorte DASS-21 met zeven items per schaal. Afname kost 5–10 min. De items worden gescoord
op een 4-punt Likertschaal. De schaalscores worden berekend door de scores per item op te tellen.
De range van elke subschaal loopt dus van 0–42. Hogere DASS-scores wijzen op meer klachten. Voor
de screening van angst en depressie wordt een afkappunt van 12 voor de depressieschaal en 5 voor
de angstschaal gebruikt. Onderzoeken laten zien dat de angst- en depressieschaal van de DASS
betrouwbaar zijn.
● Conclusie
De angst- en depressieschalen van de HADS, DASS en 4DKL zijn korte zelf-invul vragenlijsten.
Hierdoor kan een werknemer met psychische klachten in korte tijd, bijvoorbeeld vóór of na een
consult, de lijst invullen. Voor wat betreft de scoring van de lijsten lijken de DASS en vooral de HADS
een streepje voor te hebben. De DASS en HADS zijn snel (1–2 min) en eenvoudig te scoren. Voor de
scoring van de 4DKL moeten eerst de scores op de afzonderlijke items worden getransformeerd.
Daarna kunnen de scores worden opgeteld.
De DASS, de HADS en de 4DKL meten op betrouwbare en valide wijze angst en depressie bij
werknemers. Vanuit psychometrisch opzicht kunnen deze drie lijsten zonder probleem in de
bedrijfsgezondheidszorg gebruikt worden. Ten aanzien van de diagnostische waarden blijkt dat de
sensitiviteit en negatieve predictieve waarden van de HADS bij afkappunt 8 en de DASS hoog zijn. De
specificiteit en positieve predictieve waarde van de HADS (bij afkappunt 8) en de DASS zijn echter
laag. Doordat gegevens over de diagnostische waarden van de 4DKL binnen de beroepsbevolking
niet gevonden zijn, kunnen hierover geen uitspraken worden gedaan.
De implicatie van deze resultaten voor de bedrijfsarts is tweeledig. Bij een werknemer met een
positieve testscore op de HADS bij afkappunt 8 of de DASS zal de bedrijfsarts de diagnose moeten
bevestigen, bijvoorbeeld met een interview of door een psycholoog. De kans dat onterecht de
diagnose angst of depressie wordt gesteld, is immers groot. Bij een werknemer met een negatieve
testscore op de HADS bij afkappunt 8 of de DASS kan de bedrijfsarts ervan uitgaan dat er geen
sprake is van angst en/of depressie. Doorverwijzing is dan niet noodzakelijk. Conclusie: de HADS bij
afkappunt 8 en de DASS zijn geschikt om een angststoornis of depressie uit te sluiten, maar
ongeschikt om deze aandoeningen vast te stellen.
6. Kan de invloed van stress beschrijven op het ontstaan van hart- en vaatzieken.
Stress beïnvloedt op een aantal manieren de hartfuncties en de bloeddruk. Stress verhoogt het
hartritme en de pompwerking van het hart en vernauwt de bloedvaten. Stress beïnvloedt de aanmaak
van onder andere adrenaline en renine. In het renine-angiotensinesysteem wordt het enzym renine in
de nieren gevormd. Renine zorgt dat in de lever het angiotensine l wordt gevormd, dat op zijn beurt
door het enzym ACE wordt omgezet in angiotensine ll. De stof doet vaatwanden samentrekken, zorgt
dat er vocht wordt vastgehouden. Het lichaam (de nieren) scheiden bij stress stresshormonen uit:
adrenaline en cortisol. Deze hormonen verhogen de bloeddruk. Chronische verhoging van de
stresshormonen kan leiden tot permanente hypertensie.
7. Kan de psychosociale gevolgen van hart- en vaatziekten benoemen, definiëren, beschrijven
en herkennen in een casus.
● aanpassingsproblemen → het is een periode waarin het normale dagelijkse leven verstoord wordt.
De patiënt en de gezinsleden proberen duidelijkheid te krijgen over deze verstoring en een nieuw
evenwicht te vinden; niet voor iedereen verloopt dit proces echter zonder problemen.