ONDERWERPEN
Nakoming van een verbintenis
Niet-nakoming van een verbintenis
Rechten van de schuldeiser bij niet-nakoming:
- nakoming
- schadevergoeding
- opschorting
- ontbinding
VAARDIGHEDEN
Analyseren wetgeving
Analyseren jurisprudentie
Casus oplossen
JURISPRUDENTIE
HR 24 oktober 1997, NJ 1998/69 (Spruijt/Tigchelaar).
HR 5 januari 2001, NJ 2001/79 (Multi Vastgoed/Nethou).
HR 27 april 2001, AA20010982 (Oerlemans/Driessen).
INLEIDING OP DE STOF
Rechten bij niet-nakoming
In de praktijk gaat het overgrote deel van de verbintenissen gewoon teniet doordat zij worden nagekomen. Daar
is het rechtsverkeer zeer mee gediend. In de kern vraagt een verbintenis immers om voldoening daarvan. Een
probleem ontstaat wanneer een schuldenaar zijn verbintenis niet nakomt, bijvoorbeeld door in het geheel niet na
te komen of door een prestatie te verrichten die niet aan de verbintenis beantwoordt. De vraag is dan welke
mogelijkheden de schuldeiser heeft. Met andere woorden, wat kan de schuldeiser in rechte vorderen indien de
schuldenaar tekortschiet in de nakoming van zijn verbintenis? Het recht biedt de schuldeiser een uitgebreid
arsenaal aan juridische mogelijkheden, waaronder het kunnen vorderen van nakoming, schadevergoeding of
ontbinding, of het kunnen opschorten van de eigen verplichting.
Nakoming
Aangezien de verbintenis de schuldeiser een recht op nakoming geeft, kan hij ingevolge art. 3:296 lid 1 BW in
rechte een vordering tot nakoming instellen en eventueel de nalatige schuldenaar door de rechter laten veroordelen
alsnog de verschuldigde prestatie te verrichten. Deze rechtsvordering tot nakoming is verder geregeld in titel 11 van
boek 3 BW. Weigert de schuldenaar ondanks zijn veroordeling door de rechter nog steeds (overeenkomstig de
verbintenis) na te komen, dan kan de schuldeiser het vonnis laten executeren (bijvoorbeeld door inschakeling van
een gerechtsdeurwaarder). Indien de schuldeiser door de tenuitvoerlegging van het vonnis datgene verkrijgt waartoe
hij krachtens de verbintenis gerechtigd was, dan is sprake van reële executie (art. 3:297 BW). De executie van
rechterlijke vonnissen in privaatrechtelijke geschillen komt in het tweedejaarsvak Burgerlijk- en
bestuursprocesrecht aan de orde.
Schadevergoeding
Een vordering tot nakoming behoort echter niet altijd tot de mogelijkheden. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat de
schuldenaar niet (meer) kan nakomen, of dat de schuldeiser geen belang meer heeft bij nakoming. Daarnaast kan
het zich voordoen dat nakoming weliswaar nog mogelijk is, maar dat de schuldeiser door de niet-tijdige of niet-
juiste nakoming schade heeft geleden. In beide soorten gevallen zal de schuldeiser zijn toevlucht kunnen/moeten
, nemen tot het vorderen van schadevergoeding; in het eerste geval vordert hij schadevergoeding in plaats van de
prestatie (vervangende schadevergoeding), in het tweede combineert hij zijn vordering tot nakoming met een
vordering tot (aanvullende) schadevergoeding. Afdeling 6.1.9 BW geeft aan wanneer een recht op
schadevergoeding bestaat, met andere woorden, wanneer de schuldenaar aansprakelijk is.
Daarvoor is onder andere vereist dat de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend (zo ja, dan is
sprake van wanprestatie, zo nee, dan is sprake van overmacht) en in sommige gevallen zal de schuldenaar eerst in
verzuim moeten verkeren, waarvoor soms een ingebrekestelling nodig is. Als de aansprakelijkheid van de
schuldenaar ingevolge afdeling 6.1.9 BW is komen vast te staan, geeft afdeling 6.1.10 BW vervolgens regels
omtrent de inhoud en de omvang van de aansprakelijkheid van de schuldenaar. Aan afdeling 6.1.10 BW wordt in
week 8 aandacht besteed.
Opschorting
Daarnaast geeft de wet de schuldeiser in het geval van niet-nakoming door de schuldenaar de bevoegdheid een
beroep te doen op opschortingsrechten. Kort samengevat houdt die regeling in dat de schuldeiser tegen zijn
schuldenaar zegt: “Zolang jij niet aan jouw verplichtingen voldoet, zal ik mijn tegenprestatie evenmin verrichten.”
De opschortingsrechten kennen een algemene regeling in afdeling 6.1.7 BW, waaraan in een aantal andere
bepalingen een nadere uitwerking is gegeven, te weten in de artikelen 6:262-264 en 3:290-295 BW.
Ontbinding
Indien de schuldenaar de verbintenis uit een wederkerige overeenkomst niet nakomt, heeft de schuldeiser nog de
mogelijkheid om tot ontbinding van die overeenkomst over te gaan. Dat zal de schuldeiser echter pas overwegen
indien hij zijn (contractuele) relatie met de schuldenaar wenst te verbreken. In de praktijk zal hij dan vaak eerst de
nakoming van zijn eigen verbintenis opschorten. De artikelen 6:265-278 BW bepalen wanneer de bevoegdheid tot
ontbinding ontstaat en wat daarvan de gevolgen zijn. Zo kan na ontbinding geen nakoming meer worden gevorderd
(maar eventueel wel schadevergoeding). Daarnaast ontstaan er nieuwe, uit de wet voortspruitende verbintenissen tot
ongedaanmaking van de prestaties voor zover die reeds verricht waren.
Ontbinding vertoont verwantschap met vernietiging – in beide gevallen wordt de contractuele band verbroken –,
maar er zijn belangrijke verschillen. Eén verschil is hierin gelegen dat de vernietiging van een overeenkomst
terugwerkende kracht heeft, zodat de overeenkomst geacht wordt nooit te hebben bestaan. Dat betekent dat er geen
rechtsgrond bestaat voor de prestaties die eventueel vóór de vernietiging zijn verricht, zodat deze als
onverschuldigd betaald kunnen worden teruggevorderd. Goederenrechtelijk impliceert de terugwerkende kracht van
de vernietiging dat de eigendom van een geleverde zaak nooit is overgegaan, aangezien de daarvoor vereiste
geldige titel ontbrak (art. 3:84 BW), hetgeen betekent dat die zaak in beginsel kan worden gerevindiceerd (zie art.
5:2 BW). Aan de goederenrechtelijke implicaties van de terugwerkende kracht van de vernietiging wordt in
Inleiding Privaatrecht II aandacht besteed.
Ontbinding heeft in tegenstelling tot vernietiging géén terugwerkende kracht en de rechtsgrond (= de
overeenkomst) voor de eventueel reeds verrichte prestaties blijft dus in stand (art. 6:269 BW). Hier is dus wél
sprake van een geldige titel voor eigendomsoverdracht en kunnen de verrichte prestaties niet ongedaan worden
gemaakt uit hoofde van onverschuldigde betaling. Ingevolge art. 6:271, tweede zin BW ontstaan
ongedaanmakingsverbintenissen.
OPDRACHTEN
Zelfstudieopdracht
Opdracht 1
Lees het arrest Spruijt/Tigchelaar en beantwoord de volgende vragen:
a. Welk zinnetje gaat standaard vooraf aan de feitenweergave door de Hoge Raad? Geef een korte
samenvatting van de feiten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper irisandriessen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,29. Je zit daarna nergens aan vast.