Samenvatting Diversiteit
Hoofdstuk 1 globalisering: de wereld als stad
Globalisering: de internationale vervlechting van economische en sociale
relaties, waardoor steeds grotere delen van de wereld wat betreft de productie
van goederen en diensten en de relaties tussen mensen van elkaar afhankelijk
zijn geworden (mensen, kapitaal, productie en communicatie).
3 aspecten globalisering:
Economische vervlechting van landen en werelddelen in de vorm van
handel en productie van goederen en diensten.
Sociale vervlechting van landen in de vorm van migratiebewegingen.
Culturele vervlechting van landen Dit proces wordt door
tegenstrijdigheden gekenmerkt. Naast culturele eenvormigheid zien we
steeds meer spanningen tussen culturen.
Voedselkilometer: Afstand die eten af heeft gelegd van grond tot mond.
Machtsverhoudingen tussen landen bepalen op welke voorwaarden er wordt
gehandeld. Rusland hoeft zijn plaats in de wereldpolitiek steeds minder met
militaire macht af te dwingen. Het kan andere landen al genoeg onder druk
zetten met zijn positie als leverancier van energie.
Globalisering op economisch gebied blijkt uit de volgende verschijnselen:
Het exportaandeel van vrijwel alle nationale economieën stijgt (behalve
landen die zich totaal isoleren, zoals Noord-Korea).
Handelsbeperkingen worden afgebouwd.
Investeringen in het buitenland nemen toe.
Bedrijven fuseren met buitenlandse partners.
Internationale financiële transacties nemen toe in omvang (denk aan de rol
die venture capitalists spelen bij beïnvloeden van de hoogte van de
beurskoersen).
De globalisering zet de arbeidsvoorwaarden in Nederland en andere
westerse landen onder druk (concurrentie dwingt bedrijven luxe
arbeidsvoorwaarden te verminderen)
Globalisering werk:
Productieproces is niet langer meer geografisch geconcentreerd. 2 manieren om
werk naar andere landen te verplaatsen:
1) Uitbesteden of verplaatsen productie
2) Uitbesteden of verplaatsen dienstverlening
Outsourcen: wanneer een land werk uitbesteed aan andere landen (wanneer het
land wat uitbesteed nog volledig eigenaar is van het bedrijf, heet het
verplaatsen)
Offshoren: Uitbesteden of verplaatsen van dienstverlening (bijv. ‘kantoorpolen’)
,Internet: 1957, het Amerikaanse plan om een computernetwerk voor militair en
academisch gebruik te ontwerpen dat zo solide was dat het een aanval met een
Russische atoombom kon overleven.
In 1990 internet geschikt gemaakt voor iedereen door ontwerp van world wide
web (www). Rond 1995 stelden internetproviders het net voor het grote publiek
open.
Door mogelijkheden die internet biedt is het werk niet meer aan een bepaalde
werkplek verbonden (gemakkelijk thuiswerken, salarisadministratie kan worden
uitbesteed, examens van hogescholen kunnen worden gecorrigeerd in India).
Ebay 1e succesvolle aanbieder van een internetdienst die nu consumer-to-
consumer e-Commerce (c2c) wordt genoemd.
Uit onderzoek blijkt dat internetgebruik niet in plaats van fysiek contact komt,
maar vooral aanvullend is.
Emigratie is tegenwoordig niet meer voorgoed (zoals 60 jaar geleden) helft
immigranten keert binnen 8 jaar terug.
Immigrant: komen een land binnen, zijn ‘nieuwkomers’.
Emigranten: verlaten een land, zoeken hun heil elders.
Migranten kunnen zowel immigranten als emigranten zijn.
Het CBS rekent tot de allochtonen alle personen die zelf in het buitenland
geboren zijn of van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is.
Aantal namen voor immigranten (vroeger):
Franse Hugenoten: vluchtten vanaf 1685 het land uit. Werden in eerste
instantie met open armen ontvangen in NL. Waren vooral stedelijke
burgers en gespecialiseerd in handel en nijverheid, zoals textielnijverheid.
Hannekemaaiers: gedwongen door bittere armoede in Noord-Duitsland
trokken zij naar Friensland en Holland om als seizoenarbeiders te werken.
Marskramers: ambulante handelaren die langs boerderijen en huizen
trokken om huishoudelijke spullen en textiel te verkopen (ook wel
kiepkerels genoemd). Grote namen zijn Brenninkmeijer (C&A), Peek en
Cloppenburg (P&C), Kreymborg en Hünkemoller.
De eerste grote stroom migranten in de twintigste eeuw kwam op gang met het
begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914 (Belgen, zij keerden na de oorlog weer
terug) (in de oorlog strandden zo’n 2000 Chinese zeelieden in NL, ze werden
‘pindachinezen’ genoemd).
Interbellum: in de periode tussen de beide wereldoorlogen kwamen nog andere
oorlogsvluchtelingen naar NL.
Aan het einde van de jaren 30 kwamen veel Joden naar NL.
Het moderne vluchtelingenbeleid stamt uit deze tijd.
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er grotere groepen migranten met
verschillende achtergronden naar NL (in eerste instantie als gevolg van het
dekolonisatieproces).
Momenteel vormen Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen de 4
grootste minderheidsgroepen in NL (‘klassieke herkomst groeperingen’).
5 nieuwere minderheidsgroepen: Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Joegoslaven
en Somaliërs (meestal politieke vluchtelingen, asielzoekers).
, Onder de westerse allochtonen vormen Duitsers en personen uit het
voormalig Nederlands-Indië of Indonesië de grootste herkomstgroepen.
Migranten die na 1945 naar NL kwamen, kunnen we naar verschillende
overeenkomsten groeperen. Veel van hen vallen onder een van de volgende 8
noemers:
1) Gerepatrieerde Nederlanders en Indische Nederlanders.
kwamen tussen 1949 – 1958. Gelden als een geslaagd voorbeeld van
integratie.
2) Molukkers.
1951. Kwamen gedwongen, omdat ze in dienst van de Nederlanders
hadden meegevochten tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog.
Om die rede voelde ze weinig voor integratie. Daarom werden ze
gehuisvest in kampen daarna eigen woonwijken. Is de enige minderheid
die over eigen woonwijken beschikt! Gaandeweg raakte de Molukse
minderheid beter geïntegreerd.
3) Surinamers.
Vanaf jaren 70 vorige eeuw. Cijfers CBS laten zien dat Surinamers bij de
best presterende migrantengroepen zitten (voltooide opleidingen,
arbeidsdeelname, verhuizen naar zogeheten poldersteden).
4) Antillianen.
kwamen zo’n 10 jaar later, bij gebrek aan perspectief op een goed leven in
de eigen regio. Wat betreft arbeidsdeelname en voltooien van opleidingen
scoren zij als groep slecht. Vooral op gebied van criminaliteit minder
gunstige reputatie. Terwijl bij andere groepen allochtonen (bijv.
Marokkaanse en Turkse Nederlanders) het criminaliteitscijfer na het 20 ste
levensjaar daalt, is dat bij Antilliaanse Nederlanders niet het geval. Bij hen
daalt dat pas na hun 40ste.
5) Gastarbeiders
In de jaren 60 begon een grootscheepse migratie van mensen uit de
landen rondom de Middellandse Zee naar West-Europa. Kwamen op
kortlopende contracten en was niet de bedoeling dat ze zich definitief in
ons land zouden vestigen (voornamelijk Turken en Marokkanen zijn hier
gebleven). Tegenwoordig zijn gezinshereniging en gezinsvorming de
belangrijkste migratiemotieven voor mensen uit Turkije en Marokko.
6) Asielmigranten
asielzoekers land van herkomst om verschillende redenen verlaten. Er is
nog niet vastgesteld of ze voldoen aan de vereisten voor een asielstatus.
vluchteling iemand die zijn land heeft verlaten omdat hij gegronde
redenen heeft om in zijn land van herkomst te vrezen voor vervolging
vanwege ras, godsdienst, nationaliteit of politieke overtuiging.
Omdat NL nog geen immigratiewetgeving heeft, zien zij de asielprocedure
als oplossing. Van de asielzoekers blijft nog geen 10% in NL. Heeft te
maken met strenge toelatingseisen, slechte economische perspectieven en
toegenomen vreemdelingenhaat.
7) Immigranten uit Europa
neemt sinds 2006 weer toe. Betreft Nederlanders die terugkomen en
burgers van de Europese Unie, met namen uit Duitsland en Polen (Polen
zijn grootste groep immigranten)
8) Illegalen
aanscherpingen van het vluchtelingenbeleid hebben geleid tot een
, toename van aantal illegaal in NL gevestigde immigranten. Geen erkende
status als vluchteling geen verblijfsvergunning.
Na Tweede Wereldoorlog vertrokken veel Nederlanders naar Canada en andere
overzeese landen. Toen de Nederlandse economie in de jaren 60 begon te
bloeien, kwam de stroom emigranten tot stilstand.
Migratiesaldo, actuele ontwikkelingen:
Omvang van de bevolking hangt samen met 2 factoren: geboortesaldo en het
migratiesaldo.
Geboortesaldo: natuurlijke aanwas – sterfte. Is gering maar wel positief.
Migratiesaldo: verschil tussen het aantal immigranten en het aantal emigranten.
Culturele vervlechtingen:
Kenmerken van culturele globalisering:
Wereldwijde verspreiding van merkartikelen (bijv. Coca-cola, Mc Donalds)
en cultuursymbolen, zoals Hollywoodfilms, popmuziek en sporthelden.
Elektronische massamedia zijn mondiaal te ontvangen.
De Engelse taal fungeert overal als lingua franca.
Sociale contacten tussen mensen raken ‘gevirtualiseerd’ (anonimiteit van
mensen gaat op internet verloren).
De grote zichtbaarheid van de anderen leidt ook tot misverstanden,
onenigheid en afwijzing. Huntingdon voorspelde een clash of civilizations
(11 september 2001 bijv.).
De bron van islamisering die we bij veel allochtone jongeren zien, en soms
zelf radicalisering wordt in de laatste jaren steeds meer gezocht in hun
gevoel van uitsluiting.
Het vergrijzingsdebat:
Tekort aan jongeren op de arbeidsmarkt en aandeel 65-plussers neemt toe. Beide
argumenten leiden tot een pleidooi voor het aantrekken van meer migranten.
Ontgroening: sinds 1970 daalt het vruchtbaarheidscijfer.
Vervangingscijfer: aantal kinderen dat nodig is om op termijn de vader en moeder
te ‘vervangen’.
Bluecard-regeling (werkvergunningsregeling): Om kennismigranten de toegang
tot het land te vergemakkelijken.
De Nederlandse regering ziet niets in vergroting van de immigratie teneinde het
probleem van vergrijzing en ontgroening tegen te gaan. De Raad van Economisch
Adviseurs (REA) van de Tweede kamer ziet alternatieve oplossingen voor het
probleem van vergrijzing.
1) Benutten arbeidsreserve (werkelozen, parttimers, niet werkende vrouwen
enz.)
2) Selectieve immigratie. Hierdoor kan het ontstaan van knelpunten in
bepaalde sectoren worden tegengewerkt. Geschikte arbeidskrachten
komen inmiddels voor de kennismigrantenregeling in aanmerking.
Het integratiedebat:
, Gaat over de vraag wat er verkeerd ging en hoe nieuwkomers beter geïntegreerd
raken in NL.
De immens gegroeide Nederlandse ‘immigratie-industrie’ kreeg beschikking over
budgetten van miljarden euro’s. Toch bleek haar effectiviteit vrijwel nihil te zijn.
Ook etnische segregatie werkt de integratie van immigranten tegen (verschillen
tussen witte en zwarte scholen en tussen witte en zwarte wijken in Nederland zijn
relatief groot).
Een ander groot probleem is het functioneren van Nederlandse instituties als het
onderwijssysteem (lager en middelbaar onderwijs fungeert hier als ‘afvalbak’ van
het onderwijssysteem).
Immigranten van buiten de EU zijn verplicht een inburgeringstoets te doen
om een permanente vergunning te
krijgen.
Hoofdstuk 2 Wij en zij:
Identiteit: zelden zal iemand zijn identiteit aan
slechts één groep ontlenen. Vrijwel iedereen
heeft een meervoudige identiteit (econoom,
hetero, houdt van Chinees eten enz.).
Polarisatie: hoe sterker mensen zich met een
groep verbonden voelen, des te belangrijker en
positiever wordt voor hen ook de (eigen)
groepsidentiteit en soms is het belangrijk voor die identiteit om zich te kunnen
afzetten tegen andere clubs (ajax – psv). Polarisatie van gevoelens positieve
gevoelens voor eigen club en negatieve gevoelens voor de andere club worden
sterker.
Het ‘wij-gevoel’ van een groep kan samengaan met een bepaald beeld van de
‘zij-groep’.
Vooroordelen: stabiele en consistente negatieve attitudes tegenover een
andere groep of een individu, omdat hij tot deze groep wordt gerekend.
Sociale identiteitstheorie:
De gelijkheids-attractiehypothese van Byrne (1971) zegt dat mensen zich tot
gelijken aangetrokken voelen.
Out-group-denigration verschillen tussen de eigen groep en de andere groep
worden zo groot mogelijk gemaakt. Tegelijkertijd worden de verschillen binnen de
eigen groep klein gehouden en worden mensen van de eigen groep bevoordeeld
(in-group favoritism).
Een verklaring voor de neiging de voorkeur te geven aan de eigen groep ligt in de
sociale identiteitstheorie (Tajfel en Turner 1986). Deze theorie stelt dat het
zelfbeeld van mensen een persoonlijke en een sociale identiteit bevat. Deze
theorie wordt ook wel sociale categorisatietheorie genoemd. Door de
categorisatie van ‘wij’ versus ‘zij’ worden groepen zichtbaarder en elkaar
afgebakend.