Klapper
Algemeen leerproblemen (Minnaert)
Hallahan & Kauffman: Learners with learning disabilities.
“Special educators”:
- begrijpen hoe veranderingen het veld van special onderwijs invloed heeft op de professionele praktijk,
inclusief assessment, instructieplanning, implementatie en programma evaluatie.
- kennen de overeenkomsten en de verschillen in menselijke ontwikkeling en de karakteristieken tussen
individuen (met of zonder beperking).
- beschikken over een repertoire aan evidence-based instructie strategieën om instructie te
individualiseren voor kinderen met speciale behoeften
- gebruiken de resultaten van de assessments om leerbehoeften te identificeren en om
instructieprogramma’s te ontwikkelen en te implementeren.
Alle leraren:
- begrijpen de centrale concepten, gereedschappen van onderzoek en de structuur van de discipline die
ze lesgeven, en kunnen leerervaringen creëren dat deze aspecten betekenisvol maken voor de leerling.
- begrijpen hoe kinderen leren en ontwikkelen, en kunnen leermogelijkheden bieden, die de
intellectuele, sociale & persoonlijke ontwikkeling bevorderen
- begrijpen en gebruiken een variëteit aan instructiestrategieën om de ontwikkeling van de leerlingen te
bevorderen (kritisch denken, probleemoplossend vermogen en prestatievaardigheden).
- begrijpen en gebruiken van formele en informele assessment strategieën om intellectuele, sociale en
fysieke ontwikkeling van het kind te evalueren.
Misconcepties over lerenden met leerproblemen
Mythen Feiten
RTI is een foutenvrije manier om te bepalen of Er moet nog veel meer onderzoek naar worden
een leerling een leerstoornis heeft gedaan
Dat er zo veel verschillende definities zijn, Er zijn twee algemene definities aangenomen en
betekent dat dit veld chaotisch is er is geen sprake van grote chaos. Alle definities
hebben iets gemeenschappelijks
De enorme toename van de prevalentie komt door Deels waar, maar komt ook grotendeels door
slordige diagnostiek sociale/culturele redenen.
We weten erg weinig over oorzaken Er is geen eenduidige oorzaak, maar recent
onderzoek laat ons zien dat er relaties zijn tussen
neurologische dysfuncties en leerstoornissen.
Gestandaardiseerde tests zijn het meest bruikbaar Nee, want dit laat niet zien waarom het kind
problemen heeft en waar. Formele, informele en
authentieke tests laten zien wel zien, incl. sterke
en zwakke kanten.
Wiskundige/rekenproblemen zijn relatief Zijn de tweede meest voorkomende problemen.
zeldzaam
We moeten ons geen zorgen maken over het Veel kinderen met leerstoornissen ontwikkelen
sociaal-emotioneel welzijn van kinderen met problemen op sociaal-emotioneel gebied.
leerproblemen
De meeste kinderen groeien wel over hun Leerproblemen blijven ontstaan in de
problemen heen volwassenheid. Ze moeten er mee leren omgaan.
,IQ en prestaties op school zijn de beste De beste voorspellers zijn doelen stellen,
voorspellers voor succes in volwassenheid realistische acceptatie van zwaktes en het
vermogen om verder te bouwen op de sterke
kanten van het kind.
Definitie
Vroeger werd het ook wel minimal brain injury genoemd of een trage leerling.
Minimal brain injury refereert naar de gedragsproblemen, maar er zijn dan geen neurologische
aanwijzingen. De term is dus niet goed gekozen.
De term leerstoornissen/-problemen is ontstaan doordat duidelijk werd dat veel leerlingen achter liepen
in het onderwijs. Ze waren slim genoeg, hadden vaak een gemiddeld IQ.
Er zijn maar liefst 11 definities van leerproblemen. Er zijn twee algemeen aanvaardbare:
De federale definitie
De term ‘specifiek leerprobleem’ betekent een stoornis in 1 of meer basis psychologische processen, die
betrokken zijn bij oa het begrijpen en gebruiken van taal, gesproken of geschreven, wat zorgt voor een
verminderd vermogen om te luisteren, denken, praten, lezen, schrijven, spellen of rekenen.
Disorders: deze term bevat oa condities als perceptuele stoornissen, hersenbeschadiging, minimal brain
dysfunction, dyslexie, ontwikkelingsproblemen.
Deze term gaat niet over een leerprobleem als gevolg van een visuele, gehoor- of motorische beperking of
mentale retardatie, emotionele problemen of omgevings-/culturele of economische factoren.
De “National Joint Committee for Learning Disabilities Definition”(NJCLD)
Ze maakten een eigen definitie omdat ze het niet echt eens waren met bovenstaande op de volgende
punten:
- refereren naar psychologische processen
dat zou betekenen dat kinderen met extra ondersteuning het wel zouden kunnen, maar dat is
niet zo gebleken. Er zit meer achter dan alleen psychologische processen
- het weglaten van de intrinsieke aard van leerproblemen
De federale definitie zegt niets over causale factoren.
- het weglaten van volwassenen
Het is een levenslange conditie.
- weglaten van zelf-regulatie en problemen in de sociale interactie
Kinderen met leerproblemen ervaren meer problemen in zelfregulatie en sociale interacties
- Inclusie van termen die moeilijk te definiëren zijn.
De federale definitie gebruikte vage termen, zoals perceptuele handicaps en dyslexie.
- Verwarring over de exclusiecriteria
Bovenstaande definitie ging niet over problemen t.g.v. andere factoren. Maar NJCLD zegt dat er
meerdere stoornissen naast elkaar kunnen voorkomen.
- Inclusie van spelling
volgens NJCLD was het niet nodig om spellingg te noemen.
De volgende definitie is daaruit gekomen:
Leerproblemen is een algemene term dat verwijst naar een heterogene groep van stoornissen, dat zorgt
voor problemen bij het luisteren, praten, lezen, schrijven, redeneren en rekenen. De stoornissen zijn
intrinsiek; zitten in het individu, en komt door een stoornis in het zenuwstelsel. Deze stoornis houdt
iemand een leven lang. Problemen in zelfregulatie en sociale interacties kunnen voorkomen, maar zijn
,geen hoofdkenmerken van leerproblemen/-stoornissen.
Leerproblemen kunnen voorkomen naast andere stoornissen, maar zijn geen gevolgen van deze
stoornissen.
Identificatie procedures
> Achievement-ability discrepantie
- traditionele benadering
- er moest een discrepantie zijn tussen de vermogen en datgene wat je liet zien.
- dit werd vaak getest dmv IQ-test.
- dit is geen accurate manier IQ scores van leerlingen met leerproblemen zijn een onderschatting,
omdat je eigenlijk performance-IQ meet.
- IQ is niet echt een sterke voorspeller van het totale vermogen van iemand.
- het gebruiken van deze discrepantie is waardeloos in de vroege schooljaren
- wordt ook wel het wait to fail model genoemd.
> Response to Intervention (RTI)
- alternatieve optie
- intensieve instructive wordt geboden. Als op een bepaald punt een leerling nog steeds geen vooruitgang
heeft geboekt, is er sprake van leerstoornis/-probleem.
- veel mensen denken dat hier nog niet genoeg onderzoek naar is gedaan.
Een aantal vragen mbt RTI:
- hoe moet de interventie er uit zien? Gelijk voor elke leerling?
- hoe wordt het geïmplementeerd?
- wie moet de interventie uitvoeren?
- welke criteria gebruiken we om de responsiviteit te meten?
- hoe intens moet de interventie zijn?
- hoe lang moet de interventie duren voordat iemand wordt gediagnosticeerd?
- als een leerling wel een beetje reageert, garandeert dit dan dat hij geen leerprobleem heeft?
vooral die laatste twee vragen zijn belangrijk. Sommige mensen zeggen dat dit ook een soort wait to
fail model is.
Maar een groot voordeel van dit model is dat men slechte prestaties niet direct linkt met een
leerstoornis, maar ook kijkt naar de instructie en naar andere factoren.
Prevalentie
5-6% van leerlingen van 6-17 jaar. Leerstoornissen zijn de grootste categorie van het speciaal onderwijs.
De prevalentie is erg gestegen in de jaren 70. Sommige zeggen dat dit komt door overdiagnosticeren,
anderen zeggen dat sociale en culturele factoren een grote rol hierbij spelen. Bijvoorbeeld armoede.
Jongens : Meisjes 3:1. Sommige onderzoekers zeggen dat dit biologisch bepaald is. Anderen zeggen
dat jongens vaker worden doorverwezen naar speciaal onderwijs door ander gedrag (zij zijn vaak drukker
bijv.)
Oorzaken
Vroeger zei men dat het iets met de hersenen te maken heeft(schade), maar tegenwoordig hebben we het
over een dysfunctie in het centrale zenuwstelsel.
Technieken die worden gebruikt om dit te meten: (f)MRI, fMRS en PET.
, - MRI: magnetische stralen door het hoofd en maakt kleine plakjes van de hersenen
- fMRI en fMRS: adaptaties van MRI. Deze worden gebruikt als de persoon een taak uitvoert.
- PET: wanneer de persoon een taak uitvoert. Persoon krijgt een beetje vloeistof in zich en de
scanner detecteert waar die vloeistof heen gaat en dus welke hersendelen actief zijn.
Structurele en functionele verschillen worden onderzocht tussen hersenen van kinderen met en zonder
leerstoornissen/-problemen. Bij leesmoeilijkheden is de linkerhersenhelft vaak wat zwakker/minder
actief. Maar dit is op groepsniveau!
Genetische factoren
Er is steeds meer bewijs dat leerproblemen erfelijk (kunnen) zijn.
Familiestudie: de mate waarin een bepaalde conditie voorkomt in een familie. 35-45%. Dit kan komen
doordat de ouders dit een soort van meegeven tijdens hun opvoeding, de manier hoe ze met hun
kinderen omgaan.
Erfelijkheidsstudies: prevalentie van monozygoten en dizygoten vergelijken om zo iets te kunnen zeggen
over de genen. Meer prevalentie bij monozygoten dus genen hebben er wel iets mee te maken!
Er is geprobeerd te kijken naar welke genen er bij betrokken zijn waarschijnlijk chromosoom 6 & 15
bij leesstoornissen
Teratogenen
Deze kunnen er voor zorgen dat hersenen vervormen of schade oplopen. Voorbeelden zijn alcohol,
drugs.
Medische factoren
Voorbeeld = prematuriteit te vroeg geboren. Risico op neurologische dysfuncties.
Assessment
Vier typen:
1. Gestandaardiseerde achievement-assessment
Evalueren van een persoon uit een grote groep, zodat de individuele score kan worden vergeleken met
een norm of gemiddelde.
Voorbeelden zijn: WIAT, WISC,
Beperking is dat niet duidelijk wordt waarom de leerlingen moeite hebben op bepaalde gebieden en
biedt dus geen mogelijkheid tot oplossingen.
2. Formatieve assessment
Het direct meten van gedrag van de persoon en het verloop hiervan meten. Geen vergelijking met
anderen.
Wordt gedaan door de leraar van het kind. De leraar observeert en houdt het gedrag van de leerling
frequent bij. De leraar gebruikt de formatieve evaluatie om de vooruitgang te meten van het kind
tegenover de te bereiken doelen. criterium-reference toetsen. De leraar gebruikt de info van de
evaluatie om de effectiviteit van het onderwijsprogramma te bepalen.
Een specifieke vorm van formatieve assessment = curriculum-gebaseerde assessment. Meet de prestaties
op het curriculum. Vergelijkt de prestaties van kinderen met leerproblemen met die van andere
kinderen met leerproblemen. Dit wordt gezien als meer relevant.
3. Informele assessment
De leerlingen werken aan iets, en de leraar maakt notities over wat goed gaat en wat minder.