Week 1
Hoofdstuk 1, 2 & 9 van het boek
Overeenkomstenrecht = boek 6, 7, 7A en 8. Overeenkomstenrecht valt onder het
verbintenissenrecht. Wat dus weer samen met het goederenrecht onder het
vermogensrecht.
Het BW is de belangrijkste en meest omvattende wet op het privaatrechtelijke gebied.
Overheid kan privaatrechtelijk handelen, gemeentes, provincies en uitkeringsinstanties
hebben rechtspersoonlijkheid en kunnen net als burgers overeenkomsten sluiten. Denk aan
een ruimte afhuren etc.
Overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling waarbij 1 of meer partijen jegens elkaar
verbintenissen aangaan. Art. 6:213 BW. Als hier verbintenis uit voortvloeit kan deze een
verbintenis scheppende overeenkomst heten of een obligatoire overeenkomst.
Gelaagde structuur BW:
o Boek 1: Personen- en familierecht.
o Boek 2: Rechtspersonen
o Boek 3: vermogensrecht in het algemeen. (verbintenissenrecht en goederenrecht)
o Boek 4: Erfrecht
o Boek 5: Zakelijke rechten.
o Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht.
o Boek 7: Bijzondere overeenkomsten.
o Boek 7A: Bijzondere overeenkomsten vervolg
o Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
o Boek 10: Internationaal privaatrecht
Boek 9 is gereserveerd voor de rechten op voortbrengselen van de menselijke geest, dit moet nog
komen.
In conclusie behoren de boeken, titels, afdelingen, paragraven, leden en subs de gelaagde structuur
van het BW. Het BW gaat van algemeen naar bijzonder.
, Beginselen overeenkomstenrecht:
Contractsvrijheid: partijen zijn vrij om waar dan ook afspraken over te maken. Het mag niet
in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden. art. 3:40 BW
Pacta Sunt servanda: overeenkomst is overeenkomst, wat je hebt afgesproken moet je aan
voldoen.
Vormvrijheid: Je bent vrij in de vorm van de overeenkomsten. Uitzondering: als de wet
anders bepaalt zoals bij een koop van een woning.
Redelijkheid en billijkheid, vangnet: Hier kan je je bij de rechter op beroepen als je om wat
voor reden dan ook(wel echt redelijk) onder een overeenkomst wil uitkomen.
Bijzonder gaat voor algemeen.
Bronnen van verbintenis: uit de WET
Onverschuldigde betaling, art. 6:203 BW:
Iemand betaalt jou/maakt geld over naar jouw rekening per ongeluk. Hier ben je verplicht
om het geld terug te geven.
Ongerechtvaardigde verrijking, art. 6:212 BW:
Iets hebben gekregen wat niet eerlijk was. Zoals rente op een onverschuldigde betaling.
Zaakwaarneming, art. 6:198 BW:
Willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van een anders belang,
zonder de bevoegdheid daartoe te hebben
Begrippen:
Feiten zonder rechtsgevolg: recht verbindt geen gevolgen aan deze feiten.
Rechtsfeiten: recht verbindt hier wel gevolgen aan.
Handelingen: vereist een bewuste menselijke handeling voor rechtsgevolg
Blote rechtsfeit: vereist geen bewuste menselijke handeling voor rechtsgevolg (18 jaar
worden) het recht heeft hier een rechtsgevolg aan verbonden.
Rechtshandelingen, art. 3:33 BW:
Handeling waarbij je wil laat blijken.
Feitelijke handeling: menselijke handeling maar wil is niet vereist/ doet niet ter zake. Bestaat
uit:
Onrechtmatige daad, art. 6:162 BW :
Daad/handeling waarbij directe schade als gevolg ontstaat.
Rechtmatige daad, art. 6:198 BW:
Zaakwaarneming etc. Geregeld in boek 6 van BW.
Verbintenis: vermogensrechtelijke relatie tussen 2 of meer partijen waarbij 1 partij gericht is
op prestatie en de andere op betalen.
Overeenkomst: Afspraak tussen twee (of meer) partijen. Komt tot stand door een aanbod en
een aanvaarding.
Tenietgaan van een verbintenis: Nadat ieder z’n plicht die in de overeenkomst zijn
afgesproken nakomt. Houdt zij op te bestaan.
Rechtssubjecten: dragers van rechten en plichten.
Wanprestatie: 1 van de partijen komt de verbintenis niet goed na.
Wilsovereenstemming: beide partijen moeten willen dat ze een plicht op zich nemen waar
meestal een recht tegenover staat.
Rechterlijke dwangsom, art. 611a RV
Alimentatie verplichtingen art. 1:157 , 1:392 BW