H1 Een kleine historie van de zorgverbreding
Het begin
Pas een aantal jaar nadat de leerplichtwet werd ingevoerd (1900), ontstond er
een betrouwbaarder beeld van de aantallen probleemleerlingen en daarmee ontstond
een nieuw onderwijskundig probleem: de grote groep kinderen die niet in staat was
zonder meer het aangeboden onderwijs te volgen. In 1911 komt er een rapport uit
waarin wordt beschreven dat de overplaatsing naar ‘speciaal onderwijs’ het kind ten
goede komt en dat de gewone school ermee ontlast wordt.
Kinderen buiten regulier onderwijs plaatsen, kan positieve mogelijkheden bieden:
-aan speciaal onderwijs kan ontheffing verleend worden
-eventueel financiële steun
Er werd geëxperimenteerd met afzonderlijke klassen bij de lagere school; nadelen:
-de weg terug naar een gewone klas is moeilijk te realiseren
-negatieve etikettering: ‘mallenschooltje’.
In de jaren ’50 en ’60 ontstond veel ‘buitengewoon onderwijs’ nu ‘speciaal
onderwijs’ genoemd. Deze scholen richten zich op gespecialiseerd onderwijs aan
bijvoorbeeld: kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOM), moeilijk
lerende kinderen (MLK), blinde en slechtziende kinderen en kinderen met ernstige
spraakmoeilijkheden.
Daarnaast ontstonden Pedagogische Instituten (PI- scholen), daar werd
geobserveerd om vervolgens de kinderen juist te kunnen verwijzen. Er was in het
buitengewoon onderwijs sprake van kleine klassen en extra mogelijkheden in de
vorm van logopedie, psychologen, orthopedagogen rt’ers.
Beleidsverandering
In 1975 voerde met een aantal redenen waarom een heroriëntering op het
speciaal onderwijs nodig zou zijn:
- plaatsing zou een breuk in de continuïteit van de ontwikkeling teweegbrengen
- de verwachte resultaten werden lang niet altijd verwezenlijkt
- de werkwijzen verschilden niet fundamenteel van het basisonderwijs
- verwijzing zou negatieve etikettering tot gevolg hebben
- verwijzing haalde een kind uit de ‘eigen omgeving’
-het in stand houden was erg duur
, Vanuit de Innovatiecommissie Basisonderwijs (ICB) verscheen een reeks
beleidsnota’s. Veel van de ideeën die momenteel gelden, komen voort uit deze nota’s
en adviezen.
1e advies: de kleuterschool en de lagere school samenvoegen; de basisschool. De
continuïteit werd gehandhaafd en je kon als kleuter makkelijker doorstromen.
6e advies: er moest een schoolwerkplan komen en teamvorming werd belangrijk.
Hierdoor werd het onderwijs beter afgestemd op de individuele leerling en zou er
minder uitval; hier kwam niets van terecht. Verder stond er in dit advies dat er meer
samenwerking tussen speciaal- en regulier onderwijs. De aanwezige deskundigheid
op het speciaal onderwijs kon zo ook ingezet worden in het reguliere onderwijs, de
zorgbreedte werd vergroot. Ook hiermee werden minder verwijzingen niet bereikt.
Deze samenwerkingsprojecten brachten veranderingen in het speciaal onderwijs
teweeg. De nadruk kwam te liggen op werken met handelingsplannen.
Milieu en onderwijskansen
Kinderen uit cultuurzwakke milieus komen binnen met een taal- en
ontwikkelingsachterstand, waardor het voor hen moeilijk is het onderwijs zonder
meer te volgen. In eerste instantie werd verondersteld dat in deze lagere milieus
‘verborgen talent’ aanwezig zou zijn, dat naar boven zou komen wanneer de school
de kinderen maar op de juiste manier zou benaderen, deze veronderstelling bleek
grotendeels onjuist. Het onderwijs leek de kinderen uit gemiddelde sociale milieus te
bevoordelen. He tonderwijs werd gezien als ‘reproductie- instrument bij uitstek van
de sociale ongelijkheid.’ Vanuit deze visie werd er in ’70 het politieke doel: het
onderwijs laten aansluiten bij de kinderen uit de lagere sociale milieus. Er werd een
stimuleringsbeleid opgezet. Onder een nieuwe naam ontstond het
‘onderwijsvoorrangsbeleid’ dat later het GOA-beleid werd. De effecten zouden
volgens de Algemene Rekenkamer niet aantoonbaar zijn. Uiteindelijk is er op veel
scholen wel vooruitgang zichtbaar, men denkt dat dit door de ‘smalle aanpak’; de
nadruk op het aanleren van basisvaardigheden komt.
Zorgverbreding
In 1984 kwam er een nota uit waarin werd gesteld dat de school zijn zorg
systematisch zal moeten verbreden om zo meer leerlingen binnen de school te
houden. Dit heeft vergaande gevolgen voor het reguliere basisonderwijs: zowel
kwantitatief al kwalitatief zal het aanbod vergroot moeten worden. Er moet een
continuüm van zorg komen; men wil verschillende vormen van speciale zorg
integreren in het basisonderwijs. Dit effect van verbeterde zorgverbreding treedt niet
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Yvonnevk91. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.