Dit is een samenvatting van week 1 tot en met 5 van de literatuur. Ik heb hier het vak zonder moeite mee kunnen halen, maar de samenvatting is dus niet geheel volledig!
Algemeen:
EHRM: accusatoir stelsel:
- Positie van tegenspraak
- Focus op de zitting
Nederland: gematigd inquisitoir stelsel:
- Verdacht is onderwerp van onderzoek, beperkte procespositie
- Focus op vooronderzoek
Belang van horen verdachte vanaf begin onderzoek
De rechter kan geconfronteerd worden met een bekennende verklaring
afgelegd bij de politie en een ontkennende verklaring afgelegd ter zitting. Het
staat de rechter vrij alleen af te gaan op de verklaring afgelegd bij de politie.
Internationale rechtsbronnen: vooral EVRM
Uitwerking daarvan in strafvorderlijke regels
EVRM bepalingen hebben voorrang
Belangrijkste EVRM-bepalingen voor TT:
- 3 EVRM: onmenselijke behandeling; non-derogable
- 6 EVRM: eerlijk proces, diverse rechten: beginpunt: criminal charge
- 8 EVRM: recht op privacy (privéleven)
Art. 6 EVRM:
Het recht op een eerlijk proces
Bescherming bieden tegen een willekeurig optredende overheid
Art. 6 EVRM komt in beeld wanneer er sprake is van een criminal charge
Ook in belang van vooronderzoek
Niet naleving ervan ondermijnt de eerlijkheid van het gehele proces.
Wat behelst het onder andere?
- Behandeling binnen een redelijk termijn
- Nemo-teneturbeginsel (Jalloh, Gafgen)
- Onafhankelijke en onpartijdige rechter
- Onschuldpresumptie
- Op de hoogte worden gebracht van de beschuldiging
- Verdediging en rechtsbijstand
- Ondervraging van getuigen
Art. 3 EVRM:
Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke
vernederende behandelingen of bestraffingen.
Absoluut recht
Raakvlak zwijgrecht en nemo tenetur-beginsel
EHRM Jalloh
Drie categorieën:
, 1. Folteren (Gafgen II, r.o. 90)
2. Onmenselijke behandeling (Gafgen II, r.o. 91)
3. Vernederende behandeling (Gafgen II, r.o. 89)
Het verhoor:
Cautieplicht: Aan de verdachte dient voorafgaand aan het verhoor te worden
medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden. (art. 29 lid 2 Sv en HR
Nalatige inspecteur r.o. 5)
Is er sprake van een verdacht?
Van een verdachte is formeel sprake wanneer hij is aangehouden en anders
toetsen aan het materiële begrip (art. 27 lid 1 Sv)
Is er sprake van een verhoor? (HR Nalatige inspecteur r.o. 5O)
Alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar
1. Als verdachte aangemerkte persoon betreffende diens
2. Betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit.
HR plastic boodschappentasje: Geen sprake van verhoor. Op het moment dat de
man werd ondervraagd was hij nog geen verdachte. Cautie geven was niet
nodig.
HR spontane bekentenis: Wel sprake van verhoor. Verdachte is aangehouden en
daarna is hij ondervraagd. Er was sprake van een geconstateerd strafbaar feit.
Cautie had gegeven moeten worden.
HR Nalatige inspecteur:
Feiten: De verdachte had zijn auto met meer dan twee wielen op het trottoir
geparkeerd. Een dienstdoende verbalisant heeft dit opgemerkt. Hij heeft
verdachte eerst gevraagd of hij eigenaar en houder van het voertuig was en
vervolgens of hij dat voertuig zo had geplaatst zoals de verbalisant het had
aangetroffen. Verdachte heeft bevestigend geantwoord. De rechtbank stelde
vast dat aan de verdachte voorafgaande aan zijn verklaring niet is
medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was (art. 29 lid 2 Sv, cautie).
De rechtbank bepaalde echter dat het doen van die mededeling in die fase van
het onderzoek niet nodig was, omdat hier slechts sprake was van het ‘inwinnen
van informa2e’ en niet van een ‘verhoor’ zoals bedoeld in art. 29 lid 2 Sr.
Relevantie: De Hoge Raad oordeelde dat als ‘verhoor’ moet worden
gekwalificeerd ‘alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als
verdachte aangemerkt persoon betreffende diens betrokkenheid bij een
geconstateerd strafbaar feit’. De rechtbank had wegens de vaststelling van het
ontbreken van het geven van de waarschuwing zoals bedoeld in art. 29 lid 2 Sv,
de verklaring van de verdachte niet als bewijs mogen gebruiken, tenzij hij had
vastgesteld dat de verdachte door het ontbreken van de waarschuwing niet in
zijn belang kon zijn geschaad.
HR Plastic Boodschappentasje:
Twee agenten zagen een voor hun bekende man met een plastic
boodschappentasje over straat lopen. De agenten liepen naar hem toe en
vroegen wat er in het tasje zat. De man antwoordde hierop dat er vier boeken
inzaten. Toen de agenten vroegen waar hij deze boeken had gekocht,
antwoordde de man dat hij ze had gestolen. De agenten hielden de man
derhalve aan op verdenking van diefstal. De man verweerde zich door te stellen
dat zijn verklaring niet kan worden gebruikt, aangezien de agenten hem ontijdig
de cautie hebben gegeven.
, Rechtsvraag: Hadden de agenten voordat ze de vragen aan de verdachte
stelden de cautie moeten geven en mag de verklaring derhalve niet worden
gebruikt?
Antwoord: De verdachte werd door het hof veroordeeld voor diefstal. De Hoge
Raad overwoog dat op het moment dat de man werd ondervraagd, hij nog niet
werd aangemerkt als verdachte in de zin van art. 27 Sv. Hij werd pas gezien als
verdachte nadat hij de tweede vraag had beantwoord, namelijk dat hij de
boeken had gestolen. Omdat hij dit had verklaard voordat hij als verdachte
werd aangemerkt, was cautie aanzeggen niet nodig. Cautie aanzeggen moet
immers nadat iemand als verdachte is aangemerkt.
HR Spontane bekentenis:
Feiten: De verdachte in deze zaak bestuurde een auto zonder autogordel. Hij
kreeg een volgteken van de politie. De verdachte reed met hoge snelheid weg,
maar de verbalisanten wisten hem na een lange achtervolging aan te houden.
Op de vraag waarom hij was doorgereden, antwoordde de verdachte dat hij
twee kilo speed in de auto had liggen. Na het doorzoeken van de auto kwamen
de agenten inderdaad een plastic tas met speed tegen.
Rechtsvraag: was hier sprake van een politieverhoor en hadden de
verbalisanten de cautie hadden moeten aanzeggen alvorens de verdachte te
verhoren?
Antwoord: De Hoge Raad oordeelde dat gekeken moet worden naar het
moment waarop de vragen aan de verdachte werden gesteld. De verdachte
werd namelijk ondervraagd, nadat hij reeds was aangehouden. De vragen die
de opsporingsambtenaar in kwestie aan de verdachte stelde, betroffen zijn
betrokkenheid bij een strafbaar feit. Direct na de aanhouding hadden de
verbalisanten cautie moeten aanzeggen.
Cautie stappenplan:
1. Noem het wetsartikel waarin de cautie in staat (art. 29 lid 2 Sv)
2. Noem de strekking van dat art. 29 lid 2 Sv: Het behoeden van de verdachte
tegen ongewilde medewerking aan zijn eigen veroordeling.
3. Leg de begrippen verdachte en verhoor uit.
4. Toepassen op de casus
- Is er sprake van een verdachte?
- Is er sprake van een verhoorsituatie (HR Nalatige inspecteur r.o. 5)
5. Conclusie: Dus de cautie haf in de gegeven situatie wel/niet gegeven moeten
worden.
Voorbeeld:
Jennis rijdt na een avondje stappen in Amsterdam naar huis. Op de Overtoom
treft hij een politiefuik, waar een grootschalige alcoholcontrole wordt verricht.
Hij blaast en het apparaat geeft aan dat zijn ademalcoholgehalte te hoog is; hij
moet mee naar het bureau om daar aan een nadere controle onderworpen te
worden. Daar blijkt dat hij inderdaad teveel heeft gedronken om nog te kunnen
rijden. Vlak voordat de agenten hem willen heenzenden met de mededeling dat
hij nog wel bericht krijgt van het OM, blijkt uit de systemen dat Jennis in
verband wordt gebracht met een onlangs gepleegde inbraak. Daarbij is onder
andere een Rolex Daytona gestolen. Kennelijk heeft Benny –een van de
hoofdverdachten –Jennis’ naam in dat verband genoemd. Een agent ziet dat
, Jennis een duur horloge om zijn pols heeft en vraagt hoe hij daaraan komt.
Jennis zegt dat hij dit van een vriend gekregen heeft. Hij wordt gedagvaard ter
zake van de inbraak waarbij een Rolex Daytona werd buitgemaakt. Ter zitting
stelt de raadsman dat Jennis op het politiebureau ten onrechte de cautie niet is
gegeven en dat hij ten onrechte geen bijstand van een raadsman heeft gehad.
Vraag: Had de cautie in de casus gegeven moeten worden en had Jennis recht
op bijstand van een raadsman?
Antwoord: De verplichting tot het geven van de cautie staat in art. 29 Sv. Dit
houdt in dat de verdachte voorafgaand aan het verhoor wordt medegedeeld dat
hij niet verplicht is tot antwoorden. Onder een verhoor wordt verstaan alle
vragen aan een door een opsporingsambtenaar (i) als verdachte aangemerkt
persoon betreffende diens(ii)betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit
worden beschouwd. (i) Van een verdachte is formeel sprake als hij is
aangehouden en als dit niet het geval is wordt getoetst aan het materiële
begrip als bedoeld in art. 27 lid 1 Sv: als verdachte wordt aangemerkt degene
te wiens aanzien uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van
schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. Hierbij is het dus de vraag of uit de
feiten en omstandigheden noodzakelijk voortvloeit dat de opsporingsambtenaar
de betrokkene als verdachte heeft aangemerkt. Jennis’ kan als verdachte in de
zin van art. 27 Sv worden aangemerkt, nu één van de medeverdachten zijn
naam in verband met de inbraak heeft genoemd. Daarnaast is sprake van een
verhoorsituatie op het moment dat de agent aan Jennis vraagt hoe hij aan het
horloge komt, nu het eenzelfde horloge is als dat bij de inbraak is weggenomen.
Derhalve is dat een vraag die gaat over Jennis’ betrokkenheid bij een
geconstateerd strafbaar feit. De cautie is dus niet op optijd gegeven. Jennis
heeft dan ook recht op een advocaat voorafgaand aan dat verhoor (art. 28 Sv
en HR post salduz –niet verplicht).
Rechtsbijstand:
Salduz: Rechtsbijstand vanaf eerste verhoor, anders onherstelbare schendig art.
6 EVRM
- Mogelijkheid tot doen van afstand
HR Post-Salduz: Rechtsbijstand voorafgaand aan het eerste verhoor, niet tijdens
verhoor. (Behalve bij kinderen)
HR Salduz anno 2019: Rechtsbijstand tijdens eerste verhoor
Het recht op rechtsbijstand moet ook aan de verdachte worden medegedeeld:
- Aangehouden verdachte (art. 27c lid 3 Sv)
- Niet aangehouden verdachte (art. 27c lid 2 Sv)
Verhoor -> nemo tenetur-beginsel
Art. 29 lid 1 Sv
- Een verdachte hoeft niet aan zijn eigen veroordeling mee te werken
- Nemo tenetur-beginsel ligt besloten in art. 6 EVRM
- Ziet primair op het zwijgrecht
- Pressieverbod, ongeoorloofde druk
Iemand hoeft niet door eigen verklaringen aan zijn veroordeling bij de dragen
(EHRM Jalloh r.o. 3)
Uitzondering: Wilsonafhankelijk materiaal (zoals DNA) mag onder dwang
worden afgenomen. Echter, als de wijze van afname in strijd is met art. 3 EVRM,
kan het gebruik van het bewijsmateriaal wel een schending met art. 6 EVRM
opleveren.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper britnydewit. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,89. Je zit daarna nergens aan vast.