Week 1
Algemene inleiding
Algemeen: art. 3:1, 3:2 en 3:3
Bestanddeel: art. 3:4
Hoofdzaak: art. 5:14 lid 3
Definitie van vermogensrecht: art. 3:6
Afhankelijk recht: art. 3:7
- Verbonden aan een ander recht en kan alleen overgaan in samenhang met dat
recht.
Beperkt recht: 3:8
- Recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (moederrecht)
Absolute rechten: Zijn rechten die je tegen eenieder kan inroepen (bijvoorbeeld eigendom
en pandrecht)
Rechtsgevolgen:
- Jegens eenieder inroepbaar
- Zaaksgevolg: Het absolute recht volgt het goed
- Prioriteitsbeginsel: Een eerder gevestigd absoluut recht gaat boven een later
gevestigd absoluut recht.
Relatieve rechten: Zijn persoonlijke rechten, werken enkel tegen bepaalde mensen (bv
bruikleen)
Eigendom
Art. 5:1: Het eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben.
Een eigenaar heeft drie bevoegdheden:
1. Gebruiksrecht (art. 5:1 lid 2): Eigenaar heeft het recht om zijn eigendom met
uitsluiting van eenieder te gebruiken.
2. Beschikkingsbevoegdheid: Eigenaar is bevoegd om het eigendom te vervreemden
(art. 3:83) of te bezwaren (art. 3:83).
3. Revindicatie (art. 5:2): Eigenaar is bevoegd om het eigendom terug te vorderen.
Beperkingen gebruiksrecht (art. 5:1 lid 2):
- Rekening houden met rechten van anderen (bijvoorbeeld huur of vruchtgebruik)
- Rekening houden met wettelijke voorschriften (bijvoorbeeld burenrecht of
onrechtmatige hinder (art. 5:37)
- Rekening houden met regels van ongeschreven recht
- Misbruik van recht (art. 3:13)
Eigendomsverkrijging
Eigendomsverkrijging: art. 3:80 lid 1
Verkrijging onder algemene titel (art. 3:80 lid 2)
, - Erfopvolging
- Boedelmenging
- Fusie
- Splitsing
Verkrijging onder bijzondere titel (art. 3:80 lid 3)
- Overdracht
- Verjaring
- Onteigening
- Op overige in de wet aangegeven gevallen (voor zaken in titel 5.1, 5.2 en 5.3)
Originaire eigendomsverkrijging: Verkrijger ontleent zijn recht niet aan een
voorganger, maar er ontstaat een nieuw recht. Bijvoorbeeld bij zaaksvorming,
natrekking, verjaring, verkrijgende verjaring, vinder schap, occupatie en schatvinding.
Derivatieve verkrijging: De verkrijger ontleent zijn recht aan een rechtsvoorganger, er
wordt een al bestaand recht verkrijgen. Bijvoorbeeld door overdracht of
erfopvolging.
Verschil tussen deze vormen van verkrijging is van belang, aangezien tussen deze
vormen van derivatieve verkrijging de al bestaande rechten en plichten mogelijk
kunnen overgaan (bijvoorbeeld eigendomsvoorbehoud of beperkte rechten).
Eigendomsverkrijging zaken:
Roerende zaken:
- Toe-eigening
- Vinder schap (art. 5:5 jo 5:6)
- Schatvinding (art. 5:13)
- Natrekking (art. 5:14)
Bij natrekking wordt een zaak bestanddeel van een andere zaak, de hoofdzaak, en
verliest haar zelfstandigheid. Twee situaties:
Een van de twee zaken kan als bestanddeel worden aangemerkt: bijvoorbeeld
er wordt een toetsenbord aan een computer gesloten, het toetsenbord is
bestanddeel en de computer hoofdzaak. De regel is dat de eigenaar van de
hoofdzaak ook eigenaar van het bestanddeel wordt (art. 5:14 lid 1)
Er kan geen hoofdzaak worden aangewezen: Bijvoorbeeld als twee identieke
koperen buizen van verschillende eigenaren aan elkaar worden gelast. Beide
eigenaren zijn nu mede-eigenaren van de buis geworden.
Stappenplan:
1. Is de zaak roerend?
Art. 3:3
2. Is een zaak aan te merken als bestanddeel van een hoofdzaak?
Art. 3:4
HR Depex/Curatoren
HR Prorail/Rijswijk
3. Is een zaak aan te merken als hoofdzaak? (art. 5:14 lid 3)
Waardeverschil
, Verkeersopvatting
4. Is een hoofdzaak aan te wijzen?
Zo ja, conclusie eigenaar hoofdzaak is eigenaar geworden
Zo nee, art. 5:14 lid 2: mede-eigenaren
- Vermenging (art. 5:15)
Van vermenging is sprake als er twee roerende zaken zo worden gemixt, dat ze niet
meer van elkaar te onderscheiden zijn:
Wanneer gassen of vloeistoffen een mengsel vormen
Wanneer vaste zaken die in het verkeer slechts door vaststelling van maat,
getal of gewicht te plegen worden gehandelend, bijeen worden gevoegd
(bijvoorbeeld meel, graan, aardappels, ect.)
Indien er sprake is van vermenging in de zin van art. 5:15, dan de regels van
natrekking overeenkomstig toepassen.
Oneigenlijke vermenging: Zaken worden samengebracht, maar blijven
individualiseerbaar. Dan geen sprake van art. 5:15
Stappenplan:
1. Is er sprake van vermenging waarbij vermengde zaken zich tot één zaak
verenigen?
2. Zo ja, volg stappenplan natrekking, art. 5:14 wordt dan van overeenkomstige
toepassing verklaard.
3. Schrijf op: art. 5:15 jo 5:14 BW
- Zaaksvorming (art. 5:16)
Bij zaaksvorming wordt er door iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe
zaak gevormd. Hiervoor zijn twee vereisten:
Nieuwe zaak
Vormen, door menselijk handelen
(HR Kuikenboerderij)
Indien er sprake is van zaaksvorming:
Hoofdregel art. 5:16 lid 1: Wie uit een of meer roerende zaken een nieuwe
zaak vormt, maakt niet zichzelf, maar de oorspronkelijke eigenaar tot
eigenaar van de nieuwe zaak. Als meerdere eigenaars, dan eigenaar bepalen
overeenkomstig art. 5:14 BW.
Uitzondering (lid 2): Wie voor zichzelf een nieuwe zaak vormt of doet vormen
uit hem niet toebehorende roerende zaken, wordt eigenaar van de nieuwe
zaak, tenzij de kosten van de vorming dit vanwege hun geringe omvang niet
rechtvaardigen.
Voorbeelden van zaaksvorming:
A vormt voor zichzelf uit de zaak van B een nieuwe zaak: A wordt eigenaar,
want hij vormt voor zichzelf een nieuwe zaak uit andermans zaken (art. 5:16
lid 2)
A vormt voor B, als wederpartij van B, uit de zaak van C een nieuwe zaak: A
wordt geen eigenaar, want hij vormt niet voor zichzelf. B wordt wel eigenaar,
want hij doet voor zichzelf vormen uit de zaak van een ander.
, A vormt uit de zaak van B, een nieuwe zaak voor B: A wordt geen eigenaar,
want hij vormt niet voor zichzelf (5:16 lid 2). B wordt eigenaar ingevolge lid 1,
want A vormt een nieuwe zaak uit andermans zaak (namelijk uit die van B).
Stappenplan:
1. Is er sprake van zaaksvorming (art. 5:16 lid 1)? Twee vereisten
Nieuwe zaak (identiteit)
Vormen; door menselijk handeling (HR Kuikenboerderij)
2. Sprake van voor zichzelf vormt of doet vormen uit een of meer hem niet
toebehorende zaken?
Zo ja, 5:16 lid 2 (let op de tenzij clausule: tenzij de kosten van de vorming
dit vanwege hun geringe omvang niet rechtvaardigen)
Zo nee, 5:16 lid 1 jo. 5:14 (stappenplan natrekking)
Onroerende zaken:
- Natrekking door de grond (art. 5:20)
Art. 5:20: De grond trekt in principe alles na (lid 1 sub a-f)
Sub e: Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij
rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor
zover ze geen bestanddeel zijn van een anders onroerende zaak.
Arrest Portacabin gaat over de vraag of portacabin door natrekking onroerend
is geworden. Geeft handvaten hoe het begrip ‘duurzaam met de grond zijn
verenigd’ moet worden toegepast.
Stappenplan:
1. Is de zaak onroerend? -> art. 3:3
2. De grond trekt in beginsel alles na -> art. 5:20 lid 1 sub e
HR Portacabin: Wanneer duurzaam met de grond verenigd
Genotsrechten
Erfdienstbaarheid (art. 5:70)
Een erfdienstbaarheid is een last waarmee een onroerende zaak (het dienende erf)
ten behoeve van een andere onroerende zaak (het heersende erf) is bezwaard (5:70
lid 1)
Voorbeeld: rechten van overpad, weg, uitzicht, goot of boom op grens van erf, ect.
Inhoud van de last bestaat in een verplichting om op, boven of onder der beide erven
iets te dulden of niet te doen (art. 5:71 lid 1) of een doen met betrekking tot
onderhoud (art. 5:71 lid 2)
Erfdienstbaarheid ontstaat door vestiging of verjaring (art. 5:72)
- Vestiging: art. 3:81 jo. 3:98 jo. 3:89 (want onroerend). Let op: voor ontstaan heb
je ook een geldige titel (3:98 jo. 3:84) en beschikkingsbevoegdheid (3:98 jo. 3:84)
nodig.
- Verjaring: Te goeder trouw is 10 jaar (art. 3:99) en niet te goeder trouw is 20 jaar
(art. 3:105 jo. 3:306)
Uitleg erfdienstbaarheid geschiedt doormiddel van de akte (art. 5:73 lid 1 BW)