Minor: Criminologie en Strafrecht
School: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Vak: Criminologie
Actuele Criminologie. Hoofdstuk 1: Criminologie: een terreinverkenning
1.1 De opdracht van de criminologie
1 op de 5 Nederlanders worden persoonlijk slachtoffer van veelvoorkomende
criminaliteit.
Veel Nederlanders vindt dat de criminaliteit altijd maar toeneemt. Vooral ouderen
en lager opgeleiden vinden het vaakst dat de criminaliteit recent is toegenomen.
Daarnaast vinden ouderen, lager opgeleiden en autochtone Nederlanders het
vaakst dat de criminaliteit in Nederland een heel groot probleem is. Veel
Nederlanders voelen zich weleens onveilig en Nederlanders met een
migratieachtergrond geven aan zich vaker persoonlijk onveilig te voelen.
Men voelt zich bij het onderwerp ‘misdaad en straf’ in hoge mate emotioneel
betrokken. Bij de gedachte aan ernstige misdrijven identificeren de meeste
mensen zich automatisch meet het slachtoffer. Medeleven met het slachtoffer is
tevens een belangrijk motief voor hulpverlening aan slachtoffers.
Identificatie met het slachtoffer roept vaak in eerste instantie ook gevoelens van
huiver en angst op.
Neerwaartse vergelijking: de aantrekkelijkheid van criminele horrorverhalen
berust op het aangename gevoel dat men er zelf beter aan toe is dan het
slachtoffer. Dit verklaart de grote populariteit van berichten over misdrijven en
rechtszaken.
Ernstige misdrijven roepen naast empathie ook gevoelens van afschuw en woede
op. De gevoelens van morele verontwaardiging zijn vooral sterk als het
slachtoffer weerloos en onschuldig was, zoals kinderen. Boosheid roept vaak om
vergelding.
De Franse socioloog Durkheim heeft erop gewezen dat criminaliteit juist door het
oproepen van negatieve emoties een positieve sociale functie vervult. Door hun
gevoelens van morele verontwaardiging te delen, bevestigen de leden van de
gemeenschap elkaar in hun normbesef. Door de dader te veroordelen,
bevestigen het groepsleven hun collectieve besef van morele superioriteit (wij
zouden nooit zoiets doen). Tot slot fascineert misdaad. Willem Holleeder had
vroeger lang een heldenstatus. Beoefenaren van de zogenoemde drillrap
verheerlijken openlijk geweld en zijn vaak daadwerkelijk betrokken bij schiet- of
steekpartijen met rivaliserende groepen.
Bij een deel van de toeschouwers die zich met daders identificeren, roept deze
identificatie vervolgens schuldgevoelens op. Dit schuldgevoel kan leiden tot een
roep om strenge bestraffing van de dader. Hierdoor corrigeert men de eigen
criminele impulsen. De identificatie met daders kan ook gevoelens van
mededogen oproepen, dat wil zeggen voor daders die net zijn gearresteerd of die
na hun veroordeling een lange straf uitzitten. Juist de dader wordt dan als
slachtoffer gezien. Niet de dader van misdrijven, maar de politie fungeert dan als
zondebok voor gevoelens van onvrede over het overheidsbeleid of nabestaande
maatschappelijke misstanden.
,1.1.1 Het koele oog
Vanwege de vele identificatiemogelijkheden behoort criminaliteit, tot de favoriete
lees- en kijkonderwerpen van mediagebruikers. In hoogoplopende discussies over
individuele misdrijven en strafzaken kunnen bovendien onder de oppervlakte
sluimerende maatschappelijke kwesties tot ontlading komen, bijvoorbeeld de
Black Lives Matter- beweging en de MeToo-beweging.
Om te voorkomen dat de officiële reacties op crimineel gedrag al te zeer door
woede, angst of verontwaardiging worden beheerst, is in alle democratieën de
berechting van misdadigers grotendeels in handen van onafhankelijke
beroepsrechters gelegd. Ook criminologen hebben de missie om bij te dragen
aan een evenwichtige en humane reactie op misdrijven. Het is hun taan aan
politiefunctionarissen, OvJ, rechters, reclasseringsambtenaren, advocaten en alle
andere bij de strafrechtpleging betrokken functionarissen objectieve informatie
ter beschikking te stellen over de achtergronden van crimineel gedrag, de
effecten ervan op slachtoffers en de functies van straffen voor daders,
slachtoffers en de maatschappij. De criminologie probeert over dergelijke
gevoelige kwesties zo veel mogelijk zakelijke informatie te verzamelen en deze
systematisch te ordenen. Zij kan daarom worden beschouwd als het
onmiskenbare, koele oog van de strafrechtpleging en het criminaliteitsbeleid in
het algemeen.
Een criminoloog is iemand die zich beroeptshalve toelegt op de bestudering van
misdaad en straf, maar daarbij net als de rechtr, het hoofd koel probeert te
houden, juist wanneer de emoties bij anderen hoog oplopen. Hij of zij streeft bij
zijn of haarr oordeelsvormign naar een zo groot mogelijke mate van objectivteit.
Pas als alle relevante empirische feiten en thoretische inzichten grondig zijn
overwogen, komt de criminoloog toe aan zijn eigen, al dan niet politiek
gekleurde, oordeel.
1.2 Wat is criminologie?
1.2.1 Criminologie als praktijkgerichte wetenschap
Criminologie: De criminologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de
bestudering van aard en achtergronden van menselijke gedragingen die door de
wetgever strafbaar zijn gesteld en van de wijze waarop de overheid en de
overige maatschappij daarop reageert.
Volgens deze definitie wordt het wetenschappelijk object (de criminaliteit) dus
bepaald door de inhoud van de strafwetgeving. De criminoloog bestudeert
gedragingen die door de nationale of internationale wetgever strafbaar zijn
gesteld. Binnen dit strafbaar gestelde gedrag kan onderscheid worden gemaakt
tussen gedragingen die naar hun aard moreel verwerpelijk zijn, zoals moord,
verkrachting of diefstal (ook wel de mala in se) en gedragingen die door de
overheid verboden zijn op praktische gronden, zoals verkeersovertredingen (ook
wel de mala prohibita).
De criminologie is een ervaringswetenschap, ook wel empirische wetenschap, dat
wil zeggen een wetenschap die door het doen van waarnemingen kennis
probeert te vergaren over haar studieonderwerp.
De criminoloog is gericht op het verzamelen van kennis over een van de oudste
en belangrijkste vormen van overheidsbeleid, namelijk het tegengaan van
criminaliteit, tegenwoordig aangeduid als het binnenlandse veiligheidsbeleid. Er
is binnen de criminologie sprake van een veelheid van theoretische
gezichtspunten van waaruit de misdaad wordt beschouwd, zoals de economische,
sociologische, psychologische en biosociale richtingen.
1.2.2 What’s in a name?
,Tegenwoordig worden de woorden als delinquentie (iemand de fout is ingegaan),
criminaliteit en crimineel gedrag gebruikt, in plaats van misdaad en misdadigers.
Deze laatste woorden zijn nog wel gebruikelijk in de georganiseerde misdaad.
1.2.3 De relativiteit van het begrip criminaliteit
Criminalisering: de invoering van nieuwe wettelijke bepalingen, waardoor op
bepaalde gedragingen strafsancties worden gesteld.
Decriminalisering: het schrappen en van bestaande strafbepalingen.
De consequentie van dergelijke verschillen in wetgeving tussen verschillende
landen is dat het wetenschappelijke object van de criminoloog tot op zekere
hoogte zowel tijd- als plaatsgebonden is.
1.3 De geschiedenis van de criminologie
Voor een goed begrip van de hedendaagse criminologie is enig inzicht in de
geschiedenis van het vak nodig. Het is lastig om te oordelen waar je moet
beginnen. De criminologie als wetenschappelijke discipline bestaat pas zo’n 150
jaar. Opvattingen en geschriften over misdaad en straf gaan veel verder terug in
de tijd.
1.3.1 Van de klassieke oudheid tot de middeleeuwen
Een van de oudste bekende geschriften over misdaad en straf betreft de wetten
die in circa 1750 voor Christus werden opgesteld door koning Hammurabi van
Mesopotamië. Hammurabi schreef de Codex naar eigen zeggen om de goden te
behagen.
Denken over misdaad en straf vinden we ook terug bij de oude Grieken. In zijn
invloedrijke geschrift ‘De Staat’ maakte filosoof Plato een onderscheid tussen drie
soorten mensen op basis van hun zielsdeel. De hoogste klasse zijn de wijsgeren.
De laagste klasse mensen wordt gedreven door begeerte en genot.
Het huidige recht in Europese landen is in belangrijke mate gebaseerd op het
oude Romeinse recht. Het Romeinse recht was beperkt tot misdrijven tegen de
staat of de openbare orde, zoals landverraad en godslastering. Zaken die
tegenwoordig onder het strafrecht vallen zoals mishandeling of diefstal werden
vroeger gezien als conflicten tussen burgers. Het was de taak van de
familieoudsten om conflicten met andere families te beslechten. Vrouwen,
kinderen en slaven waren in het Romeinse recht geheel rechteloos.
Na het uiteenvallen van het Romeinse rijk bleven de gebieden die tot het
Romeinse rijk behoorde het Romeinse recht gebruiken en verder ontwikkelen.
Daarbij werden inheemse gebruiken en rechtsregels geïncorporeerd. Voorbeeld:
de Germanen creëerden een rechtstelsel dat vooral was gericht op het oplossen
van conflicten tussen stammen of leden van een stam. Het Germaanse stelsel
wordt door keizer Karel de Grote ontwikkeld. In dit model waren de belangrijkste
partijen die werden geschaad door een misdrijf niet langer het slachtoffer en zijn
of haar familie, maar de wettige vorst en God zelf. In de middeleeuwen en ook
daarna werd crimineel gedrag niet gezien als een conflict tussen burgers, maar
als manifestatie van het kwade en de zondige mens die volgens het Christelijke
geloof in ons allen zit.
Op het Europese continent verschoof het strafproces van een accusatoir naar een
inquisitoir systeem. In een accusatoir systeem worden misdrijven beschouwd als
particuliere aangelegenheden waarvan de oplossing door overheidsbemiddeling
tot stand komt. In een inquisitoir systeem worden misdrijven gezien als
schendingen van het vorstelijk vredesgebod waartegen dus de overheid met
inzet van alle middelen dient op te treden.
1.3.2 Van de Renaissance naar de Verlichting
, In het humanisme was levensbeschouwing niet langer gebaseerd op het
goddelijke en wat de kerk daarover voorschreef, maar op de ratio en universele
waarde zoals menselijke waardigheid. De bekendste Nederlandse denker op dit
terrein is Coornhert. Coornhert maakte zich zorgen over het hoge niveau van
criminaliteit dat hij in zijn samenleving waarnam. Volgens hem was de doodstraf
niet afschrikwekkend genoeg, daarom deed hij een pleidooi voor werkstraffen die
nog afschrikwekkender zouden zijn en ontwikkelde hij een voorstel voor
dwangarbeid op roeischepen die het openbaar vervoer tussen de Hollandse
steden zouden kunnen vormen. Coornhert pleitte voor de bouw van
gevangenissen en in gevangenissen moesten gedetineerden zware arbeid
verrichten.
1.3.3 De klassieke school
Aan het einde van de zeventiende eeuw ontstond een culturele stroming en
intellectuele beweging die is aangeduid als ‘de verlichting’. Het idee dat de mens
in staat is door de rede de wereld te begrijpen en te verbeteren ontstond.
Verlichters wilden de absolute macht van de vorst aan banden leggen, rechtelijke
willekeur voorkomen en wrede straffen uitbannen. De meest invloedrijke
uitdrager van deze verlichte ideeën over misdaad en straf is Cesare Beccaria,
een Italiaanse filosoof. Beccaria was een volgeling van een belangrijke Franse
verlichtingsdenker Jean-Jacques Rousseau, volgens wie wetten een maximaal
geluk voor een maximaal aantal mensen dienen te bewerkstelligen. Volgens
Rousseau berust de rechtsmacht van de staat op een maatschappelijk contract
dat de burgers vrijwillig zijn aangegaan. Criminaliteit was volgens Beccaria een
overtreding van dat contract en zou ook alleen in de mate van de inbreuk op het
contract moeten worden bestraft (proportionaliteitsbeginsel). Strafzekerheid was
belangrijk, maar de straf moest dan wel op maat zijn (gelijkheidsbeginsel), op
basis van duidelijke wetten opgelegd (legaliteitsbeginsel) en niet willekeurig. De
beginselen van Beccaria staan tegenwoordig bekend als de klassieke
strafrechtfilosofie.
1.3.4 De positivistische school
De negentiende eeuw kenmerkte zich door een sterke ontwikkeling in
technologie en wetenschap, waaronder de sociale wetenschappen en de
statistiek. Dit leidde tot een ander mensbeeld waarin het idee van de rationeel
handelende mens op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten werd
bestreden als fictie. Het denken over misdaad en straf werden sterk beïnvloed
door de natuurwetenschappen. Dit leidde tot een meer deterministisch
mensbeeld: de vrijheid van handelen van de mensen wordt sterk beperkt door
mogelijkheden en omstandigheden. Menselijk gedrag wordt bepaald door
factoren waarop die mens zelf weinig invloed heeft. Deze stroming wordt positief
of positivistisch genoemd, niet omdat het per se een optimistisch mensbeeld
bood, maar omdat men dacht dat het menselijk gedrag met de methoden van de
natuurwetenschappen bestudeerd kon en moest worden. De positivistische
school had een empirisch ideaal: dat de werkelijkheid door wetenschappelijk
onderzoek valt waar te nemen en te verklaren. Het gevangenzetten van
misdadigers zou niet gericht moeten zijn op leedtoevoeging, maar op behandelen
en het voorkomen van herhaling.
1.3.5 De Italiaanse antropologieschool
Antropologie is de studie van de mens. Deze stroming zocht de oorzaken van
crimineel gedrag in de mens zelf en was sterk beïnvloed door de medische
wetenschap. De belangrijkste naam die verbonden was met deze stroming is de