IPO aantekeningen 1B
College 1: Orthopedagogiek en externaliserende gedragsproblematiek
Orthopedagogiek: wetenschap van de bijzondere of specifieke opvoeding en het in de ontwikkeling
belemmerde kind. Het is gericht op het voorkomen en terugdringen van opvoedingsproblemen.
Orthopedagogiek heeft veel raakvlakken met andere disciplines, maar onderscheid zich door het
bezien vanuit perspectief van de opvoedingsdynamiek.
Opvoeding (Kok): wederzijdse beïnvloeding van opvoeder en kind, het is een dynamisch proces: het
kind ontwikkelt zich vanuit innerlijke drang en de opvoeder speelt in op de opvoedingsbehoefte.
Problematische opvoedingssituatie (Ter Horst): situatie tussen opvoeders en kind, die
perspectiefloos wordt ervaren en waarbij hulp van buitenaf nodig is om weer perspectief te bieden;
opvoeden als middel om tot positieve ontwikkelingsuitkomsten te komen.
Goodness of fit (Thomas en Chess): afstemming tussen omgeving en individuele kenmerken van kind;
optimaliseren van eisen en verwachtingen van omgeving aan temperament van het kind.
Empirisch-analytische benadering: een evidence-based systematische en methodische manier van
kennisvermeerdering.
Orthopedagogiek is een handelingswetenschap die met haar kennis het handelen van opvoeders en
hulpverleners moet ondersteunen.
empirisch: theorievorming ter verklaring van problemen -> praktijk moet zelf de vertaalslag
maken (top-down).
praktisch: ontwikkeling van vaardigheden -> praktijk moet aanpak kunnen verantwoorden
(bottom-up).
Antisociaal/externaliserend gedrag: onwenselijk, schadelijk, opstandig, agressief en/of delinquent.
Externaliserend gedrag is een normaal onderdeel van de ontwikkeling, maar soms is er sprake van
een stoornis (classificatiesysteem DSM-5):
Oppositioneel opstandige gedragsstoornis (oppositional defiant disorder, ODD): kinderen
zijn vaak geïrriteerd en zijn snel wraakzuchtig, waardoor de omgeving er last van heeft.
Normoverschrijdende gedragsstoornis (conduct disorder, CD): het kind overschrijd de basale
rechten van anderen en overtreed de wetten of regels.
Gedragsstoornissen zijn stabiel
Theoretische kaders van Bronfenbrenner: probleemsituatie kan alleen begrepen worden in de
context van de omgeving van het kind:
1. microsysteem: de onmiddellijke omgeving (bv. familie, vrienden en school)
2. mesosysteem: alle microsystemen samen (verbindingen tussen microsystemen)
3. exosysteem: indirecte invloeden (bv. zorgstelsel)
4. macrosysteem: culturele invloeden (bv. politiek en economie)
5. chronosysteem: tijd, historische gebeurtenissen
In ieder systeem zijn risico- en beschermingsfactoren aanwezig.
Sociale leertheorie (Bandura): de kans op gedrag neemt toe door positieve bekrachtiging (operante
conditionering), vervolgens leren mensen door observational learning: imitatie en observationele
bekrachtiging. Experiment: kinderen krijgen nieuw speelgoed en bekijken voor het filmpje van een
volwassene die hiermee speelt. Wanneer de volwassene agressief met het speelgoed omging deden
de kinderen dit ook. Conclusie: agressief gedrag wordt door omgeving bepaald.
, Ook kindfactoren, temperament van het kind, kunnen met temperamentmodellen worden gebruikt
als voorspeller van gedragsproblemen.
Persoonlijkheid wordt ingedeeld door in de Big Five personality traits:
extraversie: mate waarin iemand gericht is op sociale contacten.
welwillendheid: mate waarin iemand empathie heeft
consciëntieusheid (nauwgezetheid): mate van zelfcontrole
emotionele stabiliteit: zelfvertrouwen
openheid/vindingrijkheid: nieuwsgierigheid en creativiteit
Vooral een lage welwillendheid en consciëntieusheid zijn gerelateerd aan externaliserend gedrag.
De HiPIC is een vragenlijst die de persoonlijkheidskenmerken kan meten.
De gecombineerde effecten van opvoeden en persoonlijkheid (Prinzie): longitudinale studie, waar
uitkwam dat disfunctioneel ouderschap en persoonlijkheid beide geassocieerd zijn met antisociaal
gedrag.
Psychobiologisch persoonlijkheidsmodel: kinderen die niet erg empatisch zijn laten meer
externaliserend gedrag zijn bij overreactiviteit van ouders. Kinderen die erg empatisch zijn laten
weinig verschillen in gedrag zien bij overreactie.
Interventies bij externaliserende gedragsproblematiek zijn evidence-based, er wordt onderzoek
gedaan naar de effectiviteit van interventies en hoe ze verbeterd kunnen worden.
Databank Effectieve Jeugdinterventies (Nederlandse Jeugd Instituut, NJI): informatie over de aard en
werkzaamheid van interventies.
Oudertrainingen: gericht op ouders om effectieve opvoedingsstrategieën aan te leren waardoor het
gevoel van competentie wordt vergroot. Op deze manier wordt de opvoeding en het gedrag van het
kind verbeterd:
sensitief reageren op signalen van kind
duidelijke regels en grenzen consequent doorvoeren
prijzen van gewenst gedrag en negeren van ongewenst gedrag
positieve interacties stimuleren, communicatie verbeteren (verbeteren relatie)
Multisysteem therapie (MST): met verschillende methoden risicofactoren verminderen en
beschermende factoren versterken (Bronfenbrenner’s sociaal-ecologische gedragstheorie): ‘werken
op maat’ en gebruik maken van gezinstherapie, individuele cognitieve gedragstherapie
en praktische hulp.
Ouders krijgen door de MST al snel een gevoel van competentie, wat leidt tot een hogere mate van
positieve disciplineren, waardoor de relatie tussen ouders en kinderen verbeterde.
Het wordt gestructureerd aan de hand van protocollen en supervisie en intervisie worden gebruikt
ter controle dat de behandeling goed wordt uitgevoerd.
College 2: Onderwijs: theorie en onderzoek
Onderwijswetenschappen: een toegepaste wetenschap die het onderwijs bestudeert en daarmee
probeert een bijdrage te leveren aan de verbetering van het onderwijs (in dienst van de praktijk). Het
is een multidisciplinaire wetenschap:
psychologie: het leerproces binnen een individu (in het brein, invloeden op leren).
pedagogiek: het leerproces in de klas/groep (motiveren, gedragsproblemen).
sociologie: het leerproces in de sociale omgeving (verzuilen en integratie, klimaat).
Niveaus binnen de onderwijswetenschappen:
micro: de leerling en het leerproces (neuro, cognitief, sociaal-emotioneel, interacties)
meso: schoolorganisatie (lerarenteams, schoolplan)
macro: beleid en bestel (onderwijsbeleid, onderwijsstelsel, maatschappelijke effecten)