Consumenten 1
Van Beek en Schelhaas, De invloed van het EU-recht op het Nederlandse
consumentenkooprecht
De EU is bewaker voor de consument. Dit is zo ontstaan omdat er een groot verschil in niveau was
van consumentenbescherming in Europa, wat grensoverschrijdende consumententransacties
verhinderde en de werking van de interne markt verstoorde. Ook is de juridische positie van de
consument vaak ondergeschikt en zwak, mede vanwege zijn informatieachterstand en gebrek aan
onderhandelingspositie jegens zijn professionele wederpartij. Hierdoor heeft EU groot aantal
richtlijnen uitgevaardigd om de juridische positie van de consument in algemene zin te verstevigen
en EU-regelgeving nader tot elkaar te brengen.
De vraag die in dit stuk wordt gesteld is: tot welke veranderingen deze Europese
consumentenbeweging in het Nederlandse recht heeft geleid (hier wordt alleen gefocust op
consumentenkoop). Er worden drie voorbeelden in dit stuk genoemd die goede voorbeelden
vormen van de invloed van EU-recht op het Nederlandse recht:
a. De consumentenkoop op afstand, waar het Nederlandse recht in het geheel geen
regeling voor had;
b. De non-conformiteitsregels en het daarbij horende (getrapte) stelsel van remedies, en;
c. De klachtplicht bij consumentenkoop.
De achtergrond van het Nederlandse en Europese recht inzake de consumentenkoop
Sinds 1992 is de Nederlandse koop-titel een aantal malen gewijzigd, vooral omdat Europese
ontwikkelingen daartoe noopten. In de eerste plaats heef de in 1999 uitgevaardigde Europese
richtlijn consumentenkoop de Nederlandse regeling beïnvloed (deze ging uit van
minimumharmonisatie = lidstaten kunnen ervoor kiezen om nog gunstiger regime te
implementeren). In de tweede plaats heeft de Richtlijn consumentenrechten uit 2011 invloed gehad,
maar minder dan EU dacht. De oorspronkelijke Richtlijn werd niet aangepast (minimumharmonisatie
geldt nog). Alleen t.a.v. nieuwe rechten en verplichtingen die uit de recentere richtlijn voortvloeien
is sprake van volledige harmonisatie. Vanaf 2022 komt hier verandering in als de nieuwe Richtlijn
consumentenkoop moet zijn geïmplementeerd die de richtlijn uit 1999 vervangt.
Europese ontwikkelingen ook gezorgd voor nieuwe regeling voor overeenkomsten koop op afstand.
Het feit dat de koop-regeling in het Nederlandse BW voor een deel van Nederlandse origine is en
voor een deel bestaat uit geïmplementeerd Unierecht, leidt tot een pluriforme regeling, waarbij wat
betreft het ‘nationale’ deel de Hoge Raad de hoogste rechter is, en voor de regels van Europese
origine ten aanzien van de consumentenkoop het Europese Hof van Justitie (HvJ EU) de hoogste
bevoegde instantie is.
Koop op afstand: de informatieplicht en het herroepingsrecht
De Europeesrechtelijke aanleiding voor een regeling inzake koop op afstand
Gamechanger van Unierecht in NL is regeling die koop op afstand reguleert. Vanwege het
uiteenlopen van regelingen door minimumharmonisatie kwam de nieuwe Richtlijn
consumentenrechten in 2014. Het doel van deze richtlijn is bij te dragen aan de goede werking van
de interne markt door het vertrouwen van de consument in de interne markt te versterken en de
terughoudendheid van het bedrijfsleven inzake grensoverschrijdende handel te verminderen. De
richtlijn is breder dan de richtlijn koop op afstand: zij behelst meer onderwerpen en heeft bovendien
de reikwijdte verbreed naar alle overeenkomsten op afstand.
Veranderingen in het Nederlandse privaatrecht
Richtlijn koop op afstand leidde tot aanzienlijke verandering in de rechtspositie van de Nederlandse
consument bij op afstand gesloten overeenkomsten. 2 nieuwe rechtsfiguren geïntroduceerd:
,informatieplicht verkoper en herroepingsrecht consument. Door richtlijn consumentenrechten
werden deze twee verruimd. Twee grote veranderingen:
1. De precontractuele informatieplicht van de verkoper à houdt onder andere in dat de
verkoper, voordat de consument aan de overeenkomst gebonden is, op duidelijke en
begrijpelijke wijze over twintig punten informatie dient te verstrekken (art. 6:230m BW).
bijvoorbeeld: over zijn identiteit en adres en de prijs van de zaak.
2. Herroepingsrecht consument à houdt in dan de consument recht heeft om de
overeenkomst binnen veertien dagen nadat hij de zaak heeft ontvangen zonder opgave
van redenen te ontbinden (art. 6:230o BW), zonder dat hem daartoe een vergoeding in
rekening kan worden gebracht.
- NB: gedachte hierachter is dat de consument bij koop op afstand, anders dan bij
fysieke koop de zaak niet kan zien of uitproberen. Ook is het een soort sluitstuk van
de informatieplicht. Beide rechtsfiguren beschermen de consument tegen
onvoldoende weloverwogen beslissingen.
Positieve of negatieve mechanismen?
Zijn deze elementen toe te juichen? Vanuit de consument is zijn positie in algemeenheid aanzienlijk
verbeterd. Toch plaatsen Schelhaas en Van Beek kanttekeningen bij de twee hiervoor behandelde
rechtsfiguren. Het Nederlandse privaatrecht kent veel strenge inhoudelijke eisen om uit een
gesloten overeenkomst te komen (bijv. art. 3:44 BW, art. 6:228 BW etc.), en het herroepingsrecht
kent geen enkele inhoudelijke voorwaarde. Enige eis is de ondubbelzinnige verklaring (art. 6:230o lid
3 BW). Die eenvoud heef ook een keerzijde: bescherming consument doorgeschoten. Consumenten
kunnen misbruik maken van hun bevoegdheden, door bijv. het product eenmalig te gebruiken en
terug te sturen (= wardrobing). Ook mag de consument meer met een zaak doen dan wat
gebruikelijk is in een gewone winkel. Hij kan de zaak gedurende de veertien kalenderdagen
uitproberen om vervolgens zonder opgave van reden en zonder dat hij daarvoor een
(gebruiks)vergoeding verschuldigd is, weer terugsturen naar de verkoper (art. 6:230r BW). Dit kan bij
fysieke koop niet, tenzij de verkoper vrijwillig mogelijkheid geeft om zaak te ruilen (is niet verplicht
en kan ook extra eisen stellen).
Gebruikmaken van het herroepingsrecht in principe kosteloos, maar als sprake is van
waardevermindering of beschadiging kan dit bij consument in rekening worden gebracht als ‘een
behandeling van de zaak verder is gegaan dan noodzakelijk om de aard, de kenmerken en de
werking daarvan vast te stellen’ (art. 6:230s lid 3 BW). VB: mag kleding passen maar niet paar keer
dragen en dan terugsturen. De bewijslast rust bij de verkoper en in praktijk moeilijk grens aan te
geven tussen ‘normaal’ en vergaand gebruik. Verkopers ook vaak problemen bij beoordelen van de
hoogte van de waardevermindering van de teruggestuurde zaken en opnieuw verkopen ervan.
Herroepingsrecht leidt dus tot kosten bij de verkopers.
Met betrekking tot de (hoeveelheid aan) informatieverplichtingen van de verkoper, vragen
Schelhaas en Van Beek zich af of de richtlijn (en dus de Nederlandse regeling van art. 6:230m BW)
haar doel niet voorbijschiet. Consumenten lezen de verstrekte informatie vaak niet en leidt
hoeveelheid informatie tot information overload: consumenten moeite met nemen beslissing door
confrontatie met grote hoeveelheid informatie. Hierdoor wordt bij het maken van een keuze niet
alle essentiële informatie meegewogen. Informatieverplichting leidt dus niet altijd tot een betere
positie consument, terwijl het de verkoper met een flinke verplichting belast.
Non-conformiteit en remedies
,Non-conformiteit
Hoewel in Nederland, sinds de invoering van het huidige Burgerlijk Wetboek in 1992, in Titel 7.1 BW
reeds een regeling inzake consumentenkoop bestond, moest deze titel ter implementatie van de
richtlijn per 1 mei 2003 op een aantal punten flink worden aangepast. Een van die punten is een
aanvulling op de bestaande non-conformiteitsregeling van art. 7:17 BW. daaraan is de
consumentenkoop art. 7:18 lid 2 BW toegevoegd op grond waarvan wordt vermoed dat de zaak bij
aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord indien de afwijking van het
overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart. De consument
behoeft gedurende deze eerste zes maanden na aankoop dus niet te bewijzen dat het gebrek al bij
aflevering bestond, hetgeen noodzakelijk is om zich op non-conformiteit te beroepen. Het gaat hier
om een weerlegbaar bewijsvermoeden, dat niet geldt indien de aard van de zaak of van de afwijking
zich daartegen verzet.
Frenk omschrijft deze zesmaandentermijn als volgt: ‘De indruk bestond dat de verkoper gedurende
deze termijn diende in te staan voor elk gebrek. Er werd al gesproken over een wettelijk verplichte
garantietermijn. Dit alles is niet juist. Artikel 18 lid 2 bevat niet meer dan een regel van bewijsrecht’.
Dit is volgens Schelhaas en Van Beek juist, maar deze regel van bewijsrecht versterkt wel aanzienlijk
de positie van de consument. Is voor verkoper moeilijk om dit bewijsvermoeden te ontkrachten, met
als gevolg dat vaak zal worden aangenomen dat de zaak non-conform is.
Nieuwe remedies?
Richtlijn consumentenkoop ook geleid tot art. 7:22 lid 1 BW: de koper heeft bij consumentenkoop
het recht om in geval van non-conformiteit ‘de prijs te verminderen in evenredigheid met de mate
van afwijking van het overeengekomen’ ( = actio quanti minoris). Is niet helemaal nieuw, het is een
vorm van partiële ontbinding van de overeenkomst, namelijk deel van de non-conforme koop, dat
leidt tot evenredige koopprijsvermindering. Prijsvermindering kan dus ook via art. 6:265 BW.
De echte gamechanger: het getrapte stelsel van remedies
Dit stelsel geldt voor het geval van non-conformiteit. Houdt in dat de consument in eerste instantie
het kosteloze herstel of de kosteloze vervanging van de zaak moet vorderen, tenzij dat onmogelijk of
buiten verhouding zou zijn. pas als consument geen aanspraak kan maken op deze vormen van
nakoming (herstel of vervanging), of indien de verkoper niet binnen een redelijk termijn, of niet
zonder ernstige overlast voor de consument, tot herstel of vervanging is overgegaan, heeft
consument recht op prijsvermindering of ontbinding van koopovereenkomst.
Dit stelsel kende de Nederlandse wet niet. Nederlandse wet kende de regeling van art. 7:21 lid 1 BW,
maar deze is komen te vervallen. Bovendien is in de Nederlandse wet, conform de Richtlijn
consumentenkoop, specifiek voor de consument de bepaling opgenomen dat aan hem alleen dan
geen recht op herstel of vervanging toekomt, indien herstel of vervanging onmogelijk is of niet van
de verkoper kan worden gevergd (zie art. 7:21 lid 4 BW). Hierdoor recht op herstel of vervanging
sterker dan bij niet-consumentenkoop omdat de toetssteen bij normale koop ‘de redelijkheid’ is.
Anderzijds is dit recht op herstel of vervanging, wat gewoon vormen van nakoming zijn, minder sterk
dan bij andersoortige overeenkomsten: daar heeft een schuldeiser immers als uitgangspunt altijd
een recht om nakoming te vorderen (art. 3:296 BW).
daarnaast in de wet opgenomen dat recht van de consument op twee andere remedies
(prijsvermindering en ontbinding) pas ontstaat wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of niet
gevergd kunnen worden, dan wel de verkoper niet binnen een redelijke termijn en zonder ernstige
overlast voor de consument tot herstel of vervanging is overgegaan (zie art. 7:22 lid 2 BW). Deze
regel wijkt af van ontbinding bij niet-consumentenkoop, waar expliciet een verzuimvereiste wordt
gesteld (art. 6:265 lid 2 BW).
, Heeft het getrapte stelsel tot een verbetering geleid?
Vanuit consument was het getrapte stelsel van remedies niet over de hele linie een verbetering
(nakomingsvordering minder gunstig dan bij niet-consumentenkoop). De consument moet in
beginsel eerst nakoming vorderen, voordat de andere remedies in zicht komen. In praktijk is dit
verschil kleiner dat het in eerste instantie lijkt. Ook de koper bij een niet-consumentenkoop die in
geval van non-conformiteit de koopovereenkomst wil ontbinden, zal in verband met de werking van
het verzuimvereiste immers in de regel de verkoper eerst een redelijke termijn moeten gunnen
om alsnog correct na te komen (zie art. 6:82 lid 1 jo. art. 6:265 lid 2 BW).
in sommige gevallen komt consument een beperkter recht op ontbinding toe dan koper bij niet-
consumentenkoop. De consument kan niet direct overgaan tot ontbinding, omdat hij de verkoper
eerst een verzoek tot herstel of vervanging zal moeten doen. Pas wanneer de verkoper niet, dan wel
niet binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de consument tot herstel of
vervanging is overgaan, kan de consument de koopovereenkomst ontbinden. Dit doet zich ook voor
wanneer fatale termijn is overeengekomen waarbinnen de verkoper zijn verplichtingen dient na te
komen de verkoper reeds voor het verstrijken van deze fatale termijn de zaak aflevert, de zaak non-
conform blijkt te zijn, maar herstel zodanig lang duurt dat dit niet voor afloop van de fatale termijn
kan zijn gerealiseerd (bruidsjurk voorbeeld). Bij niet-consumentenkoop kan de koper wel direct tot
ontbinding overgaan (art. 6:80 jo. 6:83 sub a BW).
De klachtplicht
De richtlijn consumentenkoop en de klachtplicht
De klachtplicht beoogt de verkoper te beschermen tegen late en daardoor moeilijk betwistbare
klachten. Ook op dit gebied heeft de richtlijn genoopt tot een wijziging in Titel 7.1 BW en daarmee
tot een verandering in de rechtspositie van de Nederlandse consument. De klachtplicht houdt niet
alleen in dat de koper binnen een redelijk termijn bij de verkoper moet klagen, maar ook dat op hem
de plicht rust om de afgeleverde zaak binnen een redelijke termijn op haar conformiteit te
onderzoeken: dat laatste volgt uit de zinsnede dat de koper de non-conformiteit ‘redelijkerwijs had
behoren te ontdekken’ (art. 7:23 lid 1 BW).
Door richtlijn consumentenkoop is voor consument in de wet een afwijkende regeling inzake
klachtplicht opgenomen. Zo is de gunstiger bepaling opgenomen dat de termijn waarbinnen de
consument bij de verkoper moet klagen pas gaat lopen vanaf het moment van ontdekking van de
non-conformiteit, en dus niet vanaf het moment waarop de consument de non-conformiteit had
behoren te ontdekken (zie art. 7:23 lid 1 derde zin BW). er rust geen onderzoeksplicht op de
consument. Daarnaast is voor de consument specifiek bepaald dat de feitelijke klachttermijn in ieder
geval niet eerder kan verlopen dan twee maanden na ontdekking van het gebrek (zie ook art. 7:23 lid
1 derde zin BW). deze termijn kan langer duren als sprake is van bijzondere omstandigheden.
Gunstigere ontwikkeling voor de consument?
Klachtplicht in algemene zin is nadelig voor de consument. Consument is minder bewust van zijn
rechtspositie dan de koper bij niet-consumentenkoop. Ook is de sanctie, verval van alle rechten
(naast het recht op nakoming, ontbinding of schadevergoeding ook bijvoorbeeld het recht op een
beroep op dwaling, bedrog en onrechtmatige daad) hard. Opvallend is dat de Richtlijn
consumentenkoop niet verplichtte tot de implementatie van de klachttermijn
(minimumharmonisatie). Wetgever had kunnen kiezen consument vrij te stellen van klachtplicht.
Andere mogelijkheid van wetgever was om bij de gevolgen van schending klachtplicht, rekening te
houden met de consument en bijv. niet alle rechten geheel te laten vervallen. Hierdoor kan worden
afgevraagd of het in stand houden van de klachtplicht voor de consument, dan wel de sanctie van
verval van alle rechten bij schending van de klachtplicht door de consument, wel gerechtvaardigd is,
of dat wat dit aspect betreft de positie van de verkoper te sterk is.