Pincode 6de editie, havo onderbouw antwoorden
Leeswijzer/toelichting: er staan enige fouten in het boek. In de nieuwe druk met
hetzelfde ISBN-nummer (=bijdruk) zijn deze fouten gecorrigeerd. In de
uitwerkingen van sommige vragen zijn beide varianten opgenomen. Indien relevant
zijn de uitwerkingen/antwoorden die aansluiten bij de correcties apart aangegeven.
Ook zijn actualisaties opgenomen, zoals het hoger BTW-tarief “laag”.
Havo onderbouw H2 © Noordhoff Uitgevers bv
,Pincode 6de editie, havo onderbouw antwoorden
Havo onderbouw H2 © Noordhoff Uitgevers bv
, Pincode 6de editie, havo onderbouw antwoorden
Hoofdstuk 2: Omgaan met geld
2.1 Sparen of beleggen?
1 a Sparen uit voorzorg: het Nibud raadt aan geld achter de hand te hebben voor het geval
er iets onverwachts vervangen moet worden.
b Iedere maand een vast bedrag sparen of extra inkomsten, zoals vakantiegeld, op een
spaarrekening te zetten voor onvoorziene uitgaven.
2 a - ze sparen om daadwerkelijk op vakantie te gaan.
- ze sparen voor andere zaken in het huishouden.
b Volgens de bron gaat het goed met de economie, omdat mensen meer op vakantie
gaan.
3 a - Je ontvangt rente.
- je geeft het geld minder snel uit wanneer het op een spaarrekening staat, dan
wanneer je het geld op zak houdt.
b Bij samengestelde rente. Hier krijgt je rente over rente waardoor het spaarbedrag
hoger wordt. Bij enkelvoudige rente blijft het spaarbedrag gelijk.
4 a A = spaargeld
B = leengeld
C = spaarrente
D = leenrente
b De bank vergoedt rente op jouw spaarrekening en krijgt deze rente terug via leningen.
Omdat de bank ook winst moet maken, is de rente op leningen hoger dan de rente op
spaarrekeningen.
5 a Bij een depositorekening staat het geld langere tijd vast. De bank kan deze tijd over het
geld beschikken om uit te lenen aan bedrijven of particulieren.
b Een minder bekende bank moet meer klanten overhalen om hun geld bij deze bank op
een depositorekening te zetten. Bekende banken hebben al meer klanten, deze zetten
hun geld bij de bank waar ze al een rekening hebben.
c Dit betekent dat je het spaargeld vrij mag opnemen.
6 € 500 ÷ 100 × 1 = € 5.
7 a rente na 1 jaar = 0,02 × € 1.645 × 1 = € 32,90
rente na 4 jaar = 0,02 × € 1.645 × 4 = € 131,60
b rente na 1 jaar = 0,008 × € 2.000 × 1 = € 16,00
rente na 1,5 jaar = 0,008 × € 2.000 × 1,5 = € 24,00
c rentepercentage = € 17,90 ÷ € 3.580 × 100% = 0,5%
rente na 7 maanden = 0,005 × € 3.580 × 7 ÷ 12 = € 10,44
d rente na 1 jaar = € 2.351,75 ÷ 5 = € 470,35
rentepercentage = € 470,35 ÷ € 20.450 × 100% = 2,3%
Spaarbedrag Rente Rente na 1 jaar Rente na
a € 1.645 2% € 32,90 4 jaar € 131,60
b € 2.000 0,8% € 16,00 1,5 jaar € 24,00
c € 3.580 0,5% € 17,90 7 maanden € 10,44
d € 20.450 2,3% € 470,35 5 jaar € 2.351,75
8 a looptijd 1 jaar: 0,005 × € 5.000 × 1 = € 25
€ 5.000 + € 25 = € 5.025
looptijd 2,5 jaar: 0,009 × € 5.000 × 2,5 = € 112,50
€ 5.000 + € 112,50 = € 5.112,50
looptijd 5 jaar: 0,012 × € 5.000 × 5 = € 300
€ 5.000 + € 300 = € 5.300
b 0,009 × € 7.000 × 2,5 = € 157,50
Havo onderbouw H2 © Noordhoff Uitgevers bv