Literatuur Innovatie in de jeugdhulp 2022/2023
Week 1
Het groeiend jeugdzorggebruik
Het jeugdzorggebruik is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Waar twintig jaar geleden
ongeveer 1 op de 27 kinderen jeugdzorg kregen, zijn dat er nu 1 op de 8. Er zijn hierbij drie
hoofdfactoren:
- Ontwikkelingen in het opgroeien en opvoeden van kinderen. Psychosociale
problematiek lijkt niet toe te nemen, wel het aantal echtscheidingen, prestatiedruk
en problematisch sociale mediagebruik. Maar er is ook een hoge geluksnorm,
gewone obstakels worden benaderd als een probleem, er is veel aandacht voor
allerlei risicofactoren en beschermende factoren blijven onderbelicht. Dat alles wekt
de indruk dat opgroeien en opvoeden een moeilijke onderneming is. En de
verantwoordelijkheid voor het succes van die onderneming wordt vooral neergelegd
bij het individuele gezin en veel minder bij de samenleving. Bij alle strubbelingen die
dat oplevert, komt professionele hulp goed van pas.
- De tweede hoofdfactor is het nieuwe stelsel. De overheveling van de jeugdzorg naar
de gemeenten (2015) is een logische stap, maar heeft de zorgaanbieders en de
gemeenten opgezadeld met een loodzware taak. De zorgaanbieders moeten meer
mensen zorg bieden. Tegelijkertijd krijgen ze te maken met verschillende gemeenten
met elk hun procedures en kwaliteitseisen, en met kortingen op tarieven. De
gemeenten op hun beurt staan voor de opgave om het zorggebruik te verminderen
door een transformatie van het stelsel. Maar ze hebben weinig invloed op de
instroom via belangrijke verwijzers naar de jeugdzorg: artsen en rechters. Soms
vallen er dingen onder jeugdzorg, zoals dyslexiezorg, waarvan de vraag is waarom de
gemeente daarvoor verantwoordelijk is. Ook vraagt de transformatie veel investering
in de pedagogische kwaliteit van de leefomgeving en in preventie – en in de afbouw
van intensieve zorg – terwijl gemeenten en aanbieders door een forse bezuiniging
weinig investeringsruimte hebben. Dat schept de paradoxale situatie dat de
vernieuwing van het stelsel moeilijk van de grond komt, waardoor een verder
groeiend zorggebruik op de loer ligt.
- De derde hoofdfactor betreft de hoge verwachtingen over en tegelijkertijd de
beperkte stand van ontwikkeling van de preventie en de jeugdzorg. Professionals
lijken veiligheidshalve vaak te kiezen voor de inzet van zorg, terwijl de resultaten van
die zorg beperkt zijn. De kennisontwikkeling in de sector is namelijk nog relatief jong.
Tegelijk wordt bestaande kennis te weinig gebruikt. Dat stuwt het aantal kinderen en
jongeren dat in zorg zit omhoog.
Naar een beter functionerend stelsel
Om te kijken naar wat nodig is om een beter functionerend stelsel te krijgen, worden er drie
zaken onderscheiden:
- De basis: een gedeelde visie op opgroeien en opvoeden, de kwaliteit en
verwachtingen van jeugdzorg en de verbetering van het stelsel
- Echte vernieuwing van het stelsel: vier ingrediënten. Het is essentieel dat er
geïnvesteerd wordt in 1) versterking van de basis (een goed pedagogisch klimaat in
gezin, buurt, kinderopvang, school), 2) versterking van preventie, 3) verbetering van
de eerste lijn en 4) intensieve hulp met duurzame effecten.
, - Focus op de aanpak van belangrijke maatschappelijke vraagstukken. Dit vestigt de
aandacht op de noodzakelijke inhoudelijke kwaliteit, op de hiervoor beschikbare
kennis en op ontschot werken.
Beschermende factoren in de ontwikkeling van kinderen
- Sociale binding: Warme, ondersteunende, liefdevolle relaties met het gezin en
andere belangrijke personen in de omgeving (een vriendengroep, een ander gezin,
een geliefde). Hoe sterker de binding, des te meer bescherming.
- Kansen voor betrokkenheid: De mate waarin kinderen en jongeren kansen krijgen
om een concrete, betekenisvolle en gewaardeerde bijdrage te leveren aan familie,
school en gemeenschap: iemand helpen, meedoen in keuzes maken,
klassenvertegenwoordiger zijn, als jongere voorlichting geven aan kinderen.
- Prosociale normen Opgroeien in een omgeving waarin duidelijke normen, waarden
en daarop gebaseerde concrete regels voor positief gedrag worden uitgedragen en
nageleefd. Bijvoorbeeld: we zijn beleefd tegen elkaar, als we ruzie hebben praten we
dat uit of vragen we hulp.
- Erkenning en waardering voor positief gedrag Door waardering leren kinderen en
jongeren wat goed gedrag is en worden ze gemotiveerd om dat gedrag te herhalen,
wat leidt tot meer binding. Waardering komt als het goed is uit het gezin, de school,
de vriendengroep en de gemeenschap.
- Steun van belangrijke volwassenen Goede opvoeders en steunende volwassenen in
het gezin en de omgeving maken kinderen en jongeren beter bestand tegen moeilijke
omstandigheden. Het gaat hier om ouders, familieleden, buren en volwassen
maatjes, die er vaak en voor langere duur voor het kind zijn.
- Positieve tijdsbesteding Hier gaat het om de mogelijkheid deel te nemen aan
creatieve activiteiten als muziek en theater en om activiteiten als sport, clubs of
verenigingen. Dit vermindert de kans op risicovol gedrag, helpt vaardigheden te
ontwikkelen en geeft een goed gevoel.
- Competenties Betere sociale, emotionele en gedragsmatige vaardigheden leiden tot
minder problemen, omdat het kind makkelijker met anderen kan omgaan,
teleurstellingen en angsten sneller de baas is, soepel het eigen gedrag aanpast als de
situatie daarom vraagt, en makkelijker om hulp vraagt.
- Cognitieve vaardigheden Logisch en analytisch kunnen denken en goed zijn in
vaardigheden als lezen, schrijven en talen zorgt voor meer kans op succeservaringen
op school, in de gemeenschap en op het werk. Goed onderwijs is daarvoor belangrijk.
- Schoolmotivatie Hoe gemotiveerder voor school, des te minder kans op problemen.
Ouderbetrokkenheid bij school helpt daarbij, net als de waarde die de gemeenschap
en de vriendengroep hecht aan school.
- Positieve identiteit Het werkt beschermend als het kind de toekomst positief ziet,
met eigenwaarde en de ervaring dat je zelf kunt bijdragen aan het bereiken van wat
je wil.
What is agile science?
Agile wetenschap is een mensgerichte, succesgerichte, efficiënt rigoureuze aanpak om
vooruitgang te boeken bij socio-technische problemen. Agile wetenschap is:
- Mensgericht omdat het gebaseerd is op de reële behoeften van individuen.
, - Succesgericht omdat we alle evaluaties en optimalisaties baseren op duidelijk
gedefinieerde succescriteria.
- Efficiënt rigoureus via het klassieke wetenschappelijke concept van triangulatie. We
streven ernaar om de belangrijkste veronderstelling die op een bepaald moment
wordt gemaakt helder te krijgen en deze vervolgens zo efficiënt en rigoureus
mogelijk te evalueren. We herhalen en testen dan opnieuw, vaak met een
complementaire maar ook efficiënte methode voor de fase van het proces om de
sterke punten/beperkingen van de benaderingen in evenwicht te brengen.
De framing van problemen als socio-technisch erkent dat veel problemen complex zijn en
betrekking hebben op hoe mensen handelen en met anderen omgaan en hoe technologieën
worden gecreëerd en gebruikt door en voor mensen en hoe ze mensen beïnvloeden.
Agile wetenschap:
- Is ontwikkeld in de context van gedragsveranderingsinterventies, aangezien het,
aantoonbaar, het knooppunt van socio-technische systemen is. Het team test en
breidt de aanpak uit naar een breder scala aan gezondheidsinterventies, waaronder
geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, gedragsinterventies, beleidsinterventies
en interventies die deze modaliteiten combineren. Als je geïnteresseerd bent in hoe
agile wetenschap van toepassing is op domeinen buiten gedragsinterventies, neem
dan contact met ons op!
- Vereenvoudigt problemen niet door een fenomeen uit de context te bestuderen,
maar in plaats daarvan door op beslissingen gebaseerde bewijsvoering om het
probleem te modulariseren, waarbij onderzoek wordt beperkt tot plausibele opties
die momenteel beschikbaar zijn om iteratieve maar zinvolle vooruitgang mogelijk te
maken.
- Verwerpt het idee van een "definitieve" proef omdat de problemen te complex zijn,
maar put in plaats daarvan uit een breed scala aan strategieën en benaderingen uit
verschillende disciplines en domeinen om veronderstellingen efficiënt en rigoureus te
testen op een modulaire manier (bijv. gecentreerd ontwerp, simulatie en dynamische
modellering uit de techniek van besturingssystemen, en gerandomiseerde en
factoriële proeven uit de gedrags- en gezondheidswetenschappen).
In agile wetenschap bewegen we van doelgerichte inzichten over wat in het algemeen werkt
tot precisie over wat werkt voor wie en in welke context. Dit komt omdat mensen anders
zijn. Context is belangrijk. Beide veranderen. Daarnaast bewegen we van experts die
problemen oplossen tot diverse verbonden mensen met een bureau dat samen problemen
oplost. Dit komt doordat de kennis, ervaring en expertise om problemen op te lossen steeds
meer verspreid wordt over een netwerk, niet over één persoon. Als laatste is er beweging
van lineaire probleemoplossing tot agile probleemoplossing, inclusief iteratie en continue
nadruk op het behalen van echt succes na elke sprint. Dit vanwege onzekerheid bij het
begrijpen van de persoon/groep die geholpen wordt en hun context (wat wij een niche
noemen), een duidelijke definitie van succes en passende oplossingen die succes behalen
voor de doelgroep in een niche.
The Legal Design Lab
, Het Legal Design Lab is een interdisciplinair team
gebaseerd op Stanford Law School, dat een nieuwe
generatie juridische producten en diensten bouwt. Ze
gebruiken mensgerichte ontwerpen en agile
ontwikkelingsmethodologie om nieuwe oplossingen voor
juridische dienstverlening te ontwerpen. Ze doen
verkennend ontwerpwerk en empirisch onderzoek om
opnieuw te bedenken hoe het rechtssysteem zou
kunnen werken.
Ze werken samen met rechtbanken, juridische
afdelingen van bedrijven, advocatenkantoren en
rechtsbijstand groepen om opnieuw te bedenken hoe zij
diensten verlenen. Het lab bouwt nieuwe oplossingen
die tot doel hebben het civiele rechtssysteem
toegankelijker en rechtvaardiger te maken.
NPO – Hoe moeten we de jeugdhulpverlening anders aanpakken?
Volgens Levi van Dam gaat er van alles mis in de huidige vorm van jeugdhulpverlening. Er
wordt een steeds groter beroep gedaan op professionals in de jeugdhulpverlening en ze
worden hierdoor overvraagd. Van Dam denkt dat dit te maken heeft met een
attitudekwestie waar over gesproken moet worden. Volgens hem zou de maatschappelijke
norm veel meer moeten veranderen over wat nu eigenlijk goed opvoeden is en met wie je
dat doet.
Van Dam is de oprichter van Stichting JIM. Dit staat voor Jouw Ingebrachte Mentor. Wat we
aan jongeren vragen is: er zijn nu allemaal professionals die op de een of andere manier iets
in jouw leven kunnen betekenen, maar zouden we dat kunnen combineren met iemand uit
jouw eigen omgeving waarvan jij zegt daar heb ik vertrouwen in. Een familielid of een
sportcoach of iemand van school. Iemand die door de jongere zelf wordt gekozen. En die dus
met professionals en met ouders kan gaan meedenken over wat is nou eigenlijk wijsheid om
hier te doen. De kracht van deze aanpak ligt in een duurzame oplossing. Het is noodzakelijk
dat veel meer continuïteit en ondersteuning aan de JIM’s geboden gaat worden.
WISH-EU
In de meeste Europese landen zijn er faculteiten die vergelijkbaar zijn met het concept van
een detentiehuis: kleinschalig, gedifferentieerd en geïntegreerd in de gemeenschap. Hoewel
de meeste beleid en wetenschappelijke aandacht gericht is Scandinavische voorbeelden, zijn
er maar kleinschalige detentiefaciliteiten te vinden in veel Europese landen.
In Nederland heeft Exodus meer dan 30 jaar ervaring met kleinschalige voorzieningen en
draait 10 gemeenschap geïntegreerde voorzieningen. In Spanje werkt de organisatie
Diagrama al jaren met dit concept van kleinschalige voorzieningen. Een ander Spaans
voorbeeld is het tussenhuis van Associació Pastoral Penitenciària op Mallorca. In Frankrijk
runt de NGO Emmaus kleinschalige en gemeenschap geïntegreerde ‘gevangenisboerderijen’.
Ook de Seehaus-voorzieningen voor jongeren (14-23 jaar) in Duitsland zijn kleinschalig en
maatschappelijk geïntegreerd.
Enkele feiten: