Hoorcollege 1 – Verwering en bodemvorming
Verwering: afbreking van gesteente. Lang proces. Oppervlaktevergroting van
gesteente verwering gaat steeds sneller doordat verwering steeds van alle
kanten (dus steeds meer kanten) komt. Hierdoor verweren hoekpunten ook
sneller dan vlakke oppervlakten, omdat er dan van drie kanten verwering komt.
Verweringssnelheid/-intensiteit is sterk afhankelijk van soort gesteente, neerslag
en temperatuur.
Soorten verwering:
- Chemische verwering: bijv. oplossing door zuur. Kalksteen is het meest
gevoelig voor chemische verwering. CO2 in water (koolzuur) lost kalk op. In
de tropen gaat het proces het snelst, omdat hoge temperaturen zorgen
voor snellere en heftigere reacties.
- Mechanische verwering: bijv. plantwortels die gesteente uit elkaar drukken,
trekken mineralen uit steen, en grote verschillen in temperatuur
(zomer/winter, dag/nacht) krimp en rek van gesteente stukken vallen
uit elkaar (vorstverwering). Slijtage door rivier
- Biologische verwering: combinatie van beide fysisch en chemisch, bijv:
planten: wortels druk steen uit elkaar (fysisch) en plant neemt mineralen
uit steen (chemisch)
Vast gesteente verwering verweringsmateriaal erosie transport
sedimentatie sediment lithificatie (compactie en cementatie) sediment
gesteente
Erosie: afvoeren van verweerd gesteente (bijv. door rivier)
Betekenis van verwering voor de vorming van sediment(-gesteente): zowel de
verweerde resten van het oorspronkelijke gesteente als de bij de chemische
verwering nieuw ontstane mineralen (zoals kleimineralen en Fe-oxyden en Fe-
hydroxyden), en de in oplossing vervoerde ionen, leveren het materiaal waar de
meeste sedimentgesteenten zijn opgebouwd.
Betekenis van verwering voor de reliëfvorming: de verwering is een voorwaarde
voor de geleidelijke afbraak van het reliëf op aarde, doordat het verbrokkelde
verweerde gesteentemateriaal gemakkelijker kan worden afgevoerd (doordat het
kleiner is) (bijv. door stromend water), dan het vaste, grotere gesteente.
hoog in de bergen is er veel
verwering, maar weinig erosie (er
is geen materiaal wat kan worden
geërodeerd), hoe lager hoe meer
dit wel kan. Vervolgens bereikt dit
een evenwicht.
, Bodemvorming: een afzonderlijk proces, waarbij (het bovenste deel van) de
verweringslaag (residual overburden) of sediment (transported overburden)
onder invloed van bodemvormende processen (verplaatsende mineralen
uitspoelen en inspoelen) veranderd in een bodemprofiel onder invloed van
bodemvormende factoren: klimaat (er is een samenhang tussen de zonale
klimaatverdeling en de zonale bodemtypen), moedermateriaal, reliëf (zorgt voor
verschil in waterstand verschillende typen bodemvorming),
water(beschikbaarheid), biosfeer, de mens (landbouw), tijd
verweringslaag/sediment > bodemvorming > bodemprofiel
Fysische/chemische/biologische veranderingen in de verweringslaag/sediment:
- opeenhoping van organisch materiaal aan het oppervlak
- veranderingen van het minerale deel van gesteente (uiteenvallen, oplossen)
- veranderingen in het organisch materiaal in de bodem
- transportprocessen (uitspoeling, inspoeling): minerale en organische stoffen; de
stoffen worden vervoerd als vrije ionen, geadsorbeerd aan klei-humus-complex,
colloiden, vaste vorm
Bodemvormende processen: alle veranderingen door welke gebeurtenis dan
ook, het moedermateriaal verandert in kenmerken en eigenschappen, met
andere woorden, verandert in een bodem. Bijv.
- humusvorming (verwering)
- ontkalking en silicaatvorming
- rijping (fysisch en chemisch – weghalen van water)
- kattekleivorming
- podzolering
- ontstaan van gleyverschijnselen
- hydrolse
- homogenisatie (ploegen enz.)
- verzilting
- ferrilitisatie
- antropogene processen
- kleiverplaatsing (in-en uitspoeling)
De bodem wordt sterk gekoppeld aan sediment:
- ‘soil: derived from sediment at the earth’s surface’ (niet alleen een laagje
verweringsmateriaal dat op gesteente ligt (=regoliet), maar hier spelen
ook allerlei processen in af)
- Mineralen verplaatsen naar beneden vanuit het regoliet, komen op het
gesteente en vormt zo een bodem: de bovenste laag van de aardkorst
voor zover deze door planten beworteld is of kan worden, of zover deze
o.i.v. bodemvormende (of pedogenetische = fysische, chemische en
biologische) processen is veranderd.
Belangrijke bodemtypen:
- Gelisol: polaire bodems (droog, koud)
- Aridisols: woestijnbodems (droog, warm)