1C MSA.KT
Hogeschool Utrecht – HU FYSIOTHERAPIE
De uitgewerkte leerdoelen/lessen/aantekeningen voor de MSA.KT:
(STAAT ECHT ALLES IN)
Betreffende…
- ANA.Colleges
- ANA.vaardigheidslessen
- BMD.Colleges
- MSA.Colleges (mist als enige in dit bestand msa.co.1 heuppathologie)
- FIEZ.College
- LOEP.Colleges
- KR.College
- TGW.MSA.Casuistiek les
- TGW.WCO.1 Reflecteren
- MSAw.vaardigheidslessen (de relevante)
- MSAe.vaardigheidslessen (de relevante)
- MSAw uitgewerkte pathologieën uit v.lessen – (met symptomen + onderzoek)
- MSAe uitgewerkte pathologiën uit v.lessen – (met symptomen + onderzoek)
- Leerboek Orthopedie (enkel, knie, heup)
- Samenvatting richtlijn enkelletsel
Klein lettertype, ivm opmaak.
,ANA.CO.1 Wervelkolom osteologie
Curvaturen wervelkolom:
- Stabiliteit – Mobiliteit:
Is een gewricht stabiel, dan is er moeite met mobiliteit. En andersom. Als het gewicht
mobiel is, is er weinig stabiliteit.
- Kyfose – Lordose
Onze wervelkolom heeft 3 soorten krommingen (hoe meer krommingen, hoe sterker).
Kyfose: relatief stabiel, bolling naar achter. (sacrum, toracale regio en hoofd)
Lordose: relatief mobiel, bolling naar voren. (lumbale regio, servicale regio)
Anatomie sacraal/lumbaal
Bouw:
- Processus articularis superior (groene puntjes)
o 2 gewrichtsvlakken die het contact met lumbale 5 gaan maken.
- Facies auricularis (rode puntjes)
o Aan zijkanten van je sacrum zit het oorvormige vlak, maken contact met iliumdelen.
- Foramen sacralis dorsalis (paarse puntjes)
o Gaten in je sacrum aan de achterzijde.
- Crista sacralis mediana (witte streep)
o Dorsale/mediale deel van sacrum is richel te zien.
- Crista sacralis lateralis (gele streep)
o Dorsale/laterale deel van sacrum nog 2 richels.
Crista lateralis en medialis zijn processus transversie van sacrale wervels die zijn volgroeid.
- Corpus vertebrea (ewrvellichaam) grote gedeelte aan ventrale zijde
- Arcus vertebrea (wervelboog) dorsale zijde van corpus
o Pediculus: boogvoetje (waarmee je hem aanhaakt aan corpus)
o Lamina (waar processus spinosus op wordt gezet)
- Processus spinosus (achterkant van wervel)
- Processus transversus (zijkanten van wervel)
- Processus articularis (uitstekend gedeelte om gewrichten mee te gaan vormen)
o Processus articularis superior bovenliggend deel (contact met bovenliggende wervel)
o Processus articularis inferior: onderliggend deel (contact met onderliggende wervel)
Lumbale wervel: (heel groot wervellichaam)
- Corpus (niervorm, breder dan hoog, zijwaarts > voor/achter)
- Artt zygapophysialis (in sagitaal vlak)
- Processus spinosus (relatief groot, recht naar dorsaal)
- Canalis vertebralis (gelijkzijdige driehoek, relatief klein)
Functie elementen:
Stabiliteit lumbosacraal:
Corpora ism disci (voorste zuil) is gewichtsdragend/stabiliserend
Processi articularis (achterzijde van wervelkolom = facetgewricht) is beweegsegment/mobiliteit
Processus spinosi / transversie / arcus
, Positie pelvis:
Wervelkolom is gepositioneerd op het bekken. Het bekken is naar voren gekanteld in
ongeveer 60 graden.
Sacrum staat anders gehoekt dan het bekken, is ongeveer 30 graden. Bekken en sacrum
staan gehoekt naar ventraal om je LZP te positioneren tov lichaam.
LZP moet binnen het steunvlak liggen, en zo positioneren dat met minimale spierkracht je
kan blijven staan.
Doordat het gewicht en zwaartekracht op het bekken duwen, gaat het sacrum kantelen. Om dit tegen te gaan werken je
ligamenten. Lig. Sacrospinale en lig. Sacrotuberale (foto) om het sacrum stabiel te houden.
Sacrum kan bewegen door wervelkolom of door omgeving (= iliumdelen).
- Contranutatie wanneer staart meer tussen benen gaat.
Sacrum in contranutatiestand, wervelkolom is rechter getrokken, minder lordose om te compenseren. (ook
bekkenstand veranderd)
- Nutatie wanneer staart meer naar boven gaat.
Sacrum meer nutatiestand, zal wervelkolom meer in lordose gaan trekken om te compenseren. (ook bekkenstand
veranderd)
Locking mechanism
Positie van het sacrum zorgt dat wervelkolom direct een stabiliteitsprobleem heeft. Wordt
gecompenseerd door ligamenten en spieren, maar qua botten heb je het ‘locking mechanism’.
Processus articularis inferior van bovenliggende wervel haakt achter processus articularis superior van
onderliggende wervel. (foto)
Spondylolyse / spondylolisthesis
- Spondyl = wervelkolom
- Olysis = with lysis = met breuk
- Olysthesis = with lysthesis = met afglijding.
Röntgefoto laten maken van postrolateraal, dan zie je een hondje (foto)
- Neus is processus transversus
- Oor is processus articularis superior (gaat contact maken met boven)
- Voorpoot is processus articularis inferior (contact met onder)
Wanneer je een spondylolyse hebt, heb je geen hoofd meer.
Kan een tijdje in je lijf zitten voordat het opgemerkt wordt, omdat het dan door ligamenten en
spieren stabiel wordt gehouden.
Als je lijn trekt van bovenkant van S1 naar onderkant van L4, dan moet L5 daarbinnen vallen. (foto)
niet het geval = spondylolyse. (afglijden van L5) (afglijden komt alleen voor in de lagere delen van je
wervelkolom)
Compensatie sacrum
- Onderste delen van wervelkolom is in glijbaan gezet, kan het
alleen afglijden. (L5)
- Discus is aan de voorkant dikker aangelegd dan achterkant. Dus
afglijden is alleen aanwezig bij S1, L5 en L4, maar hoger niet meer.
Mobiliteit sacraal / lumbaal
Artt. Sacroiliaca heeft een minimale mobiliteit en geen actieve aansturing.
Artt. Zygapophysialis (gewrichtsvlakjes tussen processus articularis)
Leerdoelen:
1. Algemene bouwplan van een vertebra/wervel en wervelkolom en de fysiologische curvaturen beschrijven.
2. Een lendewervel (vertebra lumbalis) onderscheiden van de overige wervels (cervicaal en thoracaa).
3. Functionele betekening van morfologische kenmerken van een lumbale, thoracale of cervicale wervel.
4. Bouw van intervertebrale facetgewrichten en mobiliteit ervan.
5. Functionele anatomie van het sacrum en verbinding met os coxae en mobiliteit ervan.
,ANA.CO.2 Wervelkolom Syndesmologie
Rug heeft veel gewrichten. Is bindweefsel voor nodig om gewrichten in juiste beweging te laten bewegen.
Ligamentaire systeem is uitgebreid.
Voor ---------------achter
aan voorzijde van corpera/discus: lig. Longitudinale anterius
aan achterzijde: lig. longitudinale posterius
dan gat met ruggenmerg
achter ruggenmerg: geelachtig ligament tussen arcus vertebrea en arcus vertebrea = lig.
Flavum
lig. Uitgespannen tussen processus spinosi = lig interspinaal.
Toppen van processus spinose = lig. Supraspinale
Lig die uitgespannen zijn tussen transversi = lig. Intertransversie
Ligamenten zijn gebouwd om gewrichten te geleiden in bewegingen. Kijken naar bewegingsassen.
Flexie/extensie = bewegingsmogelijkheid bij puntjes.
- Flexie: dorsale ligamenten op rek brengen (rood)
o Lig longitudinale posterius
o Lig flavum
o Lig interspinale
o Lig supraspinale
o Lig intertransversarium
o Capsula articularis
- Extensie: ventrale ligamenten op rek. (blauw)
(wordt met name benig geremd, dus minder ligamenten nodig.)
o Lig. Longitudinale anterius
Lateroflexie: lig komen op rek, maar gebeurt ook wat in het gewricht.
Bij rotatiebeweging komen ligamenten bij blauwe cirkeltje op rek en gaat de beweging geleiden.
Rotatie is lumbaal niet goed mogelijk door positionering van gewrichtsvlakken. (Foto)
Discus intervertebralis = bindweefselsysteem tussen corpora.
- Discus anterior, licht convex.
- Discus posterior, licht concaaf.
Discus intervertebralis bestaat uit anues pulposes en nucleus pulposus:
Anues Pulposes omringt de Nucleus Pulposus.
Nucleus pulposus is een knikker/ronde bal tussen 2 wervels. Nucleus zal niet beperkent werken en laat elke beweging toe.
- Bevat 70-90% water
- 65% drooggewricht proteoglycanen
- 15-20% drooggewricht collageen II
Evenwicht colloid-osmotisch / hydrostatische druk.
Colloid osmotische druk: semipermeabele systeem (wel water, geen moleculen). Concentratie moleculen
tegenover water moet gelijk zijn aan beide kanten. Water wordt aangezogen richting nucleus pulposus.
(zwaartekracht versus de aanzuigende werking).
,Anulus fibrosus = bindweefsellagen in lamellen aangelegd.
- Op een volgende ringen, richting van collageen is precies tegenovergesteld. (Voor versterking)
Discus:
Bovenliggende wervel bij bovenste pijl
Lamellen aan de buitenkant = anulus fibrosus
Witte vlak = nucleus pulposus
Onderliggende wervel = corpus vertebrea
75 % van kracht wordt opgevangen door nucleus pulposus = draagt meeste kracht.
- Op het bolletje komt druk, en die gaat naar alle kanten wegduwen. En drukt tegen
anulus fibrosus aan, vezels moeten dan langer worden, maar kunnen niet langer
worden dus anulus fibrosus gaan terugduwen.
25% wordt opgevangen door anulus pulposus.
Als je iets zwaars tilt, blijft de verdeling (75/25) hetzelfde, alleen worden alle krachten
groter.
Tractie in een discus = beide wervels uit elkaar trekken. Nucleus pulposus wil vacuum trekken en zo klein mogelijk worden.
anulus fibrosus delen komen op rek.
Bij flexie en extensie:
- Extensie: nucleus als krachten aan achterzijde zijn, drukt hij naar ventraal weg. aan
ventrale zijde staan anulus fibrosus delen al op rek. samen is het maximale kracht aan
ventrale zijde op discus.
- Flexie: andersom. Nucleus gaat naar dorsaal, aan dorsale zijde was anulus fibrosus al
op rek. samen is het dus weer maximale kracht aan dorsale zijde op discus.
Bij rotatie: komt angulus op rek, maar andere 50% is tegenovergesteld aangelegd, dus werken niet mee. Komt door bouw.
- Nucleus kan niks doen, dus kan anulus niet helpen bij functie.
Hernia: zal naar posterolateraal uitbreken. Sachade aan nucleus en angulus kan verder bewegen
dan nodig is.
- Minder sterke anulusvezels
- Maximale weerstand tegen torsie (wervels die uit elkaar gaan)
- Lig. Longitudinale posterius is heel sterk recht erachter, dus gaat schuin naar posterolateraal.
,Leerdoelen:
1. Kan ligging en functie van verschillende bindweefselsystemen rond de wervelkolom beschrijven.
Ligamenten zijn gebouwd om gewrichten te geleiden in bewegingen.
Kijken naar bewegingsassen.
Flexie/extensie = bewegingsmogelijkheid bij puntjes.
- Flexie: dorsale ligamenten op rek brengen (rood)
o Lig longitudinale posterius
o Lig flavum
o Lig interspinale
o Lig supraspinale
o Lig intertransversarium
o Capsula articularis
- Extensie: ventrale ligamenten op rek. (blauw)
(wordt met name benig geremd, dus minder ligamenten nodig.)
o Lig. Longitudinale anterius
Ligamentaire systeem is uitgebreid.
Voor --------------------achter
aan voorzijde van corpera/discus: lig. Longitudinale anterius
aan achterzijde: lig. longitudinale posterius
dan gat met ruggenmerg
achter ruggenmerg: geelachtig ligament tussen arcus vertebrea en arcus vertebrea = lig.
Flavum
lig. Uitgespannen tussen processus spinosi = lig interspinaal.
Toppen van processus spinose = lig. Supraspinale
Lig die uitgespannen zijn tussen transversi = lig. Intertransversie
2. Kan de bouw van de gehele discus intervertebralis beschrijven:
Discus intervertebralis = bindweefselsysteem tussen corpora.
- Discus anterior, licht convex.
- Discus posterior, licht concaaf.
Discus intervertebralis bestaat uit anues pulposes en nucleus pulposus:
Anues Pulposes omringt de Nucleus Pulposus.
Nucleus pulposus is een knikker/ronde bal tussen 2 wervels. Nucleus zal niet beperkent werken en laat elke beweging toe.
- Bevat 70-90% water
- 65% drooggewricht proteoglycanen
- 15-20% drooggewricht collageen II
Evenwicht colloid-osmotisch / hydrostatische druk.
Anulus fibrosus = bindweefsellagen in lamellen aangelegd.
- Op een volgende ringen, richting van collageen is precies tegenovergesteld. (Voor versterking)
Discus:
Bovenliggende wervel bij bovenste pijl
Lamellen aan de buitenkant = anulus fibrosus
Witte vlak = nucleus pulposus
Onderliggende wervel = corpus vertebrea
, 75 % van kracht wordt opgevangen door nucleus pulposus = draagt meeste kracht.
- Op het bolletje komt druk, en die gaat naar alle kanten wegduwen. En drukt tegen
anulus fibrosus aan, vezels moeten dan langer worden, maar kunnen niet langer
worden dus anulus fibrosus gaan terugduwen.
25% wordt opgevangen door anulus pulposus.
Als je iets zwaars tilt, blijft de verdeling (75/25) hetzelfde, alleen worden alle krachten
groter.
3. Kan regionale verschillen in discus intervertebralis verklaren en de functionele consequenties benoemen:
4. Kan belasting en belastbaarheid van discus intervertebralis bij bewegingen van wervelkolom beschrijven:
Tractie in een discus = beide wervels uit elkaar trekken. Nucleus pulposus wil vacuum
trekken en zo klein mogelijk worden. anulus fibrosus delen komen op rek.
Bij flexie en extensie:
- Extensie: nucleus als krachten aan achterzijde zijn, drukt hij naar ventraal
weg. aan ventrale zijde staan anulus fibrosus delen al op rek. samen is het
maximale kracht aan ventrale zijde op discus.
- Flexie: andersom. Nucleus gaat naar dorsaal, aan dorsale zijde was anulus
fibrosus al op rek. samen is het dus weer maximale kracht aan dorsale zijde op
discus.
Bij rotatie: komt angulus op rek, maar andere 50% is tegenovergesteld aangelegd, dus werken niet mee. Komt door bouw.
- Nucleus kan niks doen, dus kan anulus niet helpen bij functie.
5. Kan voorkeursrichting voor uitstulpen van discus vertebralis verklaren.
Hernia: zal naar posterolateraal uitbreken. Sachade aan nucleus en angulus kan verder bewegen
dan nodig is.
- Minder sterke anulusvezels
- Maximale weerstand tegen torsie (wervels die uit elkaar gaan)
- Lig. Longitudinale posterius is heel sterk recht erachter, dus gaat schuin naar posterolateraal.