WEEK 1 RECHTSBRONNEN
Internationaal recht vind je in artikel 38 lid 1 IGH Statuut:
- Internationale verdragen
- Gewoonterecht
- Algemene rechtsbeginselen
- Rechterlijke uitspraken en academische stukken van de meest gekwalificeerde volkenrecht
juristen.
Algemene rechtsbeginselen zijn principes zoals goed vertrouwen.
Gewoonterecht bestaat uit statenpraktijk: dat wat staten eigenlijk altijd in hun handelingen en ten
aanzien van elkaar hebben gedaan, in de overtuiging dat dat recht was. Dit noemen we
statenpraktijk + opinio iuris. Het is vaak ongeschreven recht, maar tegenwoordig wel vaak
gecodificeerd in nieuwe teksten. En het gewoonterecht is bindend voor alle staten, ongeacht of zij
hun handtekening hebben gezet.
Internationale verdragen zijn bijvoorbeeld internationale confenties, handvesten, verklaringen. Een
soort internationale contracten tussen staten. Belangrijkste internationale rechtsbron in het
internationaal recht.
Verdragen zijn vaak afspraken tussen meerdere staten en die kunnen over alles gaan waar staten
een afspraak over willen maken. Bijvoorbeeld: handel, klimaat, mensenrechten en alles daar
tussen. In een verdrag kan precies worden bepaald hoe het moet worden nageleefd. Maar in de
afwezigheid daarvan is er ook nog een verdrag over verdragen: het Weens Verdragen Verdrag
(1969).
In het Weens Verdragen Verdrag (1969) staan alle procedures rondom de interpretatie, naleving,
conclusie en afsluiting van verdragen opgetekend.
Het Weens Verdragen Verdragen (1969) is gebaseerd op het gewoonterecht en heeft ook die
status.
Het sluiten van voorbehouden bij een verdrag staat inmiddels in het Weens Verdragen Verdrag
(1969) maar komt voort uit een eerdere uitspraak van het IGH: Reparations to the Genocide
Convention (1951).
Wanneer staten een verdrag afsluiten kunnen zij een voorbehoud maken bij dat verdrag. Dat wil
zeggen dat zij eigenlijk een kleine kanttekening plaatsen bij het verdrag.
‘’Wij, de staat Nederland, zullen ons verbinden aan dit verdrag, maar met een kleine kanttekening
dat deze ene provisie interpreteren we zus of zo..’’. Of dat mag staat in principe in het verdrag
zelf.. en indien dat daar niet staat, dan bepaalt het Weens Verdragen Verdrag dat dat inderdaad
mag.
In het internationaal recht zijn er twee typen voorbehouden, namelijk normale, alledaagse
voorbehouden en voorbehouden die eigenlijk ingaan tegen het voorwerp en doel (object and
purpose) van het verdrag. Dat wil zeggen dat het voorbehoud wat gemaakt is, indruist tegen de
essentie van waar het verdrag om gaat.
‘’Wij, het koninkrijk Nederland, binden ons aan het genocideverdrag met dat voorbehoud dat wij
het niet van toepassing achten op België’’.
In zo’n geval druist het voorbehoud in tegen de essentie van het verdrag, namelijk het voorkomen
van genocide.
Of zo’n voorbehoud indruist tegen voorwerp en doel, die beslissing is aan de andere staten die
partij zijn bij dat verdrag. En zij mogen bepalen of zij bezwaar maken tegen het voorbehoud wat
gemaakt is of niet. En ook welke consequenties zij daaraan geven. Deze procedure staat
opgetekend in het Weens Verdragen Verdrag.
,Die procedure ziet er schematisch als volgt uit:
Je ziet hier dat partij A partij wil worden bij een multilateraal verdrag en daar een voorbehoud bij
maakt. Er zijn vervolgens, volgens het Weens Verdragen Verdrag, drie mogelijke reacties van de
andere staten die partij zijn bij dat verdrag.
Optie 1: staat B, accepteert het voorbehoud dat door staat A is gemaakt en ook de
verdragsrelatie. Het geldt wederkerig, waardoor staat B ook het voorbehoud van staat A in kan
roepen tegen staat A.
Optie 2: maakt bezwaar bij het voorbehoud wat staat A heeft gemaakt, maar accepteert wel de
verdragsrelatie met staat A. Dat betekent dat staat A en staat C een verdragsrelatie hebben en dat
het voorbehoud gemaakt door staat A geldt binnen die verdragsrelatie tussen staat A en staat C.
Dat betekent dat de situatie tussen staat A en B en tussen staat A en C defacto (in feite) gelijk is.
Het zijn identieke situaties met dat verschil dat staat C een politiek statement heeft gemaakt.
Waarom doet staatC die moeite als het juridisch geen consequenties heeft? Dat is omdat staat C
wel de politieke waarde van een bezwaar ziet tegen het voorbehoud gemaakt door staat A, maar
alsnog toch graag die verdragsrelatie aan wil gaan. Je ziet deze situatie bijvoorbeeld in het geval
van het EVRM, waar sommige staten die daar partij bij willen worden, niet EU-lidstaten, het
voorbehoud bij artikel 2 het recht op leven, hebben gemaakt niet van toepassing achten op ter
dood veroordeelden. De lidstaten van de Europese Unie zijn het daar niet mee eens en die maken
bezwaar bij dat voorbehoud.. maar willen toch graag de verdragsrelatie aangaan en accepteren
dus de verdragsrelatie met een bezwaar bij het voorbehoud. De gedachte is dat het voorbehoud
altijd op een later moment door een staat kan worden laten vallen en dat er in ieder geval tot die
tijd een hoop andere voordelen uit de verdragsrelatie kunnen volgen.
Optie 3: staat D maakt bezwaar tegen het voorbehoud van staat A en accepteert de
verdragsrelatie niet. En er is dus geen enkele verdragsrelatie tussen staat A en staat D.
De uitzondering op de regel van het Weens Verdragen Verdrag die wordt aangeleverd door de
Human Rights Committee- ICCPR (Mensenrechtencomité - IVBPR). Het IVBPR als verdrag bevat
haar eigen procedures voor hoe zij gelezen moet worden.. en in de conclusie van het IVBPR is dat
zo serieus genomen dat er zelfs een speciaal mensenrechtencomité is opgericht als hoeder van
het verdrag. Dit mensenrechtencomité mag eigenlijk bepalen of een voorbehoud wel of niet
strijdig is met het voorwerp en doel van een confentie. Dit is revolutionair in bepaalde zin, dat niet
de staten die partij zijn bij het IVBPR, maar het comité dit bepaald.
, Wat nog revolutionairder is, is dat het mensenrechtencomité in de zaak van Rawie/ Kennedy ook
nog heeft besloten dat als zij aan een bepaald voorbehoud strijdig acht met het voorwerp en doel
van het IVBPR, dat dan het voorbehoud van tafel geschoven kan worden en het niet geldt, maar
de verdragsrelatie wel behouden wordt met de staat die dat voorbehoud gemaakt heeft. Dit heet
het principe: ‘’severability’’.
Hierboven zie je schematisch het verschil tussen de procedure in het Weens Verdragen Verdrag
en de toevoeging van het mensenrechtencomité. Het creëert eigenlijk een extra optie die er niet
was in het Weens Verdragen Verdrag.. en die er ook nog steeds niet is in het Weens Verdragen
Verdrag.
Wat het mensenrechtencomité besluit geldt alleen voor het IVBPR.
Dat is revolutionair in vele redenen, maar toch moet ook die kanttekening geplaatst worden dat
besluiten van dat mensenrechtencomité uiteindelijk strikt genomen niet bindend zijn. Het betreft
hier ‘’soft law’’. Uiteindelijk kan de betreffende staat de wijsheid van een mensenrechtencomité
toch naast zich neerleggen.. met eventuele politieke reputatieschade ten gevolg, maar geen
juridische consequenties.