College 1 / Politiek en bestuur
Sociale Kaart H3 – De politiek: stabiele structuur, veranderlijke cultuur
Er zijn a)formele en b)informele instituties. Politieke instituties zijn eeuwenoud en in grote
lijnen gelijk gebleven (grondwet wordt zelden gewijzigd), maar politieke cultuur en mentaliteit
staat onder druk door opkomend populisme.
Voorbeeld: het Oekraïne-referendum, een proteststem tegen de elite. GeenStijl heeft met
handtekeningen een referendum geëist.
A) Formele instituties en organisaties
Belangrijkste instituties:
- Staten Generaal: parlement (eerste + tweede kamer (volksvertegenwoordiging)) >
controlerende (en wetgevende) macht
- Monarchie
- Regering: kabinet (koning + ministers) > uitvoerende macht
- Politieke partijen
Dualisme: controlerende macht en uitvoerende macht is gescheiden. Staten Generaal /
Parlement en regering houden elkaar in evenwicht.
1848: Thorbecke komt met Grondwet. Zorgt voor verschuiving van macht, koning krijgt
ceremoniële functie > er komt een gekozen parlement en benoemde regering onder leiding
van premier. Grondwet spreekt van individuen en niet van politieke partijen. Grondwet valt
nauwelijks te veranderen omdat hier een twee derde meerderheid voor nodig is.
19e eeuw: censuskiesrecht, alleen rijke mensen mogen stemmen, liberaal >
liberalen geloven in individu en socialisten geloven in groep.
Premier is primus inter pares: bescheiden leider, geeft ruimte aan collega’s.
Trias Politica: Machtenscheiding ontwikkeld door Montesqieu tijdens de Franse Revolutie in
de 18e eeuw
- Drie machten zijn gelijkwaardig en onafhankelijk, corrigeren elkaar, daarnaast vierde
(ambtenarij) en vijfde (media) macht.
- Wetgevende macht = belangrijkste macht:
Parlement / volksvertegenwoordiging > alle wetsvoorstellen vereisen instemming van
beide Kamers. Tweede Kamer kan initiatief nemen, Eerste Kamer kan alleen ja of nee
zeggen. Feitelijk parlement en regering samen, aangezien meeste wetsvoorstellen door
regering worden ingebracht.
- Controlerende macht:
Volksvertegenwoordiging let erop dat regering beleid voert ten gunste van bevolking,
zowel coalitie als oppositie is kritisch, Kamerleden beslissen zonder last en naar eigen
inzicht (algemeen belang weegt zwaarder dan deelbelang).
- Uitvoerende macht:
Regering stuurt het land > Ministerraad (15 ministers olv premier), Kabinet: ministers
en staatssecretarissen, Staatshoofd (ceremonieel, neutraal).
Kiesstelsel NL
- Tot 1917 censuskiesrecht voor belastingbetalers
- Sedertdien algemeen kiesrecht > elke stem weegt even zwaar, gelijkwaardigheid
, - Evenredige vertegenwoordiging (behaalde percentage stemmen staat gelijk aan zetels,
20% van de stemmen = 20% van de zetels) versus districtenstelsel (kandidaat met
meeste stemmen wordt verkozen, VS, Frankrijk, Engeland).
- Nederland heeft kiesdrempel van 0,7 procent (2/3% is laag, 5/10% is hoog)
- Gevolg voor NL > veel fracties, versplintering, veel minderheden, moeilijke
coalitievorming
Politieke stabiliteit
Formele stelsel blijft stabiel, ondanks of dankzij mediatisering? Aandacht in de media
versterkt aantrekkingskracht politieke drama. Hierdoor is er een spektakel- en
toeschouwersdemocratie ontstaan. Ondanks kritiek op Koningshuis blijft emotionele band
sterk door feestelijkheden en rituelen die uitgelicht worden in de media. Monarchieën doen
het hierdoor toch beter dan republieken, Italiaanse Koning is bijvoorbeeld weggestemd door
volk.
Slechts 3 procent van NL bevolking is lid van politieke partij > veel zwevende kiezers.
- Gevolg van ontzuiling en postmodernisme.
- In VS hebben ze Grass Roots Organising: 200 vrijwilligers op pad om mensen te
enthousiasmeren > campagne moderne stijl.
- Partijleider brengt daar veel in en charisma is belangrijk. In NL gaat dit ook steeds
meer meespelen > personalisering.
- In VS zijn voorverkiezingen ook belangrijk. PvdA heeft hier een lokaal experiment mee
gedaan > primaries.
- Amerikaanse stijl zorgt voor meer bewegelijkheid maar ook meer betrokkenheid, in NL
geen enthousiasme voor de Amerikaanse stijl
Legitimiteit is het recht van de heerser om te regeren. Formeel gezag betekent niet perse
legitimiteit.
Nederland heeft indirecte democratie, burger kiest iemand voor 4 jaar en daarna weinig
inspraak. Sinds jaren ’60 discussie over directere democratie, D66 is aanjager.
Tegenwoordig wel gekozen burgemeester. Sinds kort ook referendum maar dit is slechts
raadgevend. In Italië is dit leidend.
B) Informele instituties en organisaties
Informele politieke instituties en organisaties zijn verbanden waarin mensen gezamenlijk
proberen de politieke situatie in het land te beïnvloeden, maar die geen geformaliseerde
eisen aan leden stellen. Bijvoorbeeld protestmanifestaties, gezamenlijke blog.
Informele instituties > alle informele regels die in het politieke domein gelden, samen te
brengen in de politieke stijl*
*Politieke stijl: gedragskenmerken van politici, manier waarop ze zich manifesteren
(gepolariseerd of consensus gericht, elitair of egalitair, gepersonaliseerd of zakelijk)
Opkomst populisme
SP en PVV zijn populistisch. Populisme komt op voor gewone volk, is tegen immigratie en
verlies nationale identiteit (tegen EU). Pim Fortuyn heeft in 2002 boel opgeschud in NL >
praatte over taboes, hekelde consensuscultuur en omgangsvormen, eerste vermoordde
politicus sinds Willem van Oranje. Sinds Fortuyn is het populisme blijvend gevestigd in
parlement > Wilders. LPF bleek incompetent zonder leider. Wilders pakt het met PVV anders
aan, hij heeft geen leden en heeft zelf volledige macht. Hij stelt de rechterlijke macht (Trias
Politica) ter discussie.