Week 1 – verplichte jurisprudentie
HvJ EU 27 januari 2000, C-8/98, ECLI:EU:C:2000:45 (Dansommer A/S/Andreas Götz)
Götz heeft bij Dansommer een in Denemarken gelegen woning gehuurd die eigendom was van een in
Denemarken wonende particulier om daar zijn vakantie door te brengen voor een halve maand. Dansommer was
de professionele bemiddelaar. Na afloop van de vakantie sprak Dansommer Götz aan tot betaling van een
schadevergoeding, omdat de woning niet goed was schoongemaakt en er dingen waren beschadigd. Dansommer
was hiervoor in de rechten van de eigenaar van de woning getreden. De rechter vroeg zich af of “artikel 16 punt
1 sub a van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in
burgerlijke en handelszaken (hierna Brussel I en nu 24 lid 1 Brussel I bis) van toepassing is op overeenkomsten
betreffende de terbeschikkingstelling van vakantiewoningen, wanneer de contractuele verbintenis van de
reisorganisator beperkt is tot de terbeschikkingstelling van een vakantiewoning en waarbij automatisch in een
annuleringsverzekering wordt voorzien, doch de eigenaar en de huurder van de woning hun woonplaats niet in
dezelfde verdragsstaat hebben?” Dit artikel bepaalt namelijk dat ten aanzien van zakelijke rechten op huur en
verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen bij uitsluiting de gerechten bevoegd zijn waar het
onroerend goed gelegen is. Het gaat in deze zaak niet om een zakelijk recht, maar om de huur van een goed, dan
is de bepaling van toepassing indien de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten en plichten in het
geschil zijn. Dit is hier het geval nu het gaat om niet-nakoming van die overeenkomst. Het feit dat het geding niet
rechtstreeks tussen de eigenaar en de huurder van het onroerend goed wordt gevoerd, staat als zodanig niet in
de weg aan toepasselijkheid van het artikel. Dansommer trad door subrogatie namelijk op als de eigenaar.
HvJ EG 23 april 2009, ECLI:EU:C:2009:257 (Falco Privatstiftung en Thomas Rabitsch/Gisela Weller-Lindhorst)
Het gaat om de toepassing van 5 lid 1 sub a en b tweede streepje Brussel I (nu: 7 Brussel I bis). Verzoekers in het
hoofdgeding vorderen betaling van een licentievergoeding op basis van het deels bekende bedrag van de
verkoop van video-opnamen van een concert. Zij vorderen ook dat verweerster wordt gelast het totaalbedrag te
ramen en de daaruit voortvloeiende extra licentievergoeding te betalen. Zij vorderen dit op basis van bepalingen
uit het gesloten contract en subsidiair op schending van het auteursrecht. De rechter vraagt zich af of “een
overeenkomst waarbij de houder van een recht van intellectuele eigendom zijn medecontractant het recht
toekent om gebruik te maken van dit recht (licentieovereenkomst), een overeenkomstig is over ‘de verstrekking
van diensten’ in de zin van 5 punt 1 sub b Brussel I?”. Het begrip diensten houdt op zijn minst in dat de partij die
ze verstrekt, tegen vergoeding een bepaalde activiteit verricht. De houder van een recht van intellectuele
eigendom verricht geen enkele prestatie door het gebruik ervan toe te staan en verbindt zich er alleen toe zijn
medecontractant dit recht vrij te laten gebruiken. De overeenkomst uit de onderhavige zaak valt dus niet onder
5 sub b Brussel I. Bij overige gevallen van sub a geldt de rechtspraak van voorganger van Brussel I, het
Executieverdrag, als uitgangspunt.
HvJ EU 11 maart 2010, C-19/09, ECLI:EU:C:2010:137, Jur. 2010, I-2121 (Wood Floor Solutions)
Dit gaat ook om toepassing van 5 punt 1 sub b tweede streepje Brussel I (7 Brussel I bis) bij het verrichten van
diensten in verschillende lidstaten. Dit artikel is ook van toepassing als er diensten zijn verricht in verschillende
lidstaten. Onder de plaats van levering en het verrichten van diensten moet, wanneer dit in meerdere plaatsen
plaatsvindt, in beginsel worden verstaan de plaats die de nauwste band tussen de overeenkomst en het
bevoegde gerecht verzekert en dat die nauwste band in de regel aanwezig is op de plaats van de hoofdlevering.
Bij een agentuurovereenkomst is dat dus de plaats waar de agent hoofdzakelijk zijn diensten verricht. Dit wordt
vastgesteld aan de hand van de overeenkomst zelf. Als hier niets uit blijkt dan wordt er gekeken waar de
handelsagent zijn werkzaamheden overwegend heeft uitgeoefend. Als dit ook niet vast te stellen is dan wordt er
gekeken naar de woonplaats van de handelsagent.
HvJ EU 10 september 2015, C-47/14, ECLI:EU:C:2015:574 (Holterman Ferho/Spies)
Holterman Ferho Exploitatie is een in Nederland gevestigde holding, zij heeft drie dochtermaatschappijen naar
Duits recht, gevestigd in Duitsland. In 2001 wordt Spies bestuurder van de in Nederland gevestigde holding.
Wegens ernstige fouten bij de uitoefening van zijn functie hebben de vier vennootschappen Spies voor de rechter
gedaagd (onbehoorlijk bestuur). De rechter stelt de volgende vraag: “Verzetten de bepalingen 18-21 Brussel I
(ter bescherming van de individuele arbeidsovereenkomst) zich tegen toepassing van 5 punt 1 sub a of punt 3
Brussel I (7 Brussel I bis) in een geval waarin verweerder niet alleen in zijn hoedanigheid van bestuurder van een
vennootschap door die vennootschap wordt aangesproken op grond van onbehoorlijke taakvervulling dan wel
op grond van onrechtmatig handelen, maar ook afgezien van deze hoedanigheid door die vennootschap wordt
,aangesproken op grond van opzet of bewuste roekeloosheid bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst?”
Daarvoor is van belang of Spies een werknemer is en het om een verbintenis uit individuele arbeidsovereenkomst
gaat. Hierbij geldt een autonomie uitlegging. Hierbij geldt dat het hoofdkenmerk van de arbeidsverhouding is
gelegen in de omstandigheid dat een persoon gedurende bepaalde tijd voor een ander onder diens gezag
prestaties verricht. Van geval tot geval moet bekeken worden of er sprake is van een ondergeschiktheidsband.
Als dan uiteindelijk wordt bepaald dat er sprake is van een verbintenis uit individuele arbeidsovereenkomst in
de zin van 18 Brussel I dan staat dit in de weg aan toepassing van 5 Brussel I, mits die persoon in zijn hoedanigheid
van directeur en bestuurder gedurende bepaalde tijd voor en onder het gezag van die vennootschap prestaties
heeft verricht tegen beloning. Als Spies niet als werknemer wordt gezien kunnen de vennootschapsrechtelijke
verplichtingen die op hem rusten vallen onder 5 punt 1 sub a Brussel I. Voor de plaats die aan de verbintenis ten
grondslag ligt wordt gekeken naar de statuten en anders is het aan de rechterlijke instantie om te bepalen in
welke plaats de werkzaamheden overwegend zijn uitgevoerd. Pas als de handelingen daar ook niet onder vallen
dan kunnen ze onder 5 (3) Brussel I vallen en geldt de plaats die het nauwst verband houdt met de gebeurtenis.
HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (Höszig/Alstom), §10-dictum
Het Hof geeft hier aanknopingspunten voor het beoordelen van de geldigheid van een forumkeuzebeding. Het
eerste vereiste (materiële voorwaarde) is dat het forumkeuzebeding betrekking moet hebben op een bepaalde
rechtsbetrekking. Een forumkeuzebeding die betrekking heeft op alle geschillen die ooit zullen ontstaan is niet
geldig. Het tweede vereiste is dat de forumkeuze formeel geldig is, dat wil zeggen dat zij voldoet aan een van de
vormvereisten genoemd in 25 lid 1 sub a t/m c Brussel I Bis. Ten slotte is vereist dat de forumkeuze materieel
geldig is. Dit houdt in dat er wilsovereenstemming moet zijn, het moet niet kunnen dat één partij stiekem een
forumkeuzebeding opneemt.
HvJ EU 16 november 2016, C-417/15, ECLI:EU:C:2016:881 (Schmidt/Schmidt)
Vader Schmidt woonde in Oostenrijk en was daar ook eigenaar van een onroerend goed. Hij schonk dit bij
notariële akte aan zijn dochter Christiane Schmidt, zij woont in Duitsland. Vader is onder curatele gesteld en zijn
curator verzoekt tot doorhaling van deze schenking bij de Oostenrijkse rechter. Volgens de dochter is deze
rechter niet bevoegd via artikel 24 Brussel I bis, nu de vordering geen zakelijk recht op een onroerend goed in de
zin van die bepaling betreft. De vraag is dan ook of de vernietiging van een schenkingsovereenkomst wegens
handelingsonbekwaamheid van de schenker en de registratie van de doorhaling van het eigendomsrecht van de
begiftigde onder 24 lid 1 Brussel I bis valt? Het hof bepaalde dat de vordering tot vernietiging van de
schenkingsovereenkomst niet onder de exclusieve bevoegdheid viel, maar onder artikel 7 punt 1 sub a Brussel.
Een vordering tot doorhaling van de aantekeningen betreffende het eigendomsrecht van de begiftigde in het
kadaster viel wel onder de exclusieve bevoegdheid.
Hof Den Haag 25 april 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1120
Silicon is een internationaal opererende leverancier van stiftlasmachines en producten ten behoeve van de
bouwindustrie. Marvo is een internationaal opererende onderneming die zich toelegt op hoge-temperatuur-
technologie in industriële processen. Marvo heeft Silicon gevraagd voor een offerte voor de huur van
stiftlasmachines en toebehorende mankracht. De offerte verklaarde algemene voorwaarden van toepassing die
te vinden waren op de website van Silicon. Deze algemene voorwaarden maakte een forumkeuze voor de
Nederlandse rechter. Toch verklaarde de Nederlandse rechter zich in eerste aanleg onbevoegd doordat de
algemene voorwaarden niet waren medegedeeld en Marvo deze ook niet had aanvaard. Volgens die rechter
bood 5 sub 1 onder b Brussel I ook geen uitkomst nu het ging om een overeenkomst voor de verstrekking van
diensten in Antwerpen. Marvo had ook een forumkeuze gemaakt, maar dan voor de Duitse rechter. Er was dus
een battle of forms. Eerst wordt verwezen naar Höszig. Deze zaak onderscheidt zich van dit arrest doordat er
hier sprake is van een battle of forms en er dus niet aan wilsovereenstemming uit 25 Brussel I bis (23 Brussel I)
wordt voldaan. De Nederlandse rechter kan op die grond dus niet bevoegd zijn. Er is bovendien ook niet voldaan
aan de vormvereisten uit dat artikel en 25 lid 1 sub b Brussel I bis biedt hier ook geen oplossing. 5 sub 1 onder b
Brussel I biedt volgens het hof ook geen uitkomst nu de diensten inderdaad in Antwerpen zijn verricht.
HvJ EU 18 november 2020, C-519/19, ECLI:EU:C:2020:933 (Ryanair DAC/DelayFix)
De vlucht van Milaan naar Warschau werd geannuleerd en de passagier vorderde van Ryanair een betaling van
€ 250,- als compensatie. Delayfix heeft deze vordering van de passagier overgenomen. Ryanair stelt dat de Poolse
rechter onbevoegd is op grond van een clausule uit de algemene voorwaarden. Bij online aankoop van de ticket
heeft de passagier met deze algemene voorwaarden ingestemd en hierdoor is Delayfix er ook aan gebonden. De
rechter stelt de vraag of Delayfix ook de rechten van de consument overneemt en hierdoor kan stellen dat niet
, afzonderlijk over de bedingen is onderhandeld en dat de bedingen oneerlijk zijn. Ryanair kan een forumkeuze in
een door haar met de passagier gesloten vervoersovereenkomst in beginsel niet tegenwerpen aan Delayfix.
Hierop geldt een uitzondering: forumkeuzebeding waarmee derde niet heeft ingestemd kan hem enkel binden
wanneer de derde overeenkomstig het toepasselijke nationale recht in alle rechten en verplichtingen van de
oorspronkelijke contractspartij is getreden. De geldigheid van dit beding wordt beoordeeld op grond van de
wetgeving van de staat waarvan de gerechten in dat beding zijn aangewezen. In dit geval wordt het beding
oneerlijk geacht.
HvJ EU 3 juni 2021, C-280/20, ECLI:EU:C:2021:443 (ZN/Generalno konsulstvo na Republika Bulgaria)
Het ging om een Bulgaarse onderdaan die in bezit is van een vergunning tot verblijf in Spanje, daar verrichte hij
diensten als consulaat-generaal. Deze consulaat-generaal diende in Bulgarije vorderingen in tot erkenning van
het dienstverband en betaling van een vergoeding voor niet opgenomen vakantie. De verwijzende rechter heeft
twijfels over het bestaan van een internationaal aspect, aangezien het hoofdgeding betrekking heeft op een
Bulgaarse werkgever en werknemer en hun rechtsverhouding nauw verband houdt met Bulgarije. De rechter
vraagt “of 5 lid 1 jo overweging 3 Brussel I bis moet worden uitgelegd dat deze verordening van toepassing is ter
bepaling van de internationale bevoegdheid van de gerechten van een lidstaat om kennis te nemen van een
geschil tussen een werknemer van een lidstaat en een consulaire instantie van diezelfde lidstaat die op het
grondgebied van een andere lidstaat is gevestigd?”. De rechter dient als eerst vast te stellen of het hier om een
burgerlijke en handelszaak gaat. Als dit het geval is. Er is sprake van een grensoverschrijdende zaak als ten minste
een van de partijen haar woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan die van het
aangezochte gerecht. Het consulaat vormt een vestiging van een lidstaat in een andere lidstaat, een van de
partijen moet daarom verblijfplaats hebben in een andere lidstaat dan die van het aangezochte gerecht. De
dienstenovereenkomst is in Spanje gesloten en de verplichtingen zijn ook daar uitgevoerd. De overeenkomst
heeft dan ook grensoverschrijdende gevolgen.
Rb. Amsterdam 4 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4531 (materiële geldigheidforumkeuze)
Eiser (gevestigd in Nederland) heeft een onderneming in in- en verkoop van vaartuigen met vestigingen in Spanje.
Gedaagde woon in Australië en is directeur van een onderneming daar. In Singapore is een koopovereenkomst
gesloten voor een schip van ruim 5 miljoen euro. Er waren hierop algemene voorwaarden van toepassing.
Gedaagde heeft laten weten de koopprijs toch niet te kunnen voldoen en eiser beroept zich op een boetebeding
uit de algemene voorwaarden. Bovendien stelt eiser dat de Nederlandse rechter bevoegd is door een
forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden. Volgens de rb voldoet het forumkeuzebeding aan de
vormvereisten. De keuze moet ook materieel geldig zijn en dus voldoen aan het recht van het aangewezen
gerecht. Is het beding dan onredelijk bezwarend? In deze zaak wordt geoordeeld dat het beding inderdaad
onredelijk bezwarend is. Vervolgens moet de rechter ambtshalve oordelen of er een andere grond voor
bevoegdheid is. Er is geen verdrag tussen Nederland en Australië dat hierop van toepassing is. Daarom moet
gekeken worden naar het Rv. 6a onder a Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter bevoegd is indien de plaats van
uitvoering in Nederland is. Maar dit is hier ook niet het geval. Er is geen bevoegdheid.