Hs-1 (Goldstein) introductie van cognitieve psychologie
Cognitieve psychologie is een tak van de psychologie die zich bezighoudt met de
wetenschappelijke studie naar de geest. De geest heeft geen hele precieze de nitie, maar kan
worden gede nieerd op verschillende manieren. Verschillende de nities zijn:
- De geest creëert en controleert verschillende mentale functies, zoals aandacht, perceptie,
geheugen, emoties, taal, denken en redeneren. Het gaat over cognitie: de mentale processen,
zoals perceptie, aandacht en herinneringen.
- De geest is een systeem dat representaties van de wereld weergeeft, zodat we in deze wereld
kunnen interacteren en onze doelen kunnen bereiken.
In de jaren 1800 heerste het idee dat de geest niet kon worden bestudeerd. De Nederlandse
fysioloog Donders besloot toch onderzoek te gaan doen en voerde één van de eerste cognitieve
experimenten uit. In dit experiment deed hij onderzoek naar reactietijd: hoe lang het duurt om te
reageren op een gepresenteerde stimulus. Hierbij observeerde hij de simpele reactietijd en de
keuze reactietijd. Bij de eerste kregen de participanten een licht te zien en moesten ze op een
knop drukken. Bij de tweede meting kregen de participanten aan de linker of rechterkant een licht
te zien en moesten ze op de corresponderende knop drukken. Het presenteren van de stimulus
zorgde voor een mentale respons en deze leidde tot een reactie in gedrag. Van dit onderzoek
werd onder andere geleerd dat mentale processen niet direct kunnen worden geobserveerd, maar
ze kunnen wel afgeleid worden uit geobserveerd gedrag.
In 1879 werd het eerste psychologische laboratorium opgericht door Wilhelm Wundt. De aanpak
van Wundt heette het structuralisme. Volgens het structuralisme bestaan onze ervaringen uit
combinaties van losse sensaties die samen een geheel vormen. Om deze componenten apart te
onderzoeken en te beschrijven, gebruikte hij analytische introspectie. Dit is een techniek waarbij
getrainde deelnemers hun sensaties, gevoelens en denkprocessen beschreven als reactie op een
stimulus. Het structuralisme werd verworpen in iets na 1900. Wundt heeft er wel voor gezorgd dat
de empirische aanpak bij experimenten werd geïntroduceerd.
In 1885 voerde Ebbinghaus een experiment uit naar het geheugen. Hij onderzocht hoe lang het
duurde voor hem om een lijst met betekenisloze syllabi te leren voor de eerste keer en hoe lang
het hem duurde om de lijst opnieuw te leren na een bepaalde periode. Uit dit onderzoek volgde
de spaarcurve van Ebbinghaus.
In 1913 introduceerde John Watson het behaviorisme. Volgens het behaviorisme was
introspectie geen betrouwbare methode en zou psychologie voornamelijk onderzoek moeten
doen naar observeerbaar gedrag en niet naar bewustzijn en dergelijke. De studie naar de geest
werd verworpen. Een bekend experiment uit het behaviorisme is het experiment van Pavlov naar
klassieke conditionering.
In 1938 introduceerde B.F. Skinner de operante conditionering. Deze vorm van conditionering
focust zich op hoe gedrag wordt versterkt door positieve bekrachtigingen. De jaren erna, van
1940 tot 1960, werden de technieken van klassieke en operante conditionering toegepast bij
allerlei verschillende situaties. Nadat het behaviorisme de psychologie domineerde, kwam
uiteindelijk de cognitieve psychologie toch weer op gang.
In 1948 werd Tolman bekend met zijn experiment over de cognitieve plattegrond. Hij deed een
experiment met een rat die werd geplaatst in een doolhof met voedsel. De rat ontwikkelde een
cognitieve plattegrond van het doolhof en leerde zo om de juiste kant op te gaan voor het
voedsel.
Rond 1950 vond een cognitieve revolutie plaats, waarin de psychologie zich weer meer ging
richten op de bestudering van de geest in plaats van alleen observeerbaar gedrag. Op datzelfde
moment vond de oprichting van de digitale computers plaats. Dit was tegelijkertijd ook een
nieuwe manier op de werking van de geest te beschrijven. Zo werd onder andere de aanpak van
informatieverwerking van de computer gebruikt om de geest te bestuderen. Volgens deze
aanpak kan de werking van de geest worden beschreven in verschillende fases. Hierbij is er
sprake van input, verwerking en output.
fi fi fi
, Arti ciële intelligentie wordt gede nieerd als het programmeren van een machine op zo’n
manier dat deze gedragingen vertoont die intelligent zouden worden genoemd als een mens ze
uitvoerde. Het eerste programma dat op deze manier werd gecreëerd heette de logische
theoreticus. Deze machine gebruikte redeneringsprocessen om problemen op te lossen op de
manier waarop mensen dat doen.
In de cognitieve psychologie worden modellen gebruikt. Modellen zijn representaties van
structuren of processen die ons helpen de structuur/proces te visualiseren en uit te leggen.
Structurele modellen zijn representaties van fysieke structuren en worden bijvoorbeeld gebruikt
om de locaties van verschillende hersenstructuren te visualiseren. Een doel van modellen is om
het te simpli ceren. Procesmodellen representeren de processen die betrokken zijn bij cognitieve
mechanismen. Hierbij representeren boxen vaak de speci eke processen en pijlen representeren
de connecties tussen deze processen. Resource modellen lijken op procesmodellen, maar deze
modellen focussen op de mentale inspanning of de bronnen die nodig zijn voor de processen.
Een voorbeeld hiervan is het kortetermijngeheugen. Dit geheugen heeft een beperkte capaciteit.
Ook multitasken is een taak waarbij meerdere processen om inspanning vragen en zo concurreren
met elkaar. Het multiple resource model wordt gebruikt om de verschillen in prestaties te
voorspellen wanneer er gebruik wordt gemaakt van multitasken.
Hs-6 (kalat) sensorische systemen
6.1 Het menselijk gehoor
Geluidsgolven zijn periodieke compressies van lucht, water of andere media. Geluidsgolven
variëren in amplitude en frequentie. De amplitude van een geluidsgolf is de intensiteit (de hoogte
van de golf). De frequentie van een geluid is het aantal cycli per seconde gemeten in hertz (Hz).
Klanken met een hogere frequentie zijn hoger in toonhoogte. Timbre, wat toonkwaliteit of toon
complexiteit betekent. Het overbrengen van emotionele informatie via de toon van je stem heet
prosodie.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het buitenoor, het middenoor en het binnenoor. Het
buitenoor bestaat uit de oorschelp (pinna) die helpt bepalen waar geluid vandaan komt. Wanneer
geluidsgolven het middenoor bereiken, gaat het trommelvlies trillen. Het trommelvlies is
verbonden met drie kleine structuren (de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel) die de trillingen
doorgeven aan het ovale venster. Hierdoor wordt de vloeistof in het slakkenhuis in beweging
gezet. De auditieve receptoren, de haarcellen, liggen op het basilair membraan van het
slakkenhuis. Deze haarcellen worden geactiveerd door de trillingen in het slakkenhuis.
Volgens de plaatstheorie activeert iedere frequentie maar op één bepaalde plek de haarcellen op
het basilair membraan. Ieder gebied op het membraan is verbonden aan een speci eke
frequentie. Volgens de frequentietheorie reageren neuronen op verschillende frequenties door
een verschillende hoeveelheid actiepotentialen te veroorzaken. Volgens de huidige theorie wordt
bij lage frequenties het geluid verwerkt volgens de frequentietheorie en wordt bij hoge frequenties
het geluid verwerkt volgens de plaatstheorie. Uiteindelijk komt informatie van het auditieve
systeem terecht in de primaire auditieve cortex (gebied A1). De hersenen hebben verschillende
routes voor het herkennen van geluid en voor het lokaliseren van geluid. Mensen met schade aan
deze laatste route worden bewegingsdoof. Schade aan de primaire auditieve cortex leidt tot
moeite met spraak en luisteren naar muziek, maar niet tot doofheid. Het gebied is namelijk
belangrijk voor informatieverwerking en niet perse voor horen.
Om de richting en afstand van een geluid te bepalen, is vergelijking van de reacties van de twee
oren nodig. Eén methode is om het verschil in aankomsttijd bij de twee oren te vergelijken. Een
geluid van opzij bereikt het dichtstbijzijnde oor 600 microsecondes eerder. Een andere methode is
het verschil in intensiteit. Een hard geluid klinkt harder in het dichtstbijzijnde oor.
Amusie, oftewel toondoofheid, betekent dat iemand niet in staat is om kleine verschillen tussen
tonen te horen en een verkeerde noot in een melodie te ontdekken. Absolute pitch is de
vaardigheid om een noot te kunnen horen en te identi ceren.
De twee categorieën van het verliezen van het gehoor zijn:
fi fi fi fi fi fi
, 1. Conductief gehoorverlies: Ziekte, infectie of tumorgroei kan conductief gehoorverlies/
middenoor doofheid, veroorzaken door te voorkomen dat het middenoor geluidsgolven
doorgeeft aan het slakkenhuis. Het is vaak tijdelijk en kan meestal verholpen worden met een
operatie.
2. Zenuwgehoorverlies: Zenuwgehoorverlies, of binnenoor doofheid, kan ontstaan door ziekte
of blootstelling aan harde geluiden. Dit veroorzaakt schade aan het slakkenhuis, de haarcellen
of de gehoorzenuw. Tinnitus is het ervaren van een constante piep of uiten in het oor.
6.2 de mechanische zintuigen
De mechanische zintuigen reageren op druk, buiging en andere sensaties van een receptor. Hier
valt onder pijn, tast en sensaties van het vestibulaire systeem. Het vestibulaire orgaan detecteert
de bewegingen van het hoofd, zoals kantelen en de snelheid. Deze informatie wordt gebruikt voor
het bewegen van de ogen en het behouden van balans. Het vestibulaire orgaan bestaat uit de
saccule, de utricula en drie semicirculaire kanalen. De saccule en de utricula geven informatie
door over de positie van het hoofd. De semicirculaire kanalen geven informatie door over de
snelheid van de bewegingen van het hoofd.
Het somatosensorische systeem, de sensatie van het lichaam en zijn bewegingen, is niet één
zintuig, maar vele, waaronder onderscheidende aanraking (die de vorm van een object
identi ceert), diepe druk, kou, warmte, pijn, jeuk, kietelen en de positie en beweging van
gewrichten. Je hebt hierbij allemaal verschillende somatosensorische receptoren, zoals de
Pacinian corpuscle, dat trillingen of plotseling verplaatsingen op de huid waarneemt. Ons lichaam
heeft ook speciale receptoren die temperatuur te detecteren. Deze kunnen reageren op
chemische stimuli. Capsaïcine is een stof die voorkomt in hete pepers en die zorgt voor sensaties
van pijnlijke hitte. De stof kan zorgen voor brandende of stekende sensaties op delen van het
lichaam. Menthol en mint zijn sto en die de koudereceptoren stimuleren.
Informatie van tastreceptoren in het hoofd komt het centrale zenuwstelsel (CZS) binnen via de
hersenzenuwen. Informatie van receptoren onder het hoofd komt het ruggenmerg binnen en gaat
naar de hersenen via een van de 31 spinale zenuwen. Elke zenuw heeft een sensorische en een
motorische component. Daarnaast is elke ruggenmergzenuw verbonden met een bepaald gebied
van het lichaam. Dit gebied heet een dermatoom. Verschillende aspecten van lichaamssensatie
blijven grotendeels gescheiden tot aan de cortex. De primaire somatosensorische cortex is
essentieel voor ervaren van aanraking. Schade aan de somatosensorische cortex leidt tot
verminderde perceptie van het lichaam.
Pijn wordt gedetecteerd op de huid en gaat vervolgens door naar de ruggengraat. Pijnlijke stimuli
activeren een route die leidt naar de medulla, vervolgens naar de thalamus en vervolgens naar de
amygdala, de hippocampus, de prefrontale cortex en de cingulate cortex. Deze gebieden
reageren niet op de sensatie, maar op het emotionele aspect. Intense gevoelens van pijn leidden
tot zowel activiteit in de cingulate cortex (betrokken bij de emotionele aspecten van pijn) als in de
sensorische gebieden betrokken bij fysieke pijn. Wanneer pijn je waarschuwt voor schade zorgen
opioïde mechanismes van het lichaam ervoor dat de pijn minder wordt. Opiaten binden zich aan
receptoren die zich voornamelijk bevinden in het ruggenmerg en in het periaqueductaal grijs
gebied. De hersenen produceren zelf endor nes die verschillende soorten pijn verminderen.
Volgens de poorttheorie ontvangen neuronen van het ruggenmerg die berichten ontvangen van
pijnreceptoren ook berichten van aanraak-receptoren en axonen afkomstig van de hersenen. Deze
andere input kan ervoor zorgen dat de ‘poort’ sluit voor de berichten van de pijnreceptoren, onder
andere door endor nes af te geven. Een placebo is een medicijn zonder farmacologische
e ecten. Placebo’s verminderen vaak pijn, depressie en angst. Placebo’s reduceren pijn, maar ze
hebben een nog groter e ect op de emotionele reactie op pijn.
Beschadigd of ontstoken weefsel laat verschillende sto en vrij, zoals histamine en het hormoon
zenuwgroeifactor, maar zorgt ook voor extra gevoeligheid van de warmte- en pijnreceptoren. Om
chronische pijn na een operatie te voorkomen, is de beste aanpak om voor de operatie al
medicatie te nemen om de pijn te verminderen. Jeuk is een aparte sensatie en het lichaam heeft
er speciale receptoren voor. Jeuk is nuttig omdat het je de opdracht geeft om te krabben bij het
gebied en datgene weg te halen wat de huid irriteert.
ff
fi fi ff ff fi ff fl