Werkgroep 1 juridische aspecten van de kindermishandeling
1.
https://www.rtvdrenthe.nl/nieuws/14915375/echtpaar-uit-emmen-mishandelt-
pleegkinderen-voorwaardelijke-taakstraf-opgelegd
2. belangrijkste verdragsbepalingen:
Art. 2 EVRM recht op leven
Art. 3 IVRK: verbod op foltering positieve verplichting van de staat
Art. 8 EVRM recht op ongestoord familieleven, ingrijpen kan indien voorzien bij wet +
noodzakelijkheid
Art. 19 IVRK: general
comment nr. 13 alle soorten vormen van geweld, opvoedsetting wordt beetje losgelaten,
bescherming tegen misbruik en verwaarlozing
Art. 34 IVRK staat moet zich inspannen om het te voorkomen, seksuele exploitatie en
seksueel misbruik
Art. 39 IVRK: slachtoffers recht op passende zorg
3. toezichtmechanisme
EHRM: individueel klachtrecht, juridisch bindend, geen hoger beroep mogelijk, eerst
nationaal uitgeprocedeerd
Comité van de Rechten van het Kind: aanbevelingen zijn niet juridisch bindend, soft law je
kunt je hier niet rechtstreeks op beroepen. Hebben wel veel invloed en in een general
comment wordt uitgelegd hoe een artikel moet worden geïnterpreteerd. NL om de 5 jaar
verantwoording afleggen. Kind kan klacht indienen, maar in Nederland nog niet
geratificeerd.
4.
Corporal punishment at school
Eerste zaak bood ouders bescherming tegen staatsinmenging in hun levensbeschouwelijke
overtuigingen, maar geen onafhankelijke bescherming voor kinderen tegen fysiek geweld.
Tweede zaak lijfstraffen op school in bepaalde omstandigheden in strijd met artikel 3.
Derde zaak dergelijke verwondingen onaanvaardbaar ongeacht wie de straf had opgelegd.
Totaal verbod op lijfstraffen op scholen is er niet: het hing af van de ernst van het geweld, en
niet van de karakterisering van het kind als een mens die bescherming verdient van de
lichamelijke integriteit.
Laatste zaak commissie: lijfstraffen zijn een inmenging in de lichamelijke integriteit en een
gebrek aan respect voor het privéleven in de zin van artikel 8, lid 1, inhouden. Het Hof
oordeelde dat, aangezien er geen bewijs was van ernstige of langdurige gevolgen, de straf
niet de minimumdrempel overschreed om binnen de reikwijdte van artikel 3 te vallen.
Nadruk ligt op de fysieke effecten van de behandeling, in plaats van op het recht van fysieke
integriteit.
,Samenvattend:
Dus geen absoluut verbod op lijfstraffen op school.
Schending art. 3 EVRM: moet gaan om bepaalde ernst. Niet alles valt er dus onder. Wat
waren de omstandigheden en wat voor fysieke klachten had het kind.
Corporal punishment at home
Streven naar
Niet de ernst maar de aard schendt de rechten van het kind
Geweld alleen maar gestopt om 'te ver' te gaan, waardoor het opleggen van lijfstraffen een
toelaatbare praktijk is gebleven - althans voor zover het niet het niveau van artikel 3 bereikt.
Ouderlijke rechten en keuzes in de opvoeding en opvoeding van hun kinderen voorop staan,
in tegenstelling tot de staat'
Het Verdrag staat staatsinmenging in het ouderlijk gezag toe, maar niet vereist, waardoor
kinderen in dit opzicht blijvend overgeleverd zijn aan de binnenlandse besluitvorming.
Kinderen moeten worden beschermd tegen lijfstraffen die het niveau van foltering bereiken,
of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Het blijft onduidelijk of
lijfstraffen die niet aan deze norm voldoen, niettemin in strijd zijn met het Verdrag.
Samenvattend:
Geen algeheel verbod lijfstraffen in opvoeding, maar waardigheid kind is zoiets belangrijks
dat geweld in wat voor vorm dan ook deze waardigheid aantast. Staten moeten streven naar
bescherming kinderen tegen geweld thuis. Art. 1:247 BW norm. Gezag niet absoluut, want je
kind slaan als opvoedmiddel mag niet.
5. M.A.K. en R.K. t. Verenigd Koninkrijk
a) Casus:
Ouders van een meisje (8 jaar) maken zich zorgen om blauwe plekken en vragen na herhaald
huisartsbezoek om verwijzing naar het ziekenhuis. Kort voor het bezoek aan de kinderarts
bezeert het meisje zich bij het fietsen tussen haar benen. Vader brengt het meisje naar de
kinderarts en wisselt af met moeder. In het uur dat geen vader en geen moeder aanwezig is,
neemt de arts bloed af, maakt foto’s en wordt melding gemaakt van kindermishandeling. De
dermatoloog wordt geconsulteerd (na vier dagen, op initiatief moeder) en constateert na
verloop van tijd dat het gaat om een zeldzame ziekte die plekken veroorzaakt. In de
tussentijd wordt het contact tussen vader en kind beperkt.
b) Rechtsvraag:
Is het handelen van de professionals naar aanleiding van een vermoeden van
kindermishandeling (seksueel misbruik) buitenproportioneel en daarmee in strijd met art. 8
EVRM?
c) Juridisch kader:
Art. 8 EVRM, recht op bescherming van privé- gezin- en familieleven.
Art. 3 EVRM, folterverbod.
Art. 13 EVRM, effectief rechtsmiddel voor burger tegen verdragsverplichtingen.
d) Uitspraak van het EHRM:
Ten aanzien van de beslissing dat de vader wordt weggehouden van zijn kind, oordeelt het
, EHRM dat er een schending is van art. 8 EVRM, omdat er voor deze maatregel geen
wettelijke basis bestond.
Ten aanzien van de beslissing van de kinderarts om vanwege de blauwe
plekken de kinderbeschermingsautoriteiten in te schakelen oordeelt het EHRM dat
deze beslissing gerechtvaardigd was, toch oordeelt het EHRM een schending van art. 8
EVRM, omdat relatief laat (pas na vier dagen) de expertise van de dermatoloog wordt
ingeroepen. Ten aanzien van de beslissing van de kinderarts om het meisje te onderzoeken
nadat de vader het ziekenhuis had verlaten, zonder zijn toestemming en zonder te wachten
op zijn echtgenote, oordeelt het EHRM dat de bloedafname en de gemaakte foto’s niet
dringend noodzakelijk waren, omdat er geen sprake is van een kritieke toestand, zodoende
oordeelt het EHRM een schending van art. 8 EVRM.
Als er beperking wordt opgelegd tussen kind en ouder moet er wel snel gehandeld en
zorgvuldig worden om uitsluitsel te krijgen. Anders in de knel met art. 8 EVRM.
e) Samenvattend:
Enerzijds hebben verdragstaten een plicht om alert te zijn op signalen van
kindermishandeling teneinde de kinderen actief te beschermen (art. 3 EVRM).
Anderzijds dient vervolgens zo snel mogelijk en efficiënt mogelijk te worden onderzocht of
vermoedens gegrond zijn, waarbij het contact tussen ouders en kind zoveel
mogelijk moet worden gewaarborgd (art. 8 EVRM).
Hoorcollege 2 juridische aspecten van de kindermishandeling
Melden of info verstrekken: delen van persoonsgegevens
- Info verstrekken op eigen initiatief of op verzoek van:
Veilig Thuis: bij vermoedens kindermishandeling. Kan verzoek doen om informatie
Raad voor Kinderbescherming: op hun verzoek bij onderzoek naar bescherming of
gezag en omgang
VIR: bij uitvoering hulp aan contact met kind/gezin. Er is dan al uitspraak gedaan
Jeugdbeschermer van gecertificeerde intstelling: info verstrekken aan
jeugdbeschermer bij maatregel van OTS
Gegevensuitwisseling bij kindermishandeling:
Toestemming nodig, behalve politie en justitie
Andere uitzonderingen:
1. Noodzakelijk voor uitvoeren wettelijke plicht
2. Noodzakelijk voor vitaal belang betrokkene
3. Ter uitvoering van publiekrechtelijke taken
Medisch beroepsgeheim: als het gaat om kindermishandeling, mag het, dat regelt de wet
Meldrecht art. 5.2.6 Wmo 2015: Degene met beroepsgeheim kunnen zonder
toestemmingen van degenen die het betreft aan een AMHK desgevraagd of uit eigen
beweging inlichtingen verstrekken, als dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie