WEEK 1
• Kan de (patho) fysiologie van een zwangere vrouw onderscheiden van die van een niet zwangere
en kan klachten rondom de zwangerschap hieraan relateren (1)
◦ fysiologisch: hoort erbij
‣ metabolisme verhoogd, vaker plassen
‣ tweede helft: insuline resistentie neemt toe -> minder glucose opgenomen
‣ hypermesis gravidarium -> overmatige zwangerschapsklachten
‣ toename adem-minuut volume
◦ pathologisch: afwijkend
‣ mastitis: borstontsteking
‣ endometritis: onsteking baarmoederslijmvlies
‣ kraamvrouwkoorts
‣ psychiatrische problemen
HCG: houdt corpus lutheum in stand
◦ deze produceert progesteron
‣ geen nieuwe follikel rijping
‣ ondoordringbaar baarmoederslijmvlies
‣ bevordert innesteling
‣ relaxerend effect
• vaatverwijding -> lage bloeddruk
‣ toedienen bij dreigende vroeggeboorte: gaat samentrekkingen tegen
‣ bevordert groei melkklieren (maar remt melkproductie)
‣ ademcentrum gevoeliger voor CO2.
,• Heeft kennis van preconceptie en prenatale zorg ten aanzien van de volgende aspecten: (1)
◦ Kan preconceptionele adviezen geven aan een paar met kinderwens
‣ foliumzuur, gezond eten, vaccineren, gezond eten, stoppen met roken, geen alcohol,
gezond gewicht, arbo-arts etc.
◦ Kan verwijzen naar passende prenatale zorg rekening houdend met de voor- en nadelen van
het systeem in Nederland
‣ begint bij 9 weken
• anamnese, bloedonderzoek, bloeddruk en gewicht
‣ 12 weken echo
• crown- rump lengte, aantal foetussen, ontwikkeling, positie etc.
‣ combinatietest: 13,18,21
• bloed van d zwangere en echo nekplooi
foetus
◦ positieve uitslag: vruchtwaterpunctie/
vlokkentest
‣ NIPT: bloed zwangere, DNA baby, 13,18,21
‣ SEO: 20 weken echo
• grote abnormaliteiten
‣ risico selectie: A laag risico, D hoog : 1e lijns laag
risico, 3e lijns hoog
‣ Bevalling optijd: 37-42 weken
, • Kan beschrijven welke hormonale veranderingen er plaatsvinden in een menstruele cyclus, en kan
beschrijven welke hormonale veranderingen er plaatsvinden om een zwangerschap (1)
Menstruele cyclus:
◦ 1. Folliculaire fase: groei en rijping van een nieuwe eicel in een blaasje onder invloed van FSH.
Follikel= eicel + blaasje. Bij de groei van het follikel, scheidt hij in toenemende mate
oestradiol af.
◦ 2. Door piek in oestradiolconcentratie scheidt de hypofyse LH af. LH stimuleert het vrijkomen
van de eicel uit de follikel. Ovulatie= 34-36 uur na het begin van de LH piek
◦ 3. Ovulatie: eicel wordt opgevangen door de franjes van de eileider en wordt naar de
baarmoeder vervoerd.
◦ 4. Het opengebarsten blaasje vult zich met bloed en wordt corpus luteum onder invloed van
LH. Het corpus luteum maakt progesteron aan: stimuleert het endometrium zich klaar te
maken voor innesteling.
◦ 5. Menstruatie: als de eicel niet bevrucht is, raakt het corpus luteum uitgeput en neemt de
progesteron productie af, waardoor endometrium wordt afgestoten
• Kan advies geven over anticonceptiemethoden aan een patiënt rekening houdend met:
werkingsmechanismen, betrouwbaarheid, voor- en nadelen voor de gezondheid,
gebruiksaspecten, invloed op menstruatie en contra-indicaties (1)
◦ oestrogeen regelt bloedingen
◦ progestageen remt eisprong
‣ progestageen alleen anti-conceptie als er sprake is van trombo-embolische aandoening
◦ 2e generatie pil: minste kans op trombose
‣ beste keus: 30 mg ethinylesestradiol + levenorgastrel
◦ niet hormonaal= coïtus interruptus, periodieke onthouding, barriere methodes, spermicide
middelen, koperspiraal, sterilisatie en pessarium/ ring
• Kan de werking (farmaco kinetiek) van medicijnen uitleggen en hoe deze wordt beïnvloed door de
zwangerschap hierop en kan de mechanismen van geneesmiddeleninteractie uitleggen. (1)
◦ first pass effect: geneesmiddelen uit maag-darm kanaal eerst door de lever afgebroken
◦ tijdens zwangerschap betere doorbloeding: medicatie sneller geëlimineerd.