Inleiding staats- en bestuursrecht
Arresten
Meerenberg-arrest
Artikel 89 lid 1 en 2 Grondwet (art. 140 oude Gw)
In dit arrest gaf de Hoge Raad een principieel antwoord op de vraag naar de grondwettigheid van de
besluitenregering.
De Hoge Raad overwoog: enerzijds mag de Koning bij algemene maatregel van bestuur regels
stellen op die terreinen die volgens de Grondwet tot zijn bevoegdheid horen, anderzijds is op alle
andere terreinen de wetgever geroepen tot regelgeving, met dien verstande dat de wetgever dan op
zijn beurt het stellen van nadere regels mag delegeren aan de Kroon.
De Hoge Raad was van oordeel dat voor regelgeving door de Koning alleen dan nog ruimte was als
een grondwettelijk voorschrift een taakopdracht in die zin bevatte óf als de formele wet de Koning
uitdrukkelijk tot regelgeving machtigde. De consequentie hiervan was dat de Koning niet meer
zelfstandig regels mocht stellen.
In 1887 heeft de Grondwetgever het Meerenberg-arrest teruggedraaid, door te stellen dat de Kroon
wél zelfstandig bevoegd is om algemene maatregelen van bestuur uit de vaardigen, maar dat deze
slechts met straffen gehandhaafd mogen worden indien zij op een wet berusten. Dit is terug te vinden
in art. 89 lid 1 en 2 van de Grondwet. De Kroon mag dus vanaf 1887 zelfstandig algemene
maatregelen van bestuur op stellen, zolang zij geen voorschriften bevatten waaraan straffen zijn
verbonden.
Jamin-arrest
Géén artikel, onderwerp: subdelegatie
In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat subdelegatie alleen is toegestaan wanneer de wetgever
dit uitdrukkelijk aangeeft in een hogere regeling. Daarbij moet er uitdrukkelijk een machtiging worden
verleend. Wanneer er subdelegatie mogelijk is, heeft de Wetgever in de desbetreffende bepaling
aangegeven dat er bijvoorbeeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels
mogen worden gesteld aan bepaald onderwerp.
Wanneer deze woordencombinatie niet aanwezig is in een artikel, dan heeft de Wetgever
subdelegatie uitgesloten.
De Hoge Raad bepaalde dat, er in de casus die ten grondslag ligt aan dit arrest, de wetgever géén
mogelijkheid tot subdelegatie had gecreëerd.
Fluoriderings-arrest
Art. 4 lid 1 Waterleidingwet
Legaliteit, ingrijpend overheidshandelen, delegatie
In 1973 oordeelde de Hoge Raad in dit arrest dat een ingrijpende maatregel, zoals toevoeging van
fluoride aan het drinkwater, niet zonder wettelijke basis mocht worden ingevoerd. In de praktijk is het
namelijk zo dat er een wettelijke grondslag wordt vereist voor besluiten die eenzijdig verplichtingen
opleggen aan burgers.
De Hoge Raad kwam tot de conclusie dat er voor een ingrijpend overheidshandelen altijd een
wettelijke grondslag is vereist. Dit dient het legaliteitsbeginsel.
, Emmense Baliekluivers-arrest
Art. 122 Gemeentewet: anterieur.
De vraag die de Hoge Raad in dit arrest diende te beantwoorden was of er twee regelingen naast
elkaar kunnen blijven bestaan, ondanks dat ze beiden min of meer een gelijkstrekkende inhoud
bevatten, óf dat de lagere regeling (in dit geval de APV) diende te vervallen omdat zij later tot stand is
gekomen dan de hogere regeling.
De Hoge Raad kwam in dit arrest tot de conclusie dat wanneer een lagere regeling met een ander
onderwerp een hogere regeling doorkruist, deze niet kan blijven bestaan. Tevens kan een lagere
regeling niet naast de hogere regeling blijven bestaan wanneer de lagere met eenzelfde onderwerp in
strijd is met de hogere regeling.
De Hoge Raad stelde tevens vast dat wanneer de lagere regeling de hogere regeling níet doorkruist
en ook niet in strijd is met de hogere regeling, beide regelingen gewoon naast elkaar kunnen blijven
bestaan.
Lagere regeling, ander onderwerp, doorkruising hogere regeling? Kan niet blijven bestaan.
Lagere regeling, ander onderwerp, geen doorkruising hogere regeling? Kan wel blijven bestaan.
Lagere regeling, hetzelfde onderwerp, in strijd met hogere regeling? Kan niet blijven bestaan.
Lagere regeling, hetzelfde onderwerp, niet in strijd met hogere regeling? Kan wel blijven bestaan.
Schiermonnikoog-arrest
Art. 121 Gemeentewet: posterieur.
Een uitwerking van het Emmense Baliekluivers-arrest waar onder andere in werd gesteld dat
wanneer een lagere regeling met een ander onderwerp een hogere regeling doorkruist, deze niet
naast elkaar kunnen blijven bestaan.
In de casus die aan dit arrest ten grondslag ligt, was dit wel het geval.
De Hoge Raad kwam daardoor tot het oordeel dat de lagere regeling in deze casus de hogere
regeling doorkruist, en de lagere regeling daarom niet kon/mocht blijven bestaan.
Verkeersbesluit Hema
Art. 1:2 lid 1 Awb, art. 2 lid 1 Wegenverkeerswet 1994, art. 7:1 Awb.
Het belanghebbende begrip.
In dit besluit diende de Afdeling te oordelen over de vraag of de appellant belanghebbende was in de
zin van art. 1:2 Awb.
Een van de voorwaarden die er worden gesteld aan het belanghebbende zijn is dat er een
zelfstandig, eigen en rechtstreeks belang dient te zijn. Op basis daarvan heeft de Afdeling geoordeeld
dat de eigenaar van een pand belanghebbende is bij een verkeersbesluit, indien de daarin vervatte
maatregelen zijn eigendomsbelangen raken.