Samenvatting Essentials of Economics (5e
editie)
Hoofdstuk 1: Limits, Alternatives, and Choices
Het economische perspectief
- Economie is de wetenschap van hoe individuen, organisaties en de maatschappij (economische) keuzes
maken onder voorwaarde van schaarste.
- Economen hebben een bepaald perspectief, dat noemen we het economisch perspectief (economic
perspective)
-> vanuit dit perspectief maken individuen en organisaties rationele afwegingen bij het maken van keuzes
door de marginale baten of opbrengsten te vergelijken met de marginale kosten die aan hun keuze
gebonden zijn.
- Economische middelen om producten en/of diensten te maken zijn beperkt, dit noemen we schaarste
(scarcity).
-> dit beperkt ook onze opties en zorgt ervoor dat we keuzes moeten maken.
- Er bestaat niet zoiets als gratis producten of diensten, voor alles is ergens en door iemand een prijs betaald.
-> aangezien de maatschappij de middelen voor een bepaalde dienst of product ergens anders voor had
kunnen gebruiken, offeren we die andere diensten of producten op, want we kiezen ervoor die niet te
maken opportunity costs.
- Menselijk gedrag richt zich op rationeel eigenbelang (rational self-interest) mensen zoeken kansen om
hun eigen nut (utility) te verbeteren (= de tevredenheid en de blijheid die een consument krijgt door een
bepaald goed of dienst te kopen)
-> ze zetten tijd, energie en geld in om hun tevredenheid te maximaliseren.
-> aangezien ze hierbij zouden doen aan een kosten-batenanalyse, is er sprake van rationaliteit.
- Echter stelt deze rationaliteit niet dat mensen of organisaties geen fouten kunnen maken, en het suggereert
ook niet dat mensen niet worden beïnvloed door emotie of de keuzes van anderen.
-> het betekent alleen dat mensen keuzes maken met een bepaald doel of een bepaalde uitkomst voor ogen.
- Rationeel eigenbelang is ook niet hetzelfde als egoïsme.
-> het verhogen van het eigen loon (of andere vormen van inkomen) gaat vaak samen met het verzadigen
van iemand anders zijn of haar behoeften.
-> daarnaast offeren mensen ook persoonlijk iets op zonder dat ze er iets voor terug verwachten van een
ander, het gaat erom dat ze er voldoening van krijgen (bv. donaties)
- Het economische perspectief gaat ook sterk om marginale analyse, dat is de vergelijking tussen de marginale
opbrengsten en marginale kosten.
-> marginaal betekent extra, wat ergens bij komt als er iets extra wordt geproduceerd.
-> als een keuze rationeel wordt gemaakt, moet er gekeken worden naar deze twee hoeveelheden.
Theorieën, principes en modellen
- Ook de economie als wetenschap heeft de wetenschappelijke methode nodig, deze methode bestaat uit een
aantal elementen:
1. Gedrag en uitkomsten uit de wereld waarnemen
2. Een hypothese opstellen over deze waarnemingen
3. De hypothese testen door het te vergelijken met de uitkomst van gebeurtenissen
4. Hypothese beoordelen gebaseerd op de resultaten
5. De hypothese blijven testen.
-> zodra er genoeg goede resultaten zijn, wordt de hypothese een theorie, een goed geteste en
geaccepteerde theorie wordt een wet of principe.
-> combinaties van wetten of principes worden gebruikt in modellen (= simpelere weergave van hoe iets
werkt)
, - De werkelijkheid is veel te complex om in zijn geheel te begrijpen, waardoor we dergelijke simplificaties
nodig hebben.
-> deze kunnen ons helpen om gedrag van mensen en organisaties uit te leggen en te voorspellen.
- Nog een aantal andere economische principes:
1. Economische principes zijn generalisaties op basis van economisch gedrag of de economie zelf het zegt
iets over de neigingen van een gemiddeld persoon.
-> bijvoorbeeld het prijs-hoeveelheidprincipe, waarbij wordt gesteld dat als de prijs lager wordt, het aantal
producten dat gevraagd wordt omhoog gaat.
2. Ceteris paribus wordt vaak gebruikt door economen om aan te geven dat alle andere variabelen, behalve
degene waar expliciet aandacht aan wordt besteed, constant blijven.
3. Veel economische modellen worden grafisch weergeven.
Micro-economie en macro-economie
- Economen maken economische principes en modellen op twee niveaus: micro en macro.
- Micro-economie gaat over de besluiten van individuele consumenten, arbeiders, huishoudens en bedrijven.
-> hierbij bekijken we hun gedrag door een ‘microscoop’.
- Bij macro-economie gaat het om de prestatie en het gedrag van de economie als geheel.
-> het aggregaat (aggregate) is een collectie van bepaalde economische eenheden die worden beschouwd
als één geheel
-> zorgt voor een globaal overzicht over de economie en de relaties tussen de aggregaten.
Individuele economische problemen
- Zowel individuen als de samenleving hebben economische problemen ze moeten een keuze maken
omdat de behoeften groter zijn dan de middelen.
- We hebben een gelimiteerde hoeveelheid inkomen.
-> inkomen bestaat uit loon, rente, huur en winst.
-> inkomen is afhankelijk van tijd en plaats.
- Daarnaast hebben we ook onbeperkte behoeften, te veel voor de hoeveelheid producten en diensten die
ons nut (utility) bieden.
-> dit varieert van noodzakelijke producten en diensten tot luxe producten.
-> zodra er nieuwe en verbeterde producten op de markt komen, groeit de vraag naar die producten.
-> ook zorgt het bevredigen van één behoefte vaak voor het aanwakkeren van een andere behoefte.
-> we kunnen onze behoeften niet geheel bevredigen (wel voor individuele producten).
- De budgetlijn is een curve die verschillende combinaties van twee (groepen van) producten laat zien bij een
specifiek inkomen en gegeven de prijs van deze producten.
-> elk punt op de lijn is een mogelijke combinatie van de twee producten, elk punt onder de lijn is ook
mogelijk (niet optimaal) haalbare (attainable) opties.
-> alle punten buiten de lijn zijn niet-haalbaar (unattainable).
-> de helling van de lijn is de prijsverhouding tussen de twee producten.
- Dit illustreert afwegingen/compromissen (trade-offs) die ontstaan door een beperkt inkomen, je moet iets
opgeven om meer van iets anders te krijgen.
-> dit hangt ook sterk samen met opofferingskosten (opportunity costs).
-> in het onderstaande voorbeeld: voor elke film die je koopt, offer je twee boeken op.
-> hierdoor is de helling van de budgetlijn ook gelijk aan de opofferingskosten (opportunity costs)
- Zodra het inkomen veranderd, veranderd ook de budgetlijn.
-> als het inkomen stijgt, schuift de lijn naar rechts; als het
inkomen daalt, schuift de lijn naar links.
,Maatschappelijke economische problemen
- Ook de maatschappij heeft beperkte middelen productiefactoren (economic resources of factors of
production), en deze middelen worden opgedeeld in vier categorieën (KANO).
❑ Kapitaal (Capital) door de mens gemaakte middelen, zoals machines en fabrieken, kapitaalgoederen
verzadigen mensen hun behoeften niet, ze maken producten die dat wel doen (investeringen of investment
is de term voor het spenderen aan de productie)
❑ Arbeid (Labour) fysieke en mentale activiteiten die mensen uitvoeren om te produceren.
❑ Natuur (Land) natuurlijke grondstoffen, zoals water, zonlicht, bossen, mineralen, olie.
❑ Ondernemerschap (Entrepreneurial Ability) middelen die beschikbaar komen door ondernemers
(entrepeneurs), met een aantal belangrijke functies:
-> drijvende kracht achter de productie (nemen het initiatief om productie op gang te laten komen), maken
strategische beslissingen over de koers van een bedrijf, innoveren en nemen risico.
Production Possibilities Model (transformatiecurve)
- Een macro-economisch model om te laten zien welke alternatieven de samenleving heeft in termen van
produceren met beperkte middelen.
- Een aantal aannames voor dit model: volledige arbeidsbezetting, vaste middelen, vaste technologie en er zijn
twee goederen (consumentengoederen of consumer goods en
kapitaalgoederen of capital goods)
- Ook hierbij bestaat een curve, de transformatiecurve, waarbij wordt
weergegeven welke combinaties kunnen worden geproduceerd in de
samenleving gegeven de bovenstaande aannames.
-> de data voor deze grafiek kan worden gehaald uit een production
possibilies table.
-> ook hier geldt: elk punt op de lijn is een maximum combinatie
(alleen als de economie alle middelen gebruikt), alles eronder is ook
mogelijk (niet optimaal) en alles erbuiten is niet mogelijk met de
huidige middelen en technologie.
- Wet van stijgende alternatieve kosten (Law of Increasing Opportunity Costs)
-> zodra de productie van één goed stijgt, zullen de opofferingskosten stijgen voor het andere product.
-> in figuur hierboven: van A naar B, dus één pizza meer, kost één robot; van B naar C is ook één pizza meer,
maar kost al twee robots.
-> daarom is de lijn geen strakke, rechte lijn, maar een curve.
- De reden hiervoor is dat economische middelen niet volledig adaptief zijn voor alternatief gebruik
sommige middelen zijn beter voor een soort productie dan voor een andere.
- Economische activiteit moet worden voortgezet zolang de marginale opbrengsten nog groter zijn dan de
marginale kosten, dan word er namelijk nog winst gemaakt per stapje.
-> het optimum is bereikt als er geldt dat MO = MK (of MB = MC)
- Marginale kosten zullen stijgen door het hierboven beschreven verhaal, dat middelen niet overal even goed
werken, anderzijds worden de marginale opbrengsten steeds lager.
- Middelen worden dus efficiënt en optimaal ingezet zodra de marginale opbrengsten gelijk zijn aan de
marginale kosten
, Werkloosheid, groei en de toekomst
- In de praktijk functioneert de economie niet altijd op volle capaciteit, er is
sprake van werkloosheid en lagere productie in bijvoorbeeld tijden van
crisis.
- Punten binnen de transformatiecurve symboliseren punten waar er
sprake is van werkloosheid of een andere manier waarop er geen
volledige arbeidsbezetting is.
-> op deze punten kan er nog meer worden geproduceerd, doormiddel
van het vergroten van de arbeidsbezetting (figuur hiernaast)
- Een andere aanname is dat de middelen vaststonden, maar als dat ook
niet het geval is veranderd het potentiële maximum ook ze
veranderen over tijd.
-> als er meer middelen beschikbaar komen (door bijvoorbeeld
bevolkingsgroei, verbetering van arbeidskwaliteit, nieuwe olievelden), is
het ook mogelijk om meer te produceren.
-> in de transformatiecurve ziet dit eruit als een verschuiving van de lijn
naar rechts (zie figuur hiernaast)
-> dit laat zien dat er economische groei is geweest grotere totale
productie.
- Ook een aanname was dat de technologie vaststond.
-> als dat niet het geval is, kunnen er betere en nieuwe producten worden
geproduceerd, en betere manieren komen om te produceren.
-> een verbetering in de manier van productie zorgt ervoor dat we met
dezelfde middelen meer kunnen maken.
- Concluderend is economische groei het resultaat van een toename in middelen, een verbetering van de
middelen en technologische verbeteringen.
- Er is verschil tussen de keuze voor productie in het heden of productie voor de toekomst.
-> kapitaalgoederen zijn voor de toekomst, consumptiegoederen voor het heden.
- Zodra een economie meer investeert of kiest voor toekomstproductie, zal die economie in de toekomst een
sterkere economische groei doormaken.
- In het figuur hieronder is dat duidelijk te zien, economieën die kiezen voor het heden kennen in de toekomst
een kleinere economische groei (de lijn schuift minder ver naar rechts)