1
Strafrecht
week 1
1) Uitleggen wat het belang van het legaliteitsbeginsel is;
Het legaliteitsbeginsel schept een inzichtelijk en voorspelbaar recht voor burgers.
Daarnaast biedt het rechtszekerheid. 1 ( Uitgangspunt: rechtszekerheid en
rechtsbescherming) denk hierbij ook aan het schuld gezichtspunt. De rechts gedachte is
daarnaast van enorm groot belang: democratische legitimiteit doordat iedere
machtsuitoefening door namens de overheid gebaseerd hoort te zijn op een tijdige
uitgevaardigde rechtsregels van goede kwaliteit.
In Art. 1 lid 1 Sr ( Strafrechtelijk legaliteitsbeginsel): dat wat strafbaar is mag ook in
lagere wetten staan, dit mogen wetten in formele zin niet.
In Art. 1 Sv: ´ op de wijze bij de wet voorzien´, wetten in formele zin. Democratische
legitimatie heeft de staat, het is belangrijk dat de burgers dus hebben gekozen.
Algemeniteit geldt ⇒ strafrechtelijke legaliteitsbeginsel: iets is pas een strafbaar feit, als
het zodanig strafbaar is vastgesteld als in de wet. De opgelegde straf moet er ook in staan,
hier moet je, je op kunnen anticiperen.
2) De deelnormen van het legaliteitsbeginsel in een casus te kunnen
toepassen;
de deelnormen zijn cumulatief opgesteld.
● Lex scripta - wettelijke basis ( het maakt niet uit waar het exact is opgenomen,
zolang het ergens in de wet is terug te vinden).
● Verbod van terugwerkende kracht. Op het moment van de gedraging moet het al
strafbaar zijn ( is echter geen absoluut verbod, namelijk:)
a) als de terugwerkende kracht in voordeel uitpakt voor de verdachte ( staat
omschreven in art. 1 lid 2 Sr ) Strafrecht heeft door de terugwerkende
kracht een fragmentair karakter.
b) verjaring
c) oorlogsmisdaden ( ook al is het jaren terug en stond het niet in de wet).
● Lex certa - bepaaldheidsgebod (wordt ook wel: Bestimmtheitsgebot genoemd)
(=Gebod van toegankelijke & scherpe normen). Hier moeten de wetgevers als de
rechters zich aan houden. Dit is echter soms onvermijdelijk, in deze zaken wordt er
gekeken naar wat passend is in de maatschappelijke tijdsgeest. dit
bepaaldheidsgebod gaat willekeur of te ruim gebruik van dwangmiddelen tegen.
( overigens is het voor de overheid ook handig) (Arrest Onbehoorlijk Gedrag).
● Grenzende interpretatievrijheid - analogieverbod
a) extensieve interpretatie: binnen de grenzen van de rechter aan het
interpreteren ( gaat om een casuïstische afweging)
b) Analogische interpretatie: buiten de grens, de rechter creëert zelf iets en
het valt niet meer onder de delictsomschrijving.
Wat eens op analogische interpretatie lijkt, kan na verloop van tijd als extensieve
interpretatie of zelfs als gewone interpretatie worden aangemerkt ( denk aan Arrest
elektriciteit).
1 Schema 1
, 2
3) verschillende interpretatiemethoden kunnen herkennen en benoemen in
een casus.
De rechter heeft abstracte informatie van de wetgever nodig voor een concreet oordeel
waar hij interpretatie voor gebruikt. De diverse interpretatiemethodes zijn:
1. Grammaticale interpretatie: Rechter kijkt naar gebruikelijke betekenissen van de
begrippen.
2. Wetshistorische interpretatie: oudere uitspraken bekijken, TK-stukken bekijken.
Hierbij speelt de bedoeling van de wetgever een belangrijke rol. Soms zijn hierbij
internationale regelgevingen ( en eventueel verdrag geschiedenissen) van belang
voor deze interpretatie.
3. Wetssystematische interpretatie: de wet wordt uitgelegd aan de hand van de
totstandkomingsgeschiedenis van de wettelijke bepalingen. Kan zowel worden
gezien als een onderzoek naar de bedoeling van de wetgever met de plaatsing van
een bepaling, als een onderzoek naar de objectieve samenhang en systematiek van
het normenstelsel. Waar iets staat, bepaald deels ook het gevolg. het gaat om het
onderzoek van de plaatsing van de wet, niet het doel van de wet. Echter kunnen
we dus wel stellen dat de wetssystematiek samenhangt met de historie.
4. Teleologische interpretatie ( of rationele interpretatie) : wordt gekeken naar de
bedoeling van de wetgever achter de betreffende wet. (dus de doelstelling van de
wet staat voorop). Let op: een teleologische interpretatie is ook altijd
wetshistorisch, maar andersom niet, echter staat hier de bedoeling centraal. ´
redelijke wetsuitleg, waarbij dus vaak ook veel rationaliteit bij terugkomt).
Literatuur (Grondtrekken H1 en H16)
1) Essentie Strafrecht: berechting van een strafbaar feit en de daarvan verdachte persoon
door de strafrechter. We kennen diverse rechtsvormen waarin dit kan:
, 3
a)Materieel strafrecht2: inhoudelijk recht ( vraag; wat is een strafbaar feit?)
Bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor kunnen worden
gestraft. ( betreft hoe personen zich onderling jegens elkander moeten gedragen
in hun onderlinge verkeer).
b)Formeel strafrecht: Ziet op de handhaving/ realisatie van het materieel recht
( Strafprocesrecht: Veelal Wetboek van Strafvordering). Het inhoudelijk geven van
rechten, plichten en bevoegdheden. (=procesrecht)
c) Sanctie- en Penitentiair recht:
a) Sanctierecht: betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen
mogen worden opgelegd. ( Welke voorwaarden de rechter mag stellen
wanneer hij een voorwaardelijke straf oplegt en of er bv. een taakstraf mag
worden opgelegd).
b) Penitentiair recht: de wijze van tenuitvoerlegging van straffen en
maatregelen behelst. Het recht dat iemand in TBS, gevangenis of huis van
bewaring heeft.
De staat heeft monopolie op straffen. OM/ Officier van Justitie is de enige die een
verdachte van een strafbaar feit voor de (strafrechter kan brengen.
2. Doelen van straffen:
vraag die gesteld wordt bij straf stellen: ´ welke zin heeft het, het kwaad aangericht door
wetsovertreding te vermeerderen met het leed toegebracht aan de dader?´ 3
1. Vergelding; voor een morele genoegdoening. Het kwaad wordt vergolden door
leedtoevoeging. ´ De dader heeft kwaad afgeroepen over de samenleving en
daarom roept de samenleving kwaad af over hem´.
2. Preventie; (algemeen: Het opleggen van straf zou er zo toe moeten leiden dat
minder mensen strafbare feiten plegen).
a) speciale preventie ( ook wel: absolute preventie): Het voorkomen van
recidive bij iemand die met justitie in aanraking is geweest. Het opleggen
van voorwaardelijke straffen leunt zwaar op dit principe .
specifiek/speciaal voor de betreffende persoon dus.
b) Generale preventie: anderen dan de gestrafte trekken uit het feit dat er voor
het plegen van een strafbaar feit straf opgelegd kan worden. Kortom; de
gestrafte moet een voorbeeld zijn dat potentiële wetsovertreders afschrikt.
over algemeen geldt: ultimum-remedium: Strafrecht moet pas worden toegepast wanneer
er geen redelijke alternatieven meer zijn. Komt uit het filosofische denkbeeld dat het
strafrecht enerzijds vanzelfsprekend bestaansrecht heeft, moet dus zonder twijfel worden
ingezet, maar met terughoudendheid. (p. 19 Reader 1B)
Commune strafrecht: Het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen.
Het formele legaliteitsbeginsel staat in artikel 1 Wetboek van Strafvordering.
Het materiële legaliteitsbeginsel wordt ook wel aangeduid met de term nulla poena-
beginsel en is omschreven als 'geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan
voorafgegane wettelijke strafbepaling´. Alles wat dus in de wet is opgenomen ( ook van
lagere wetten).
2 p. 31 Reader inleiding strafrecht
3 Let op; Wet in materiële zin staat voor iets anders, namelijk: algemene regels die de burgers binden.
Wet in formele zin: wet die tot stand is gekomen in samenwerking tussen regering en Staten-Generaal.
, 4
Literatuur Reader II.3
´nullum delictum, nullapoena sine praevia lege poenali´ : zowel de strafbaarstelling als de
op te leggen straffen moeten ten tijde van het plegen van een feit in de wet zijn
opgenomen.
Art. 7 EVRM stelt dat er voor strafrechtelijke aansprakelijkheid een tijdige basis aanwezig
moet zijn in het recht. Art. 1 Sr is alleen van toepassing op het strafrecht, dit nu Art. 7
EVRM een ruimer begrip heeft nu deze door autonome uitleg wordt beschreven.
Het Straatsburgse arrest is belangrijk voor de interpretatievrijheid van de strafrechter,
omdat het aangeeft dat er een noodzaak kan bestaan ´ for adaptation to changing
circumstances´. ( het legaliteitsbeginsel dringt zo gezien op zichzelf niet per se aan op
restrictieve interpretatie).
Jurisprudentie
HR 23 mei 1921, NJ 1921, 564 ( Elektriciteit)
De grammaticale interpretatie vond geen uitkomst, hierom werd er door middel van
teleologische interpretatie gekeken naar deze zaak. ( wat was de bedoeling van de
wetgever bij het maken van deze wetten?) ⇒ Het is waardeerbaar op geld, dus ook
strafbaar om te stelen.
HR 2 april 1985, NJ 1985, 796 (Onbehoorlijk gedrag)
De vraag die hier o.a. speelt is of er in strijd met het lex-certa-beginsel is gehandeld.
Echter wordt er gesteld van niet: ´ Ik meen van niet omdat het hier betreft in de
tenlastelegging nader te detailleren onbehoorlijk gedrag op stations, waar men een
speciaal soort ordelijkheid in het belang van de veiligheid en van het gerief van de andere
reizigers, niet kan missen, terwijl dan een algemene typering als deze onvermijdelijk is´.
4. De strafrechtstheorieën met elkaar vergelijken en de verschillen in herkomst,
benadering en uitkomst uitleggen.
In beginsel geldt: de Staat is verantwoordelijk voor handhaving en belast zich met
opsporing en vervolging van (potentiële) vervolging.
De rechter bekijkt het door middel van stratoemeting ( welk doel dient de straf
bijvoorbeeld?) De wetgever kijkt meer naar de strafbaarsetelling ( welke sanctie is
rechtvaardig?)
(1) Absolute theorieën
In zijn algemeen:
(1) straf vindt rechtvaardigheid in strafgrond : de vergelding van het gepleegde
onrecht.
(2) Het richt zich dus ook op het verleden .
(3) Vergelding staat centraal.
(4) Onrecht en schuld bepalen de aard en de hoogte van de straf ( De psychische
toestand van de dader/slachtoffer of de effectiviteit is dus niet van belang hier).
(5) grond en strafdoel zijn niet te onderscheiden.
(6) Nadruk op proportionaliteit.