HOORCOLLEGE ECONOMIE
W1: wages, income, inequality poverty and economic
growth
Welk doel dient economie? economie dient eigenlijk geen doel. Welk doel economie dient is een
politieke keuze.
Economische wetenschap: hoe bereiken we deze politieke doelen effectief en efficiënt? Hoe krijg je
daarmee de hoogst mogelijke welvaart. Daarnaast is belangrijk welke schaarse middelen en welke
aansturing. Dus arbeid kapitaal, natuur, land, tijd (middelen) en concurrentie, regulering, privaat,
publiek (aansturing). Deze economische keuzes brengen altijd uitruilen met zich mee. Als je
bijvoorbeeld natuur ten koste van alles wil gebruiken, gaat het milieu kapot. Trade-offs.
Wisselwerking tussen politiek en economie. Elke economische keuze heeft politieke gevolgen. Elke
politieke keuze heeft economische gevolgen.
CHAPTER 17: WAGE DETERMINATION
Labor is the most important resource used by firms.
Labor demand is a derived demand, thus it depends on: de productiviteit van het arbeid (het maakt
meer) en je moet weten wat je krijgt voor het goed of de dienst die je produceert met de inzet van
arbeid.
Marginal revenue product (MRP) en Marginal Resource Cost (MRC)
MRP: elke extra arbeidseenheid, hoeveel extra opbrengst.
MRP = verandering van opbrengst : aantal arbeidseenheden
MRC: elke extra arbeidseenheid, hoeveel extra kosten.
MRC = verandering in kosten : aantal arbeidseenheden.
Als een bedrijf in een competitieve markt zit dan moet MRP altijd gelijk zijn aan MRC. Als dit niet zo
is, kan een ander bedrijf winst maken, door de arbeid minder te lonen en meer winst maakt. Dus
MRP=MRC, dit betekent ook dat MRP= wage rate. Wat je opbrengt is je loon. Wat je waard bent
voor een bedrijf is wat je verdient.
Aan de hand van het MRP is te bepalen hoeveel een bedrijf kan betalen voor extra arbeid. Je krijgt
een vergelijking van wat bedrijven willen betalen voor arbeid en hoeveel arbeid ze kunnen uitgeven.
Hoe lager de kosten, hoe groter de vraag naar arbeid. Labor demand (vraag naar arbeid). Dit kun je
zien in een grafiek, zie boek.
Changes in labor demand
Verandering vraag en arbeid.
, 1. Is er meer vraag naar een product meer arbeid
2. Verandering in productiviteit meer arbeid, als je meer productief bent, kan er meer
product worden gemaakt. De kosten per eenheid product nemen af, dus kan je meer
verkopen op de markt. Dus kunnen er meer arbeidseenheden worden ingehuurd.
Productiviteit kun je beinvloeden.
a. Verhogen productiviteit: kwantiteit van andere resources (hoeveelheid kapitaal,
natuur, grondstoffen), technologische advance, menselijk kapitaal (kennis,
geleerdheid), kwaliteit van de arbeid.
3. Verandering van prijs van andere bronnen.
a. Decline complementary resources meer arbeid, goedkopere bronnen, is meer
geld voor arbeid.
b. Substitute resources kan twee kanten op. Als mensenarbeid wordt vervangen
door machines is minder arbeid.
Elasticity of labor demand BELANGRIJK TENTAMEN
Wat is de elasticiteit/wat gebeurt er op het moment dat de lonen veranderen. De elasticiteit van de
vraag naar arbeid is een maat om de responsiveness (reactievermogen) van werkgevers op een
verandering in het loon.
Ew < 1, inelastisch, weinig elastisch.
Ew > 1, elastisch, dan kun je niet zomaar de lonen verhogen, want dan gaan bedrijven opzoek naar
andere manieren om te produceren.
Ew = 1, unit-elastisch.
Ew = percentage verandering in hoeveelheid arbeid : percentage verandering in het loon
Wat drives Wage Elasticity
1. Substitutie: kun je arbeid vervangen door iets anders, zoals een computer of een goedkope
kracht in India. Er is dan een grote elasticiteit, je verliest vraag om arbeid in Nederland.
2. Vraag product: als vraag product inklapt, omdat de loonkosten stijgen, dus product prijst.
3. Ratio arbeidskosten: hoe hoog zijn de arbeidskosten ten opzichte van de totale kosten.
Market supply of labor (aanbod arbeid)
Het aanbod van arbeid ziet er andersom uit dan de vraag naar arbeid. De curve zijn tegengesteld.
Hoe hoger het loon hoe meer mensen daar willen werken.
De kruising tussen de vraag en het aanbod van arbeid leidt tot het equilibrium van loon en
werkgelegenheid.
Banen waar specifieke skills voor nodig zijn, zijn de lonen hoger en is het minder elastisch. Werk waar
weinig skills voor nodig zijn, is erg elastisch, want veel mensen kunnen het doen. De lonen zijn lager.
, Competitive labor market
Er zijn veel soorten arbeidsmarkten. Mensen kunnen ingewisseld worden.
Individuele werkgevers hebben weinig te zeggen over de lonen, wage takers. MRP=MRC.
Zowel bij de totale arbeidsmarkt en bij een individueel bedrijf is het loon hetzelfde.
Monopsony
In een niet competitieve arbeidsmarkt, zit je in een monopsony. Er is maar een werkgever. Maar een
leveraar van een beroep. Deze werkgever heeft veel macht om over de lonen te bepalen, wage
maker. De mensen die hiervoor willen werken moeten dat maar accepteren, er is geen ander bedrijf
of een markt die jou meer kan aanbieden.
Een voorbeeld hiervan is de overheid. Als je als verpleger of leraar wil werken dan val je onder de
regels van de overheid. De overheid bepaalt dit alleen. Of je nu bij de ene school werkt of andere, de
loon zou ongeveer hetzelfde zijn.
Monopsony leidt tot een ander soort uitkomst van de markt. Een werkgever kan dit zelf bepalen. De
loon kan lager worden gezet, wel minder arbeid. Lonen in de publieke sector zijn dus lager dan in de
private markt.
Union models
Vakbonden zijn aan de gang om iets voor de leden te doen. Voornamelijk lonen verhogen. In landen
waar vakbonden actief zijn, zijn de inkomsten verschillen vaak kleiner.
Soorten vakbonden:
1. Exclusive unions: mensen met een bepaalde skill of diploma. De lonen komen hoger te
liggen. Andere kunnen er niet bij horen. Als je zegt dat er een bepaalt diploma moet zijn,
voordat je mag werken. betekent dit dat het aanbod omlaag gaat, waardoor de lonen hoger
worden. hierdoor neemt wel de werkloosheid toe.
2. Inclusive unions: collectief handelen voor alle werkers in een sector. Bij dit model wordt er
onderhandeld over een minimum loon die voor het werk gevraagd moet worden. het gevolg
is wel hogere lonen, maar de werkloosheid neemt toe.
Wage differentials
Er zijn loonverschillen tussen groepen werkers.
Oorzaak:
1. Vraag in de markt.
2. Hoeveel mensen zich aanbieden: ben jij de enige die het kan maken, dan krijg je
waarschijnlijk veel geld, want je bent nodig.
3. Verschillen tussen mensen. Vooral hoogte van de opleiding.
Welke factoren bepalen de loonvorming en welke uitruilen bestaan hierbij?