Samenvatting Sociale Activering
Maatschappelijke Zorg 1
Thema 2 Cliënt en samenleving
2.1 Samenleving en integratie
Sociale integratie → als het gaat om het opnemen van een individu of groep in de samenleving. Het
is meestal een natuurlijk proces. Als je wordt geboren, word je direct opgenomen in de samenleving.
Je hebt meteen familie en buren. Je gaat naar school, krijgt vriendjes etc.
Als integreren niet lukt
Kenmerk is dat het van twee kanten moet komen. Er zijn inspanningen nodig van zowel de
samenleving als degenen die integreren. Al integreren niet lukt of moeizaam gaat, kan dat aan een
van beide partijen liggen of aan allebei. Ook moet je onderscheid maken tussen niet willen en niet
kunnen.
De samenleving wil niet → bij niet willen zijn de sleutelbegrippen: overtuigen, motiveren en
stimuleren. De landelijke en gemeentelijke overheden doen dat door projecten en onderzoeken te
starten en stimuleringsmaatregelen te nemen. Ook op individueel niveau kun je er als begeleider iets
mee.
De samenleving kan niet → bijvoorbeeld omdat er extra faciliteiten nodig zijn. Dat kost veel geld. Dat
geld is er niet, en al helemaal niet voor één persoon. Leg je er niet meteen neer bij zo’n conclusie.
Misschien is het wel onmogelijk, maar onderzoek in elk geval alternatieven. Overleg met de
gemeente over kosten, kijk of je sponsor kunt vinden. Zoek contact met een instelling of
expertisecentrum .
De cliënt wil niet → als de cliënt wel kan, maar niet wil integreren, is dat vaak onzekerheid. Ga in
gesprek met de cliënt en probeer de oorzaken te achterhalen. Neem eventuele blokkades weg.
Motiveer en stimuleer de cliënt.
De cliënt kan niet → soms zijn er dingen die de cliënt niet kan. Dan ligt het accent van je begeleiding
op acceptatie. Maar voordat je tot de conclusie komt dat iets echt niet kan, onderzoek je eerst alle
mogelijkheden en alternatieven. Vaak denkt de cliënt dat het niet kan, omdat hij niet alle
mogelijkheden kent.
Samenlevingsgericht werken
Invoering samenlevingsgericht werken → samenlevingsgericht werken betekent dat de gemeente
burgers actief betrekt bij het inrichten van de leefomgeving. Actief betekent niet alleen inspraak
geven, maar ook medezeggenschap. Burgers dragen dan meer verantwoordelijkheid voor hun
leefomgeving
Participatiesamenleving en integratie → nu de overheid zich steeds minder bemoeit met het
huisvestingsbeleid, dreigt in veel steden segregatie te ontstaan. Dat betekent scheiding. In dit geval
scheiding van wonen tussen arm en rijk. Mensen in arme wijken zijn steeds meer op elkaar
aangewezen. Zo lijkt de participatiesamenleving iets te worden van arme mensen. En dat maakt
integratie er niet makkelijker op.
Deelnemen aan de samenleving
Elementaire onderdelen van de samenleving → de samenleving is er van en voor iedereen. Dus ook
voor cliënten. Ze moeten kunnen deelnemen aan alle elementaire onderdelen van de samenleving:
- wonen: via instellingen of woningcorporaties
,- werk: regulier werk, vrijwilligerswerk, stages, werkervaringsplaatsen
- inkomen: via werk, uitkering, of als zelfstandige
- toegang tot openbare gelegenheden: winkels, openbaar vervoer, bibliotheken, openbare
zwembaden, musea, theaters
- onderwijs: passend onderwijs, bijscholing en andere cursussen
- buurtactiviteiten: activiteiten die in buurt, wijk of stad worden georganiseerd
- vrije tijd en verenigingsleven: ontspanning, sport, hobby, cultuur.
Zoeken van de best fit → best fit wil zeggen → de best passende keuze uit twee of meer
mogelijkheden. In dit geval gaat het om de best fit tussen vier aspecten:
- wat de cliënt kan
- wat de cliënt wil
- wat de omgeving kan bieden
- wat de omgeving wil bieden
Plan van aanpak best fit → Stap 1: begin bij wat de cliënt wil. Wil de cliënt niets? Dan begin je met
motiveren en overtuigen. Is duidelijk wat de cliënt wil? Dan zet je het om in een doel en kijk je samen
of het doel ook echt haalbaar is. Stap 2: zoek in de omgeving (samenleving) naar mogelijkheden om
het doel voor de cliënt te realiseren. Laat de cliënt zelf initiatieven nemen. Als dit niet lukt, begeleid
je de cliënt erbij. Tip: stel niet teveel doelen tegelijk. De cliënt hoeft niet binnen een maand én te
werken én te sporten én lid te zijn van drie verenigingen.
Activiteiten met groepen → zoek je activiteiten in de samenleving waaraan de cliënt kan deelnemen,
dan is dat grotendeels maatwerk. Dit neemt niet weg dat er ook activiteiten zijn die je voor een
grotere groep met dezelfde kenmerken kunt organiseren. Denk aan trainingen assertiviteit, omgaan
met geld, internetgebruik of aan lotgenotencontact en Alzheimercafé.
De samenleving komt naar de cliënt → integreren kan ook anders: niet de cliënt naar buiten sturen,
maar de samenleving naar binnen halen. Dit zie je vaak bij instellingen, waar cliënten 24 uur per dag
verblijven en door hun beperking weinig buiten komen. Deze instellingen stellen bijvoorbeeld hun
restaurant, dagopvang en activiteitencentrum open voor niet-cliënten. Ze organiseren open dagen
voor de buurt. Ook zijn er instellingen die op hun terrein woningen bouwen voor niet-cliënten.
Dergelijke initiatieven dragen bij aan de acceptatie van cliënten en daarmee aan integratie. Die wordt
daardoor vanzelfsprekender.
2.2 Eenzaamheid
Eenzaamheid is niet hetzelfde als alleen zijn. Iemand die alleen is, hoeft zich niet per se eenzaam te
voelen en iemand die veel contacten heeft, kan zich toch eenzaam voelen. Eenzaamheid is een
persoonlijke beleving. Eenzaamheid → een langer durend en als problematisch ervaren gemis aan
sociale contacten. ‘Langdurend’ en ‘problematisch’ zijn dus de kernbegrippen. Als je net bent
verhuisd en van baan veranderd, kun je je ook eenzaam voelen. Eenzaamheid en vereenzaming
worden vaak door elkaar gebruikt. Eenzaamheid duidt op een toestand, vereenzaming gaat meer
over het proces dat tot die toestand leidt.
Oorzaken van eenzaamheid
- Externe oorzaken
- Interne oorzaken
, Externe oorzaken eenzaamheid→ externe oorzaken van eenzaamheid spelen zich af in de directe
omgeving van de betrokkene. Denk aan:
- verlieservaring: door overlijden van een naaste, verlies van baan en collega’s, verlies door
echtscheiding of beëindiging van een relatie.
- in de steek gelaten worden door betekenisvolle contacten/
- niet geaccepteerd worden door de sociale omgeving
- sociale uitsluiting: onvoldoende mogelijkheden om aan de samenleving deel te nemen.
Interne oorzaken eenzaamheid → interne oorzaken zitten dichter bij de betrokkene zelf.
Bijvoorbeeld:
- te weinig inkomen om dingen te ondernemen
- lichamelijke of geestelijke gezondheidsproblemen
- onvoldoende sociale vaardigheden
- psychologische factoren, zoals een laag zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, angst dat anderen je niet
aardig vinden.
Verborgen eenzaamheid
Vaak is het een verborgen probleem. Cliënten zeggen het niet en als je ernaar vraagt, ontkennen ze
het. Ze schamen zich of denken dat er toch niets aan te doen is. Probeer het desondanks
bespreekbaar te maken. Doe dat voorzichtig, je moet een cliënt ook geen probleem aanpraten als hij
dat zelf niet ervaart. Observeer het gedrag. Kijk bijvoorbeeld of iemand bij activiteiten vrolijker is dan
anders.
Drie soorten eenzaamheid
Je kunt eenzaamheid grofweg in 3 soorten onderscheiden:
- sociale eenzaamheid: minder contact met anderen dan iemand graag zou willen
- emotionele eenzaamheid: ontbreken van diepe, hechte banden en de mogelijkheid om belangrijke
ervaringen te kunnen delen
- existentiële eenzaamheid: speelt zich af in de psyche van de persoon, zonder directe aanleiding.
Bij sociale eenzaamheid ondersteun je de cliënt door zijn sociale contacten uit te breiden. Bij
emotionele eenzaamheid leer je de cliënt diepere banden met familie en vrienden aan te gaan en te
onderhouden. Existentiële eenzaamheid is een heel ander verhaal.
Existentiële eenzaamheid → ontstaat in het individu zelf, niet in relatie tot anderen. Je kunt het wel
verzachten, maar niet opheffen door er anderen bij te betrekken. Het begrip existentiële
eenzaamheid bestaat niet zo lang en is gebaseerd op filosofische opvattingen. Het gaat er vanuit dat
ieder mens van nature eenzaam is en dat contacten met anderen die eenzaamheid gedeeltelijk
verzacht. Dit is een persoonlijk besef dat niet weggenomen kan worden. Het zorgt ervoor dat je je
heel eenzaam kunt voelen, ondanks voldoende mensen om je heen. Het kan moeilijk zijn te beseffen
dat iedereen anders is, dat je eigen keuzes moet maken en dat je uiteindelijk zult sterven.
Vicieuze cirkel doorbreken
Eenzaamheid is een hardnekkig en niet eenvoudig op te lossen probleem. Zeker ook voor mensen
met een beperking is het moeilijk. Mensen die zich eenzaam voelen, zijn somber en niet zelden
depressief. Het is de kunst voor jou als begeleider om die vicieuze cirkel door te breken. Daarvoor
moet je veel geduld hebben. Het gaat niet lukken met één keer een goed gesprek. Ga voorzichtig te
werk. Stel samen met de cliënt een klein, overzichtelijk doel. Ster van daaruit bij of breidt uit met een
nieuw klein doel.