Samenvatting Hoorcolleges Infectieziekten &
Toxicologie
Samenvatting Hoorcolleges Infectieziekten
HC1 & HC2: Inleiding in de infectieziekten
- Infectieziekten door bacteriën, virussen, parasieten
- Transmissie & risicogroepen heel belangrijk (vooral voor de bestrijding)
- Pandemie: wereldwijde epidemie
- Sterfte in Westerse wereld door infectieziekten sterk vermindert door hygiëne,
antibiotica en vaccinatie
o Goed gezondheidssysteem ook belangrijk
- Wat is belangrijk voor gezondheid/weerstand tegen infectieziekten?
o Sociaal-economische status
o Hygiëne
o Ras, leeftijd, hitte, seizoen/klimaat, insecten: beten en vectoren,
bevolkingsdichtheid, natuurrampen bijv. cholera-epidemie, migratiestromen
- Sterfte wereldwijd door:
o Acute ademhalingsinfecties
o aids
o infecties die diarree veroorzaken
o Tuberculose
o Malaria
o Mazelen
o Hepatitis B
- Westen: infectieziekten komen weer terug:
o (Multi)resistentie o.a. ESBL
o Terugkeer oude ziektes: door HIV/aids weer opkomst van TB
o Opportunistische infecties: vooral schimmelinfecties
o Nieuwe ziekten: o.a. zikavirus en ebola
Transmissie
- Bijzondere aan infectieziekten: ook horizontaal overdraagbaar (maar niet allemaal)
o Bijv. vogelgriep, toxoplasmose, tetanus
- Verticale transmissie: moeder op kind, bijvoorbeeld HIV, zika
- Waar zitten de reservoirs?/Waar bevindt zich het organisme? Hoe vindt transmissie
plaats?
o Mens mens-mens
o Dier: zoönoses dier-mens
o Vector (insecten) mens-vector-mens (malaria, zika) of dier-vector-mens
(pest)
Mechanisch: bacterie bevindt zich op pootjes van insect (bijv. uit prullenbak
o.i.d.)
Biologisch: vector is onderdeel van levenscyclus (bijv. bij malaria, zika)
o Besmette oppervlakten: hier vallen ook voedsel & drinkwater onder
- Zoönoses
o RNA-virussen: mutatie-gevoeliger dan DNA-virussen
Mutaties zijn letaal of zorgen voor betere overleving
o RNA-virussen meer mogelijkheid tot aanpassing aan nieuwe gastheer dan DNA-
virussen
, Zika & Ebola aan de mens aangepast
- Besmette oppervlakten
o Virussen met envelop: hebben dubbele lipidelaag erg gevoelig voor uitdroging
overleven slecht buiten het lichaam
o Virussen zonder envelop minder kwetsbaar beter
overleven buiten het lichaam en daarom ook via besmette
objecten overdraagbaar en kunnen de maag passeren.
- Waar bevindt de infectie zich in het lichaam?
- Afhankelijk van bouw organisme
o Influenzavirus hecht aan cellen met ICAM-1 receptoren alleen op cellen
respiratoir systeem
Dus: transmissie via druppeltjes/droplets: hoesten/niezen/ademen
o Ebolavirus: niet via lucht overgedragen, want bevond zich niet in respiratoir
systeem geen pandemie geworden.
- Bouw organisme bepaalt mate van schadelijkheid
o Non-enveloped virus verlaat gastheercel via lysis veroorzaakt schade, want
gastheercellen gaan dood
o Enveloped virus verlaat gastheercel via exocytose, krijgt envelop van de
gastheercel minder schade aan gastheercel
- Paradox van transmissie
o Pathogeen wil nieuwe gastheer vinden vermenigvuldigen
Ziektes die al lang bestaan minder schadelijk voor gastheer, want
pathogeen wil zo lang mogelijk profiteren van de gastheer. Ebola was redelijk
nieuw erg schadelijk
o Definitie ziekte: schade veroorzaakt door organisme zodanig dat gezondheid
negatief wordt beïnvloed: normaal functioneren van gastheer wordt verstoord.
o Asymptomatisch dragerschap elimineren van infectie lastig
- Wanneer vindt transmissie plaats?
o Incubatietijd = periode tot aan symptomen (ziekte): toename pathogeen &
transmissie mogelijk
o Ziekte is afhankelijk van virulentie pathogeen en/of conditie gastheer. Ziekte =
weefselschade
o Herstel = afname en verdwijning van symptomen (ziekte): afname pathogeen,
maar: bij sommige infecties kunnen pathogeen aanwezig zijn na herstel
symptomen/ziekte en transmissie blijft mogelijk.
o Ebola geen pandemie: door route (niet via lucht), maar ook het moment. Pas
besmettelijk in symptomatische periode
Toch uitbraak door: het niet herkennen als ebola; geen medicatie/vaccin;
transmissie via lijkvocht
- Conclusie Transmissie: Wie, Wat, Hoe, Wanneer
o Hoe en wanneer wordt het pathogeen overgebracht naar andere gastheer
Transmissieroute, preventie
o Waar zit pathogeen in lichaam:
Pathogenese, levenscyclus, besmettelijkheid, transmissieroute, monster
nemen voor diagnose
o Welke pathogenen zijn er?
Classificatie. Bepaalt de behandeling
o Risicogroepen: wie behoren tot risicogroepen?
, Wanneer dit afwijkt van ‘normale’ risicogroepen (kinderen en ouderen)
alarmbellen
,Pathogeen en infectie
- Relatieve grootte pathogenen
o Virussen: 0,03 – 0,3 m; elektronenmicroscoop; replicatie afhankelijk van
gastheercel (obligaat intracellulair)
o Bacteriën: 0,1-10 m; lichtmicroscoop; prokaryoten; intra- en extracellulair
o Parasieten (protozoa, fungi & wormen): 0,4-40 m; eukaryoten; intra-en
extracellulair
- Definities
o Pathogeen: een organisme dat ziekte kan veroorzaken
Primair pathogeen: ziekte in gezonde gastheer
Opportunistisch pathogeen: alleen ziekte in verzwakte gastheer
o Infectie: aanwezigheid van een vermenigvuldigend (micro-)organisme (hoeft niet
schadelijk te zijn)
Primair: veroorzaakt door primair pathogeen
Secundair: als gevolg van primair infectie 2de infectie (opportunistische
infectie)
Kan erger zijn dan primaire infecties
Infectieproces – 5 stappen
1. Binnendringen: blootstelling; hechten aan huid/mucosa; invasie door epitheel
2. Binnenblijven: kolonisatie & groei: productie virulentiefactoren
3. Overleven: toxiciteit (effecten lokaal of systemisch) ↔ invasief (groei op beginplek
infectie of verdere plekken)
4. Weefselschade & ziekte
5. Transmissie
Gevecht Gastheer – pathogeen
- Mond: o Slijmlaag
o Doorstroom vloeistoffen o IgA
o Speeksel o Lymfoïde weefsels: Peyer’s
o Lysozymen afbraak patches
o Normale bacteriële flora o Afstoten en vervangen epitheel
- Slokdarm o Normale flora
o Doorstroom vloeistoffen - Dikke darm
o Peristaltiek o Normale flora
- Maag o Peristaltiek
o Lage pH o Afstoten & vervangen epitheel
- Dunne darm o Slijmlaag
o Doorstroom van maaginhoud - Immuunsysteem: aangeboren &
o Peristaltiek verworven
, - Gevecht resulteert in verschillende samenlevingsvormen
- Samenlevi - Path - Gastheer - Voorbeeld
ngsvorm ogee
n
- Commensali - Voord - Geen - Saprofytische bacterie in
sme eel voordeel, cellen van oor/externe
geen genitaliën
nadeel
- Mutualisme - Voord - Voordeel - Flora in darmen (vitamine B
eel & K maken)
- Parasitisme - Voord - Nadeel - Mycobacterium tuberculosis
eel in longen
-
- Normale flora (2-3 kg)
- Op de huid: moeten tegen zuurstof kunnen
- In de darmen: bacteriën juist anaëroob
- Vagina: bacteriën moeten tegen zuur milieu kunnen
- Per persoon (totaal) verschillend & verandert door stress, hormonen, antibiotica,
voeding, andere bacteriën/pathogenen, epigenetica, leeftijd
- Functie
o Bescherming tegen pathogenen door microbieel antagonisme: competitie
nutriënten, zuurstof, productie bateriocines. Bijvoorbeeld: lactobacillus verlaagt de
pH
o Digestie & productie van vitamine B&K (intestinale bacteriën)
o Stimulatie immuunsysteem
- Van moeder op kind doorgegeven via
o Borstvoeding
o Contact met huid
o Passage door geboortekanaal
o Negatief effect normale flora door: flesvoeding, vroeg/intensief badderen,
keizersnede, antibiotica vroeg in het leven
- Mogelijk ook gerelateerd aan: DM2, obesitas, allergieën, depressie
o Door microbiota-darm-breinas: verbinding tussen darmen en hersenen via nervus
vagus.
- Veel onderzoek naar de ideale samenstelling van gezonde flota
o Transplantatie met gezonde flora uit feces van gezonde mensen bij mensen met
darmziektes
- Kan ook ziekte veroorzaken bij (normale flora veroorzaakt opportunistische infectie)
o Immunosuppressie door stress, dieet, ziektes, trauma
o Balans verstoord door bijvoorbeeld antibiotica
o Verkeerde plek: E.coli uit darmen in blaas blaasontsteking
- Binnendringen & verlaten lichaam
- Portals of entry (porte d’entrée)
o Mucosa: respiratoire-, darm-, urogenitale stelsel
o Huid: wondje, haarzakje, zweetklier
o Parentaal: via injectie
o Vrouwen: via placenta verticale overdracht
o Oor, oog, mond ‘open’ gebieden
- Portals of exit