Dit is een samenvatting van 74 pagina's waarin alle colleges zijn verwerkt. Ook is alle literatuur die verplicht is voor het tentamen erin verwerkt. Hierdoor heb je 1 samenvatting waarin alles staat wat je moet kennen!
Hoofdstuk 1 de wetenschap van psychologie
Psychologie is de studie van geest, brein en gedrag
Psychologsiche wetenschap zorgt voor kritisch denken
Psychologiche wetenschap helpt ons om biased en onnauwkeurig denken te begrijpen.
Verschillende soorten biases:
Bewijs negeren (confirmation bias / bevestigingsvoordeel) je focust je vooral op
bewijs dat je verwachtingen ondersteunt
Het zien van relaties die niet bestaat
Accepteren van na-de-feitelijke verklaringen achteraf zoeken naar verklaringen
ookal heb je niet de complete informatie
Nemen van mentale shortcuts je gebruikt simpele regels (heuristics) die niet altijd
kloppen
Nature/nurture debat
Mind/body probleem vraagstuk of geest en lichaam gescheiden zijn of dat de geest een
subjectieve ervaring is van de hersenactiviteit
Dualisme het idee dat geest en lichaam compleet gescheiden zijn
Structuralisme deze stroming maakt gebruik van methodes zoals introspectie
(zelfreflectie) theorie is gebaseerd op het idee dat de bewuste ervaring kan worden
opgedeeld in onderliggende componenten
Functionalisme geest is complexer en kan dus niet worden opgedeeld in alleen
elementen de stroom van bewustzijn is dat er continu gedachtes zijn in de geest, dit kan
niet gestopt worden
Evolutie, aanpassing en gedrag Darwin evolutietheorie aanpassingen zijn
veranderingen die de overlevingskansen vergroten worden doorgegeven aan de
nakomelingen. Natuurlijke selectie is het proces dat adaptieve (nuttige) veranderingen
worden doorgegeven aan nakomelingen en niet-adaptieve veranderingen niet de beste
nakomelingen overleven: overleven van de sterkste
Schools of thought zijn de verschillende manieren waarin je over psychologie kunt
nadenken:
Psychoanalytische benadering deze benadering focust vooral op het
onderbewuste in het klinische veld wordt gebruikt gemaakt van psychoanalyse
- Freud
Behaviorisme / gedrag deze benadering focust zich op de invloed van
omgevingsfactoren op waarneembaar gedrag
- Watson
Gestalt beweging de perceptie van objecten is subjectief en afhankelijk van de
context het geheel van persoonlijke ervaringen is niet alleen de som van de delen
, Humanistische psychologie focust op hoe mensen zelf vrij zijn om activiteiten te
kiezen die hun gelukkig maken deze benadering benadrukt de goedheid van
mensen
Cognitivisme er werd steeds meer gekeken naar de functie van het brein in
waarneembaar gedrag dit werd door behavioristen niet geaccepteerd
Hoofdstuk 2 onderzoeksmethode
Hypothese is een specifieke, toetsbare voorspelling rondom een fenomeen gebaseerd op
theorie
Wetenschappelijke methode bewijs krijgen voor een vraagstuk er wordt data
verzameld, geanalyseerd en geinterpretheerd procedure van de wetenschappelijke
methode gevolgd:
1. Formuleer een onderzoeksvraag
2. Bekijk de literatuur over het onderwerp
3. Formuleer de hypothese
4. Ontwerp het onderzoek
5. Voer het onderzoek uit
6. Analyseer de data
7. Verwerk de resultaten
Replicatie is het opnieuw uitvoeren van een onderzoek om te kijken of de data hetzelfde zijn
3 type onderzoeksmethode:
1. Beschrijvend onderzoek observeert gedrag om het vervolgens objectief te
beschrijven. Casestudy (uitgebreid onderzoek naar bepaalde persoon of
organisatie), Participantobservatie (onderzoeker is betrokken bij de situatie),
naturalistische observatie (onderzoeker is passief in de situatie), self-reports
(vragenlijsten). Biases:
- Reactiviteit de aanwezigheid van de observator zorgt ervoor dat het gedrag
dat geobserveerd wordt, verandert. (Hawthrone effect verandering omdat
mensen weten dat ze geobserveerd worden)
- Observator bias / vertekening van de waarnemer systematische fouten in de
observatie die komen door de verwachtingen van de observator
- Experimentele verwachtingseffect de verwachtingen van de observator
kunnen er voor zorgen dat het geobserveerde gedrag verandert.
2. Correlationeel onderzoek onderzoeken he variabelen met elkaar samenhangen.
scatterplot (weergave) laat zien of er een positieve of negatieve correlatie is bij
geen correlatie spreken we van een zero correlatie. Problemen:
- Het probleem van richtinggevoeligheid: je weet niet in welke richting de
correlatie verloopt veroorzaakt A, B of B juist A
- Derde variabele: het is mogelijk dat een storende variabele de relatie tussen de
variabelen veroorzaakt
- Correlatie is niet hetzelfde als een causatie (bij causatie is er spraken van oorzaak
gevolg)
3. Experimenteel onderzoek de onderzoeker manipuleert de onafhankelijke
variabele om het effect op de afhankelijke variabele te meten. Een operationele
, definitie beschrijft en meet een variabele zodat deze objectief begrepen kan
worden
- Experimentele groep is de groep deelnemers die de ‘behandeling’ ontvangt.
- De controlegroep is de groep die gebruikt wordt om te vergelijken met de
experimentele groep.
- Wanneer er verschillende mensen in de experimentele groep zitten dan in de
controlegroep spreek je van een between-group design
- Een confound / verwarring is alles wat mogelijk de afhankelijke variabele
beinvloed en dus effect heeft op de resultaten alle storende variabele
- Een operationele definitie beschrijft en meet een variabele, zodat deze objectief
kan worden begrepen
Selectie van deelnemers
Populatie is de totale groep waar de onderzoeker iets over wil weten
De steekproef is een klein deel van de populatie waar het experiment op wordt
uitgevoerd
Random assignment / randomisatie van groepen proefpersonen worden
willekeurig over de verschillende groepen verdeeld
Selectie bias is wanneer de proefpersonen niet volledig wilekeurig verdeeld worden
Ethiek niet alles mag
Hoe is data geanalyseerd en geevalueerd? valide, betrouwbare en accurate data
Validiteit meet je wat je zou moeten meten?
- Construct validiteit is de mate waarin je meet wat je wil weten.
- Externe validiteit is de mate waarin de resultaten van het onderzoek
gegeneraliseerd kunnen worden naar de populatie
- Interne validiteit is de mate waarin de resultaten komen door de onafhankelijke
variabale en dus niet door confounds (storende variabelen)
Betrouwbaarheid is de stabiliteit en consistentie wanneer je meerdere metingen
doet
- Random fout/onsystematische fout verschilt in elke meting
- Systematische fout komt door een fout in de meting en is dus constant
Nauwkeurigheid is de mate waarin een experimentele maatregel foutloos is
Meta-analyse is een studie waarin de resultaten van meerdere studies zijn samengevoegd
Aan de hand van inferentiele statestieken wordt bepaald welke effecten het gevolg zijn van
toeval en welke niet Statistisch significant wanneer er een hele kleine kans is dat dat
de resultaten toevallig samen plaatsvinden
, College 2: Biologie van het Brein
Hoofdstuk 3
Evolutietheorie
Theorie van darwin natuurlijke selectie
Alleen de diersoorten die zich goed kunnen aanpassen aan de omgeving hebben een
grotere kans op overleving en op nakomelingen, waardoor hun genen sterker terug
komen in de populatie en toekomstige populaties.
Wanneer individueen met bepaalde eigenschappen zich beter kunnen aanpassen en
voortplanten, waardoor hun genen met eigenschappen sterker terugkomen in de
volgende generatie (transmutatie)
Intelligentie: je vermogen tot aanpassen bij verandering
Binnen een soort moet variabiliteit zijn is belangrijk voor overleving van de soort (waarbij
alleen de individuen die zich het beste aan kunnen passen aan de omgeving, overleven)
Spontane mutatie draagt bij aan de diversiteit binnen de soort.
The naturalistic fallacy = misvatting dat de evolutie een doel heeft het is een continu
proces zonder einddoel
Evolutie is compleet werkt nergens naartoe
Omgevingsfactoren hebben invloed op genexpressie of een bepaald gen wordt
geactiveerd (drukt zich uit) of niet
Genen en gedrag hebben wel onderlinge relaties maar geen causaties, want DNA codeert
voor een eiwit en niet voor gedrag.
Genotype: je genoom complete set genen (kan niet worden veranderd)
Fenotype: de expressie van je genen je uiterlijk en functioneren (kan wel worden
veranderd)
Chromosoom DNA gen
Een dominant allel drukt zich altijd uit als het aanwezig is, een recessief allel als er geen
dominant allel aanwezig is.
Genetica (nature) en de omgeving (nurture) zijn van invloed op het fenotype de studie die
zich bezighoudt met de samenhang tussen genen en de omgeving heet gedragsgenetica
Bij tweelingstudies worden de overeenkomsten tussen verschillende type tweelingen
vergeleken om de genetische basis van eigenschappen vast te stellen
- Monozygote tweeling identiek kunnen kleine verschillen zijn in DNA
- Dizygote tweeling niet-identiek zijn genetisch niet meer hetzelfde als broer
of zussen
door het vergelijken van identieke tweelingen die samen of apart zijn opgegroeid kan men
onderzoeken wat de invloed van genen is.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper liekeverk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,89. Je zit daarna nergens aan vast.