CIVIELRECHTELIJK INGRIJPEN VANUIT JURIDISCH
EN PEDAGOGISCH PERSPECTIEF
SAMENVATTING HOORCOLLEGES EN ARTIKELEN
, WEEK 1 | Inleiding
Hoorcollege 1
Het civiele recht komt in geval van problematische opvoedsituaties te pas bij problemen van ouders
(psychiatrische stoornissen, verstandelijke beperking), problemen tussen ouders (vechtscheiding)
en/of problemen van het kind (ADHD, gesloten jeugdhulp).
De belangrijkste termen binnen het civielrechtelijk ingrijpen zijn ‘gehechtheid’, ‘sensitiviteit’ en
‘kindermishandeling’.
(ARTIKEL 1) +Gehechtheid: de neiging om de nabijheid te zoeken van een specifieke persoon, met
name bij angst, vermoeidheid of ziekte. Alle kinderen hebben een aangeboren neiging
gehechtheidsrelaties aan te gaan met opvoeders die ze geregeld zien. De cirkel van veiligheid bestaat
uit een secure base en een safe haven: veilige basis biedt het kind een uitvalsbasis om te gaan
exploreren en een toevlucht haven om naar terug te keren in geval van nood (nabijheid). De veilige
basis biedt het kind een uitvalsbasis om te gaan exploreren en een toevlucht haven om naar terug te
keren in geval van nood. Gehechtheid kan onderzocht worden door de vreemde situatie procedure:
procedure met kind, ouder en een onbekende derde met het doel de balans tussen zoeken van
nabijheid en exploratie te onderzoeken. Hieruit kunnen kinderen … gehecht zijn:
- Veilig: al dan niet zichtbaar overstuur door scheiding met gehechtheidsfiguur. Bij terugkeer
zoekt het kind effectief contact en opvoeder reageert sensitief. Exploreren en nabijheid gaan
goed. Deze kinderen hebben minder gedragsproblemen en betere relaties met klasgenoten.
- Onveilig Vermijdend: niet zichtbaar overstuur door scheiding met gehechtheidsfiguur.
Negeert terugkomst gehechtheidsfiguur. Zoekt geen contact, tenzij laat in de episode of
vanwege exploratie. Exploreren gaat goed maar nabijheid niet.
- Onveilig Ambivalent: zeer overstuur door scheiding met gehechtheidsfiguur. Voortdurend
gepreoccupeerd met beschikbaarheid en aanwezigheid gehechtheidsfiguur. Zoekt actief of
passief contact met veel huilen. Klampt zich vast aan gehechtheidsfiguur. Exploreren gaat
niet goed en nabijheid wel.
- Gedesorganiseerd: diegene heeft ouder nodig maar de ouder is zo angstig of beangstigend
dat diegene bij niemand terecht kan en diegene niet weet dat hij/zij moet doen. Geen
strategie in exploreren en nabijheid. Dit kan latere ontwikkelingsproblemen en
psychopathologie opleveren.
In problematische opvoedsituaties zijn kinderen eerder onveilig (gedesorganiseerd) gehecht.
(ARTIKEL 3) +Sensitiviteit: het accuraat observeren en interpreteren van signalen van het kind, en het
prompt en adequaat reageren op deze signalen. Sensitiviteit kan zorgen voor gehechtheid, en omdat
er altijd gehechtheidsrelaties ontwikkeld worden en de mogelijkheid er is tot correctieve
gehechtheidservaringen, ligt de nadruk in opvoedinterventies op sensitiviteit. Sensitiviteit in
problematische opvoedsituaties duidt op insensitiviteit (niet reageren op je kind, niet goed
aanvoelen wat je kind nodig heeft) en mishandeling/ verwaarlozing.
(ARTIKEL 2) +Kindermishandeling: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige
interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte
van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief
opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de
minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Fysieke, emotionele, seksueel misbruik,
fysieke, emotionele verwaarlozing.
,M.J. Bakermans-Kranenburg & M.H. van IJzendoorn, ‘Recht doen aan gehechtheid. Misverstanden
en inzichten omtrent gehechtheid bij juridische beslissingen over kinderen’, REP 2022/272.
Gehechtheid komt terug in juridische beslissingen. Bij juridische beslissingen staat het belang van het
kind voorop. Wat dit belang is, vullen experts in welke kijken naar de ontwikkeling van het kind en de
kwaliteit van de zorg van de ouders, en dus naar gehechtheid. Veel kinderen zouden hierbij ten
onrechte als veilig of onveilig gehecht worden geclassificeerd. Het instrumentarium mist selectiviteit
en specificiteit en is voor individuele diagnostiek niet geschikt.
De drie gulden regels van gehechtheid:
1. Kinderen hebben vertrouwde, niet-mishandelende opvoeders nodig. Kinderen ontwikkelen
verwachtingen over de beschikbaarheid van specifieke, vertrouwde opvoeders. Deze
voorspelbaarheid is gebaseerd op consistentie en continuïteit.
2. Continuïteit van opvoeders is essentieel. Zorg die niet beter is dan ‘goed genoeg’ maar die
duurzaam is, is te verkiezen boven zorg die ‘uitstekend’ is maar tijdelijk. Kinderen hebben tijd
nodig een relatie om te bouwen en in stand te houden.
3. Een gehechtheidsnetwerk is een vangnet voor een kind en een springplank voor de
ontwikkeling.
Ondersteuning van opvoeders die ernstig tekortschieten is te verkiezen boven maatregelen zoals
uithuisplaatsing als die leiden tot discontinuïteit van gehechtheidsrelaties die het kind heeft
opgebouwd.
Alink, L., Prevoo, M., van Berkel, S., Linting, M., Klein Velderman, M., & Pannebakker, F. (2017).
NPM-2017. Nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen. Samenvatting
(apart document) en H4 van het rapport 33-50.
De schatting van het aantal mishandelde kinderen in 2017 ligt tussen de 90.000 en 127.000, oftewel
26 tot 37 per 1000 kinderen in Nederland. Voor 29% van de kinderen is meer dan één vorm van
mishandeling gerapporteerd. De schatting voor emotionele verwaarlozing is het hoogst, gevolgd
door fysieke verwaarlozing, emotionele mishandeling, fysieke mishandeling en seksueel misbruik.
Lage opleiding, werkeloosheid, niet-Nederlandse afkomst, eenoudergezin, stiefgezin, grote gezinnen
(gezinnen met 4 of meer kinderen) en jonge leeftijd van het kind (0-3 jaar) zijn risicofactoren voor
kindermishandeling.
Juffer, F. (2010). Beslissingen over kinderen in problematische opvoedsituaties: inzichten uit
gehechtheidsonderzoek. Hoofdstuk 1, hoofdstuk 2, hoofdstuk 4.
Er bestaat een causaal verband tussen sensitief oudergedrag en de gehechtheid van een kind. Ouders
die sensitief inspelen op de signalen van hun kind, dragen bij aan het tot stand komen van een veilige
ouder-kindgehechtheidsrelatie.
De gehechtheidskwaliteit geldt voor de specifieke, unieke band die het kind heeft met een bepaalde
gehechtheidsfiguur. De kwaliteit van de gehechtheid is niet afhankelijk van het hebben van een
bloedband. Voor een pasgeboren baby maakt het niet uit wie hem verzorgt. Wel is het van belang
hoe in deze periode voor hem wordt gezorgd. Elk kind raakt gehecht aan één of meer ouderfiguren
tijdens hun eerste levensjaar. Gehechtheid geeft het kind gereedschap in handen om zijn emoties en
spanning te reguleren. Ook bouwt een kind een mentaal beeld op van mensen in het algemeen:
interne werkmodel (verwachtingen over anderen en over het kind zelf. Veilig gehecht geeft een
, beeld van beschikbaarheid en hulpvaardigheid. Onveilig gehecht geeft een beeld van
ontoegankelijkheid of afwijzing).
Gehechtheid is veranderbaar. Kinderen uit problematische opvoedsituaties zijn geholpen met
positieve, correctieve gehechtheidservaringen; er is geen bepaalde leeftijd waarop dat stopt, dus ook
in de volwassenheid kan de gehechtheid van mensen ten goede worden bijgesteld.
Kinderen hechten zich volledig en dus zullen tijdelijk vervangende verzorgers zich niet in moeten
houden omdat ze bang zijn dat kinderen zich ‘’te veel’’ gaan hechten aan ‘’niet-ouders’’; dus zorgen
voor het kind alsof het je eigen kind is. Bij uithuisplaatsing van een jong kind verdient het
aanbeveling de regel te hanteren ‘zo vroeg mogelijk zo stabiel mogelijk te plaatsen’. Wanneer de
beslissing voor een permanent pleeggezin genomen is, zou dit onomkeerbaar moeten zijn.
Bij interventies bij problematische gezinnen wordt aandacht voor sensitief ouderschap aanbevolen.
Hoorcollege 2
Risicovol ouderschap: ouderschap waarbij gevaar is voor schade of verlies in termen van fysiek of
psychisch letsel of aantasting van de integriteit, de waardigheid en het zelfrespect van het kind. Het
ouderschap heeft invloed op het opvoedgedrag. (bijvoorbeeld lage sensitiviteit en negatieve
disciplinering)
Risicofactoren kunnen statisch (moeilijk veranderbaar)/distaal (indirect gerelateerd aan ontwikkeling
kind) en dynamisch (gevoelig voor interventie)/proximaal (direct gerelateerd aan ontwikkeling kind)
zijn.
Risicofactoren voor risicovol ouderschap kunnen liggen in drie domeinen: ouder, gezin en omgeving.
OUDER: statische/distale risicofactoren kunnen ‘tienerouders’ en ‘verstandelijke beperking’ zijn.
Dynamische/proximale risicofactoren kunnen ‘emotie-regulatie problemen’, ‘ouderschapscognities’
en ‘ontoereikende opvoedingscompetentie’ zijn. Daar tussenin kunnen ‘psychische problemen’,
‘verslaving’ en ‘trauma in eigen jeugd’ liggen.
Belangrijke voorspellers voor opvoedingsgedrag zijn self-efficacy en emotie-regulatie.
+ Self-efficacy: the expectation caregivers hold about their ability to parent succesfully. Als deze
(opvoedvertrouwen) laag ligt, kan er vermijding optreden, wat gebrek aan succes geeft. Van pre-
naar postnataal stijgt over het algemeen het opvoedvertrouwen. Bij vrouwen met
angst/depressie/traumatische achtergrond is deze stijging minder.
+ Moeders met onverwerkt trauma en dus een verstoorde emotie-regulatie beschrijven emotie
sneller als overweldigend en beangstigend, hebben meer problemen met herkennen en reageren op
emoties van hun kinderen, en reageren fysiologisch sterker op emotionele stimuli.
Naast self-efficacy is ook ‘’kennis’’ van belang. Alleen in combinatie met kennis over ontwikkeling van
kind, kennis van preventieve en correctieve methoden om met ongewenst gedrag om te gaan, weten
wanneer je wat kunt gebruiken, leidde hoge self-efficacy tot sensitief opvoedgedrag.