Hoorcollege 1
Inleiding kunstgeschiedenis van de Oudheid: Griekse kunst
Eerst bouwkunst – dan figuratieve kunst.
Kunstgeschiedenis van de mensheid: probleem: wanneer begint het? Er is te veel. Wanneer begint de
mens? 150.000 jaar geleden, eerste menselijke activiteiten; meteen maken ze niet-functionele dingen,
omdat ze mooi zijn: beeldjes, grotschilderingen. Over hele wereld.
Kunst Oudheid: waar beginnen? Wij: in Griekse Oudheid: omdat je deze kunt beschouwen als begin
Westerse kunstgeschiedenis. In hoeverre bestaat Westerse traditie/is deze relevant voor
kunstgeschiedenis?
Westerse kunstgeschiedenis: dit begint met de Griekse cultuur. Referentie voor de kunstgeschiedenis.
Torso Belvedere: 150 v. Chr beeld diende als inspiratie voor heel proces in kunstgeschiedenis:
David hierop gebaseerd (Michelangelo).
Antieke Griekse kunst: waarde die in hele kunstgeschiedenis dient als referentiekader: functioneel
esthetisch beeld en vormentaal. Begint in Griekenland, blijft relevant door de tijd heen.
Kunstgeschiedenis van de oudheid: domein van archeologie. Archeologie (klassiek) bestuderen
antieke culturen aan de hand van materiële resten.
Kunsthistoricus van de Oudheid: nadeel: er is heel veel weg. Derde eeuw na Christus: zeven
wereldwonderen uit ca. 1530 – van die zeven wereldwonderen hebben we er nog maar 1 over:
piramide. We hebben heel veel niet, wat we hebben is vaak fragmentarisch (kapot). Zelden zijn dingen
heel. We hebben maar paar procent van wat er ooit geweest is.
Hoe komen we aan objecten?
Ten eerste zijn sommige objecten er altijd geweest, staan er nu nog: Apollo tempel, heeft er altijd
gestaan. Wat we nu kunnen bestuderen stond er destijds, en nu nog steeds.
Sommige behouden gebleven omdat er andere functie aan werd gehangen: Hephaestos tempel werd
een kerk. Doordat het een andere functie kreeg werd gebouw behouden. Kan wel dat interieur gestript
en veranderd is, ook hier fragmentarisch.
Andere gebouwen zijn hergebruikt: spolia = hergebruikt bouwmateriaal in latere gebouwen. Bijv. Ayia
Triadha kerk 13e eeuw n. Chr gebouwd van Artemis tempel paar kilometer verderop. Zo ook delen
tempel herconstrueren. Je moet kerk bouwen, tempel in ruïnes; dit gebruik je dan.
Derde manier verkrijgen objecten: via kunstmarkt. Legale en illegale versie. Vinden nog steeds veel
illegale opgravingen plaats, archeologische objecten die dan worden aangeboden. Hiernaast circuleren
op kunstmarkt ook objecten die al een tijd lang in collecties hebben gezeten: bijv. in middeleeuwen
opgegraven, bij kunstcollectie terechtgekomen: van collectie naar collectie gezweefd.
Tot slot worden er nog steeds opgravingen verricht en objecten gevonden die ons beeld op de
kunstgeschiedenis kunnen veranderen. Hernieuwde inzichten, worden nog steeds gedaan.
Kunsthistorici van de Oudheid: beelden moet je in een tijdperk plaatsen, inschatten en ordenen. Werk
archeoloog: ordenen: waar hoort het. Kan op verschillende manieren.
,Ten eerste kan dit op basis van plek in de grond. Datgene in lagere lagen gevonden, is ouder dan wat
in bovenste laag gevonden wordt. Stratigrafie: ordening op ouderdom op basis van positie in de grond.
= archeologisch werk.
Voor kunsthistorici belangrijker = stilistische analyse; Johann Joachim Winckelmann: bestuurde alle
beelden die beschikbaar waren in Rome. Mooiste beelden uit Griekenland, daarbinnen heb je
verschillende fasen. Hierdoor kon hij chronologische ordening aanbrengen; archaïsch
(vormend/opkomst), klassiek (bloei) en hellenistisch (verval). Normatieve kaders aangepast.
Ordening in de tijd op basis van stijl en techniek en observeren details. Nu nog steeds bassale ordening
van tijd Griekse oudheid. Inmiddels: normatieve waarde bij meeste mensen vanaf.
Kan je ook doen voor andere objecten dan beelden: gebouwen, potten, etc. Nauwkeurige bestudering
van details van objecten: deze vertellen in welke relatie het tot andere werken gezet kan worden.
Kunstgeschiedenis van de oudheid: slide 19
- Fragmentarisch beeld
o Onze interpretatie: in hoeverre komt deze overeen met interpretatie van die tijd?
- Informatie over context waarin objecten gemaakt werden is variërend
o Soms weten we niks: alleen beeld of arm: niet waar het stond, wie het gemaakt had,
geen teksten over. Ook hoe mensen ertegenaan keken: hoe werd het gewaardeerd?
- Ordening door gedetailleerde bestudering en onderlinge vergelijking: raamwerk van materiële
verbanden: hier zelfde stijl als daar: zo ordenen.
o Constructie voor het heden! Relevantie voor toen nog maar de vraag.
o Nieuwe vondst kan iets heel anders vertellen.
146 Romeinse verovering van Grieken.
Periode onderverdeeld in verschillende fasen:
- Kennisclip speelt zich hiervoor af: opmaak naar Griekse kunst en wereld, die pas vanaf
800/900 v. Chr nieuwe dynamiek krijgt en verschillende fasen doorgaat
- 1200 v. Chr: vernieling myceense paleizen
- Dan duistere tijden
o Archaïsche – 700 – 480 v. Chr
o Klassieke – 480 – 334 v. Chr
o Hellenisme – 334 – 146 v. Chr
Homeros: myceense wereld, slag van Troje: beschrijft hij als nieuw begin, Grieken beschouwen deze
tekst als begin van hun geschiedenis. Hernieuwde Westerse geschiedenis 8 e eeuw v. Chr: eerste
Olympische spelen: voor het eerst Griekse cultuur Grieken zelf gebruikten myceense etc. kunst als
voorgeschiedenis. Homerus is een beginpunt van westerse cultuurgeschiedenis.
In colleges behandelen wij 800 – 150 v. Chr.
Griekse wereld groter dan hedendaagse Griekenland: vanaf 8 e eeuw: Griekse steden gaan kolonies
stichtingen in Middellandse zeegebied: beschouwen zij allemaal als Griekse wereld.
Hellenistische tijd: Alexander de Grote: verovert Griekenland en dan hele Perzische rijk: tot en met
Afghanistan.
Griekse bouwkunst
Griekse bouwkunst ontwikkelt zich in meerdere contexten:
- Politieke
- Religieuze
- Funeraire (begraaf)
- Private – vanaf Hellenisme
, o Monumentale kunst voor iets wat individuele huizen zijn/sculptuur voor huizen.
Daarvoor bouwkunst functioneel.
1. Politieke context
Polis = stadstaat. Kenmerk antiek Griekenland. Vorm van stadstaat: fragmentatie in Griekse
landschap. Kleine, gefragmenteerde gebieden, stadstaatje bestaat uit grondgebied: geografisch vaak
afgescheiden: 1 stedelijk centrum. Grote mate van afhankelijkheid.
Polissamenleving van G is vrij kleinschalig: band platteland en centrum. In centrum: als monumentaal
centrum van kleine staat, werd continu verfraaid.
Competitie van stadsstaten met elkaar. Competitie werd voor belangrijk gedeelte gedaan door bouwen
van mooiste/grote heiligdommen. Alle stadsstaten probeerden elkaar af te troeven wat bouwen grote
heiligdommen betreft. Hoe groter, hoe beter. Competitie is een verklaring voor bloei die de bouw van
heiligdommen neemt in vergelijking met periodes ervoor en erna. Onafhankelijke stadsstaatjes dus.
Westen van G vaak geen polas – geen stedelijk centrum. Attica, Kreta, eilanden, westkust Turkije:
daar veel competitie.
Rond 1200 v. Chr stort de myceense wereld ineen. Grote graven worden vernietigd en niet meer
opgebouwd. In korte tijd ontstaat een verandering in G: over hele Middellandse zeegebied. De
bevolking in 200 jaar maar 1/3 van wat er eerst was.
Monumentale architectuur en figuratie in architectuur verdwijnt. Zien we pas weer terug rond
700/600: Artemis tempel op Corfu. Wel fragmentarisch: ligt er nu bij zoals slide 32.
Griekse tempel: met pediment met mythologische scenes: Medusa, leeuwen, Goden.
Aan einde 7e eeuw weer monumentaliteit die weg is geweest vanaf 1200. Griekse tempels heel anders
dan myceense paleizen: er ontstaat een nieuwe samenleving met nieuwe vorm.
We zien direct eigenschappen van Griekse tempel die de basiskenmerken zijn. Tempel bestaat uit
gebouw: cella, met voorhof: pronaos en achterhof: opisthodoom en daaromheen een peristyl van
zuilen.
Wordt een periptale tempel = 1 zuilengalerij rondom (wel of geen peripteros??).
Met dit plaatje, slide 34 wordt de hele tijd gevarieerd. In 1 keer stenen tempel met allerlei kenmerken
die een aantal eeuwen blijven. Waarom? Steen is permanent: hout niet. Ontwikkeling in houten
bouwstijl: hebben we niet meer, is vergaan. Op een gegeven moment houten model vervangen door
stenen versie. Die hebben we nog. Hera tempel: 3 zuilen hebben we niet: waren wss van hout.
Bouwen in steen en marmer – belangrijke vorm van monumentaliteit.
Griekenland stond vol met heiligdommen. Heiligdom = afscheiding wereldlijk gebied (waar normale
regels gelden) en religieus gebied. Scheiding wordt gedaan door muur, genaamd temenos, zie slide 36.
In het midden stond altaar, daar werd geofferd. Is geen tempel.
Tempel komt op bij belangrijkste heiligdommen: bescherming cultusbeeld en voor votiefgeschenken.
Men gaf dingen aan goden: om gunsten te vragen, of te danken voor gunsten. Deze geschenken waren
ook kunst. Alleen belangrijkste heiligdommen hadden een tempel.
Belangrijkste gedeelte heiligdom = altaar. Olympia: groot altaar waar offeringen werden gedaan. Veel
tempels nooit af, zolang rituelen maar doorgingen was dit prima; rituelen belangrijker dan bouwen van
tempels. Bouwen van tempels vaak ook voor prestige: heiligdommen onder jouw controle wel heel erg
verfraaid. Met name de bedoeling dat andere polis onder de indruk was: competitie.
, Stenen monumentaliteit voor het eerst in Corfu = tempel in Dorische bouwstijl/orde. Aantal
bouwstijlen in Griekse Oudheid. In heiligdom kon je niet zomaar mooie dingen neerzetten: er golden
regels. Bouwregels hebben we niet over – vaak kunnen we zien wat de regels waren: bouwen in
bepaalde proporties gemaakt. Met name in Dorische orde golden bepaalde regels.
Dorische orde is te herkennen aan volgende elementen
- Staat op stylobaat: stenen platform bestaande uit trapjes: slide 39. Hier staan direct een aantal
zuilen op
- Zuil is opgebouwd uit trommels.
- In zuil zitten gleuven = cannelures
o Cannelures altijd als laatst in zuil gezet: voor symmetrie
o Tempel niet afgebouwd: nog geen cannelures
- Op zuil zit kapiteel: overgang naar bovenbouw: kussen dat ertussen ligt
o Vooral bij Dorische echt een kussen
- Hierboven entablatuur in twee delen
o Metopen en triglyfen
o Architraaf
- Daarboven pediment, ook vaak met sculptuur
= elementen dorische orde.
Vroegste standaardvorm waarschijnlijk in hout: te herkennen aan triglyfen. Stenen uitvoering van
afdekplaten van houten balken. Keramieken platen die met houtbouw aan elkaar verbonden waren.
Stenen uitvoering van houten versie.
Kan je een tempel zoals slide 45 bouwen in hout? Nee. Stenen tempel waar verwezen wordt naar
houten voorgangers. Ouderdom van specifieke cultus aangegeven.
Vroegste tempels waren wss hutjes – slide 47.
Hekatopedon: einde 8e eeuw: rij zuilen aan binnenkant. Vernietigd 725 v. Chr: brand – nieuwe tempel
met zuilen eromheen.
Vanaf ongeveer 600 v. Chr: zoektocht naar ideale vorm. Vroege tempelbouw: Hera I tempel zuilen
zijn niet recht – optische verfijningen aangebracht. Zuilen hebben een inclinatie en zijn bollig.
Stylobaat, platform waar het op staat, is in perfectie ook bollig. Tas aan ene kant van tempel en je
loopt naar andere kant: dan zie je hem niet. Is expres gedaan standaardschema: lijkt zo
bewegelijker en dynamischer.
Strak kader waarin architecten proberen te variëren waar mogelijk. Aegina: standaardvorm: 6 bij 13
zuilen, cella, voor en achterruimte. Tot midden 5e eeuw alle tempels zo, met variaties in curvatuur en
entasis. Optische verfijningen.
Zie rode woorden slide 51.
Standaardschema is gebaseerd op verhoudingen. Tegelijkertijd is er competitie: wij willen de grootste
hebben. Lastig, door dit schema.
Archaïsche tempelbouw
Periode 600-480 v. Chr
Monumentalisering door steen
Zoektocht naar standaardvorm
In heiligdommen: strenge regels
wat betreft verhoudingen (bouworde)