Socialezekerheidsrecht
Afkortingenlijst
WW - Werkloosheidswet
ZW - Ziektewet
WIA - Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
WAO - Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAZ - Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Wazo - Wet arbeid en zorg
IOW - Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
IOAW - Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemer
IOAZ - Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen
IOW - Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (60+)
,Hoorcollege 1: Introductie
Definitie sociale zekerheid
Sociale zekerheid = het geheel van (doorgaans publiekrechtelijke wettelijke) regelingen die
vormgeven aan de solidariteit (verticaal en horizontaal) met personen die geconfronteerd
worden met (de dreiging van) een gebrek aan inkomen uit arbeid of met bijzondere kosten.
Kenmerken
De belangrijkste kenmerken zijn solidariteit en het sociaal risico.
Sociaal risico: bij een sociaal risico denken we aan ouderdom, overlijden,
arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, de gezondheidszorg, zorg, gezinslast en
behoeftigheid (armoede). De definitie van de IAO Conventie 102 omvat niet de sociale
bijstand.
Risico’s kunnen verdeeld worden onder het verlies van arbeidsinkomen, denk dan
bijvoorbeeld aan overlijden, werkloosheid, ouderdom of arbeidsongeschiktheid. Daarnaast
de bijzondere kosten zoals het opvoeden van kinderen of noodopvang van
gezondheidszorg- en zorgkosten. En als laatste de toestand van ‘behoeftigheid’ (armoede)
als residuair/vangnet.
De gemeenschap beslist welke risico’s gesolidariseerd worden en dus welke risico’s erkende
sociale risico’s zijn, de ‘erkende sociale risico’s’. Het gevolg hiervan is een evolutie van het
begrip sociaal risico, zo is bijvoorbeeld de zorgafhankelijkheid een nieuw sociaal risico en is
het risico van overlijden in vraag.
Solidariteit: er zijn verschillende soorten solidariteit. Allereerst inter- en intragenerationeel:
de solidariteit tussen oud en jong, denk aan pensioenen. De solidariteit tussen generaties
dus. Het kan ook solidariteit tussen bijvoorbeeld werknemers en niet-werknemers zijn.
Daarnaast heb je horizontale en verticale solidariteit. Horizontaal is solidariteit tussen de
leden van één groep. Deze vind je zowel in de privéverzekeringen als in de sociale
verzekeringen. Verticale solidariteit is de eenzijdige steun van rijken ten opzichte van de
armen.
Het verplichte karakter verschil per soort verzekering. Om solidariteit te genereren moet de
socialezekerheidsregeling verplicht worden opgelegd. Uitzonderingen zien we vaak in een
omvangrijk verplicht stelsel, in Duitsland bijvoorbeeld zelfstandigen. Typisch voor sociale
verzekeringen is inkomenssolidariteit, dat ga je in de private verzekeringen doorgaans niet
vinden want daar bepaalt het risicoprofiel de premie. Ook kan er risicoselectie zijn in privé
verzekeringen, waarbij dus sommigen geweigerd kunnen worden bij aanvraag van
verzekering. In sociale verzekeringen kan dat niet, want daar is deelname en dus acceptatie
verplicht.
Risico’s
1: Allereerst hebben we in Nederland inkomensvervangende regelingen. Zoals
bovengenoemd kunnen die opgedeeld worden in ouderdom, overlijden,
arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.
,Ouderdom: de volksverzekering welke universeel geldt in Nederland ter verzekering van het
risico ouderdom is de AOW. Daarnaast kennen we het aanvullend pensioen. In beginsel is
het aanvullend pensioen niet verplicht, tenzij het in bepaalde regelingen (cao) verplicht wordt
gesteld. De meeste aanvullende pensioenverzekeringen, welke in Nederland heel belangrijk
zijn, zijn gebaseerd op kapitalisatie. Dit is niet heel solidair. In Nederland wordt het
doorgaans wel meegenomen in de sociale zekerheid, in Europees verband echter vaak niet
omdat ze niet als echte sociale zekerheid worden beschouwd naar Europees recht.
Overlijden: in veel landen is overlijden geen sociaal risico meer. In Nederland wel, we
hebben de Algemene nabestaandenwet (Anw). Oorspronkelijk was het idee dat er één
hoofdverdiener is, de man, en één die thuis blijft, de vrouw. Als de man dan wegvalt, valt
grotendeels van het inkomen weg. Als je echter tweeverdieners hebt, is het risico minder
hoog omvat niet het complete salaris wegvalt. De omvang van de regeling is sterk beperkt in
vergelijking tot vroeger, maar de meeste landen schaffen het niet helemaal af.
Arbeidsongeschiktheid: denk bij arbeidsongeschiktheid aan ziekte, invaliditeit, moederschap,
arbeidsongevallen en beroepsziekten. De loondoorbetaling is geconditioneerd door
wetgeving, maar wordt bewerkstelligd door de werkgever. Het ligt op het snijpunt. Denk bij
arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aan de Ziektewet, de WAZO en de Wet WIA. Een
verzekering ten aanzien van arbeidsongevallen of beroepsziekten is er niet.
Werkloosheid: in Nederland kennen we de Werkloosheidswet.
2: Daarnaast hebben we in Nederland kostencompensatie. In de volksmond kennen we dit
als de zorgverzekering. Dit is een verplichte zorgverzekering, er is namelijk een
acceptatieplicht. Onder bepaalde inkomens krijg je zorgtoeslag. Voor de gezondheidszorg
kennen we de Zorgverzekeringswet (Zvw), voor normale (niet medische) zorg de Wlz en
Wmo, en voor gezinslasten kennen we de Algemene Kinderbijslagwet (Akw).
3: Als laatste hebben we verzekeringen ten aanzien van behoeftigheid c.q. armoede in
Nederland. Sociale voorzieningen zijn de participatiewet, IOAW (wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers), IOAZ (Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen), de
Toeslagenwet en de Wajong. Daarnaast hebben we ook de sociale bijstand, algemene
bijstand, etc.
Het socialezekerheidsrecht heeft zijn focus op geld uitkeringen, maar er bestaan ook
uitkeringen in natura of diensten. Denk bijvoorbeeld aan de gezondheidszorg en
zorgafhankelijkheid, deze kunnen zowel geld als in natura uitkeringen bevatten. Daarnaast
heeft het sociale zekerheid een publiekrechtelijk karakter, maar wel met quid
private/particuliere actoren.
Technieken van socialezekerheidsvorming
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen sociale verzekeringen en de sociale
bijstand. Beide zijn technieken om uitkeringen toe te kennen, maar ze zijn anders
georganiseerd. Zo is er een verschil in de toestand van behoeftigheid en de middelentoets.
Heeft men nood aan hulp (behoeftig) of niet (niet behoeftig)? Bij de bijstand worden
doorgaans middelen getoetst, en bij sociale verzekeringen wordt dit doorgaans niet getoetst.
, Maar wel wordt gekeken of je hebt voldaan aan bijvoorbeeld andere voorwaarden. Ook is er
een verschil in de discretionaire bevoegdheid en subjectief recht. Achter sociale
verzekeringen zit het subjectief recht: je voldoet aan de voorwaarden, dus je hebt recht op
de verzekering. Oorspronkelijk zag de discretionaire bevoegdheid op de sociale bijstand, je
kon een uitkering krijgen maar evengoed ook niet. Tegenwoordig is dit anders en is het
richting een subjectief recht gegroeid. Wel zien we nog sporen terug van discretionaire
regelingen waar gemeenten/overheden naar eigen inzicht kunnen bepalen of iemand wel of
geen recht heeft op de bijstand. Dit moet wel goed gemotiveerd worden. Daarnaast is er ook
een verschil in de bijdrage financiering. De sociale bijstand wordt gefinancierd uit
belastingen, de sociale verzekeringen uit premies. Echter is dit niet altijd het beste criterium
om een onderscheid te maken, vergelijk bijvoorbeeld universele stelsel in Noordse landen:
veel sociale verzekeringen worden daar betaald uit belastingopbrengsten.
Probleem: in rechtsvergelijkend perspectief. Er is geen duidelijk onderscheid meer tussen de
sociale verzekeringen met middelentoets en de sociale bijstand zonder discretionaire
bevoegdheden maar met een subjectief recht.
Demogrant: hybrides. Dit zijn uitkeringen die gefinancierd worden uit belastinggeld maar
waar betrokkene wel subjectief recht op heeft en geen middelentoets wordt toegepast. Het is
dus een mix, van beiden zitten er elementen in. Denk in Nederland aan de kinderbijslag.
Drie pijlers
In Nederland kennen we:
1. De basis wettelijke socialezekerheidsstelsels
2. Aanvullend particulier en groepsverzekeringen
3. Aanvullend individuele verzekeringen
De financiering gebeurd op grond van repartitie of kapitalisatie.
De eerste laag is het wettelijke socialezekerheidsstelsel, de tweede laag vult de eerste aan
door aanspraken die de werknemer heeft ten opzichte van de werkgever (grondslag in
(collectieve) arbeidsovereenkomst). De derde laag is opgebouwd uit zuiver private
voorzieningen die een burger voor zichzelf kan treffen.
De oorsprong van de sociale zekerheid
De grondleggers van twee typen sociale zekerheid, waar stelsels doorgaans onder worden
geplaatst zijn Otto van Bismarck en Lord Beveridge.
Otto van Bismarck: als grondlegger van sociale verzekeringen wereldwijd, de eerste sociale
verzekeringen. Verzekeringen werden gebaseerd op arbeid of per beroepsgroep, om
inkomensverlies uit arbeid te compenseren. Het werd dan ook gefinancierd door bijdragen
gekoppeld aan arbeid. Uitkeringen zijn gekoppeld aan voorverdiend beroepsinkomen: hoe
hoger het inkomen, hoe hoger de premie. De levensstandaard wordt gehandhaafd, dat is
heel Bismarckiaans (bijvoorbeeld: zoveel % van het loon). De administratie en beheer werd
gedaan door werkgevers en werknemers, de sociale partners. Bijdragen werden ook gedaan
door werkgevers en werknemers (artificieel) ter rechtvaardiging van het paritair beheer.