Organisatieverandering & -ontwikkeling (Kelly Hamer)
Hoorcollege 1 introductie
Tentamen: 6 vragen (5-1, staat op canvas)
Discussieforum ook tentamenstof, want hier gaat het veel om samenhang en herhaling.
Soft skill workshop: over casussen en vragen stellen (Geen onderdeel van het tentamen).
In sommige hoofdstukken komen alleen bepaalde thema’s aan bod die relevant zijn en de
rest niet. Hoofdstukken hebben onderwerpen die samenhangen (handig om eerst een
overzicht te creëren, scan van het boek en daarna pas inhoud).
Twee manieren om naar veranderkunde te kijken: technisch inhoudelijk (strategie) en
sociaal-adaptief (gedragingen). Wij zitten met dit vak rechts. Minder oplossingsgericht, meer
procesbegeleider die mensen helpen om anders naar hun eigen realiteit te kijken. Dan zijn
we ons ook bewust van onze eigen communicatie en interactie. Dus meer interactief en
probleem setting: net zo als kwalitatief onderzoek, onderzoekskader afbakenen, de richting
gevende vraag (links is het al eerder bedacht, rechts in het proces aan het zoeken wat voor
ons belangrijk is). Dus niet meten is weten, maar meer subjectief en interpreteren (wat we
kunnen/willen en voelen). > hoe kunnen we er samen voor zorgen dat we onze afdeling
verbeteren?
Belang van context. Verandermanagement vooral op de inhoud gericht, wat moeten we
veranderen. En context, wiens perspectief is van belang om de inhoud beter te
begrijpen/veranderen. Scope = geheel aan perspectieven/mensen die veranderen. Van
beneden naar boven toe (? imergent scopen). Scopen heeft dus te maken met het vinden
van de juiste context. We hebben dus verandermanagement (top-down, macro) en aan de
andere kant organisatiemanagement wat dus veel meer onder begin.
Complexiteit, veel meningen, hoe ontstaat gezamenlijkheid. Wat maakt een situatie
complex? (H8 is geen tentamenstof, doen we niks mee, wat we wel doen is het model
Snowden & Boone, cynefinmodel 1.1 in het boek: hoe we een beslissing moeten nemen
afhankelijk van de context). Kijken naar causale relaties kijk eerst naar de complexe context
en causaliteit; probleem en relatie met een oplossing. is er een duidelijke relatie hier, dan is
het een simpele context. Complicated: wat is nou precies de relatie, er is dus ergens een
causale relatie maar we moeten die nog vinden. Complex: als er meerdere problemen en
,oplossingen zijn en dat de relatie nog nader bepaald moeten worden. Voorbeeld ‘wij’/‘zij’
sfeer in een bedrijf, geen geheel zijn, dit klopt feitelijk natuurlijk niet want je maakt dezelfde
stoel (dit is een voorbeeld van eilandvorming). > moeilijk om in een wereld waarin we samen
moeten werken, niet samen te werken. Casussen in het boek (ook in tentamens), zijn ze
complex of niet (duidelijke relatie tussen probleem en oplossing of niet). Dus
veranderkunde: eerst context en complexiteit hierin in kaart brengen.
Verschillende aggregatieniveaus: micro, macro etc. (Scope) en context: eenvoudig etc. op
basis hiervan verschillende interventiemethodes toepassen. Hier is een match te maken:
bijvoorbeeld micro: coachen van mensen 1 op 1, als het complex is, is het niet handig om
commando/control toe te passen (basiskennis wat doe ik met mijn leidinggevende stijl?).
Verandermanagement bied mensen structuur en duidelijkheid. Maar word de context
complexer, dan word het een ander verhaal, als je dit dan toepast dan kan het nog
complexer worden, dan is het beter om te proberen wat het beste werkt, dus aanpassen
op wat er speelt
Twee verschillende stijlen:
,deductief, macro aboutness (praten over mensen, manager bepaald van buitenaf,
ontwerpen, hoe gaat het plan van aanpak eruit zien: expertperspectief, geprogrameerd
veranderen, planned change: doelstelling van te voren, 1 oplossingspersepctief van te
voren bepaald, kan succesvol zijn in simpele context en als mensen structuur en
duidelijkheid nodig hebben, bijvoorbeeld als er een meeting over word ingeplant, word er al
geplant, dus is al snel zo) en inductief, micro withness (praten met mensen, manager bied
ook zijn perspectief, emergent change; misschien ook wel planned, maar ruimtelijk planned,
we gaan met elkaar in gesprek zonder dat iemand bepaald wat er gebeurt, mensen ruimte
bieden om in te brengen wat er moet veranderen, als je mensen 100% de ruimte geeft dan
komen er vaak dezelfde themas terug, dus moet vaak wel gekaderd: onderwerpen en tijd
etc., al wel bepaald, dus het is kaderend maar niet beschrijvend, bijvoorbeeld we gaan het
hebben over leiderschap, maar niet een bepaald soort leiderschap, dus niet al bedacht wat
het antwoord moet zijn, maar open in gesprek gaan en kijken met wat mensen komen)
(etnoventionalistisch: andere collega’s/hoorcollege’s behandelen dit). Wat is nou de beste
manier: ligt aan context, complexiteit en voorkeur.
Verandermanagement: diagnose > veranderdoel, met een aantal stappen ertussen. Links is
het ontwerp van wat we gaan doen met elkaar en recht is wat er gaat veranderen
(implementatie). bij verandermangement is het doel van te voren al bepaald (dus stappen
staan door elkaar op de slide hierdoor). Afwijkingen: ontstaan aan de achterkant/
implementatie, omdat er van tevoren niet goed is aangesloten bij de realiteit van de mensen
die moeten veranderen. Pas als je echt gaat intervenieren het model van Kurt Lewin CATS
(change as 3 stages). Mensen moeten zich eerst bewust worden van hun eigen
verzelfsprekendheden (bewust van fouten die ze maken >dan staan ze eerder open voor
nieuwe impulsen en inzichten). CATS 3 stappenmodel, model als basis. Model 1: Deductief
, Model 2 die past bij dit vak, inductief onderzoek doen, emergent, van onder op. (je ziet de 3
fases van lewin: unfreezing, moving, freezing, weet niet wat de volgorde is). Het is niet
lineair, iteratief, cirkel (7de college gaat hierover. Assen: concreet & micro. Meteen als we
praten aan het interveniëren. Links onder: verandering ophalen, naar mensen luisteren,
waar heb je (a,b,c kaderen) het meest last van. Dan kom je bij de realiteit van die mensen
dan bepalen wat dat dan betekend (sense making en sense giving). Tussen wat managers
vinden en medewerkers vinden is vaak hetgeen dat afwijkt, managers zeggen bijvoorbeeld
gaat niet werken, dan gaan we weer terug naar de medewerkers wat vinden zij. Dus worden
meerdere rondjes gemaakt (meerdere meetings, kost natuurlijk veel tijd van de mensen).
Het moet ergens leiden tot integratie in de samenwerking tussen mensen. Etc.
in de slides op canvas staan extra slides met uitleg en belangrijkste kenmerken. model 1:
deductief: wat ze geacht worden te doen vs model 2: vragend aan mensen, inductief met
introductie van belangrijke thema’s.
Verandering multi-dimensioneel construct: inhoud/wat, proces/hoe en context met wie en
waarom (waarom gaan we veranderen en wie hebben er belang bij sense giving en making).
het beste dat dit allemaal op elkaar aansluit.