Sv Politics of European Union
W1: H2: The post-war transformation of Western Europe
Verschillen tussen Europese landen voor de oorlog: Europa is door de eeuwen heen meer in oorlog
geweest dan in vrede. Grote scheidingen in landen zijn taal en geloof. Deze verschillen zorgden voor
de scheiding in verschillende culturen en landen. de politieke variatie is terug te vinden in de
verschillende vormen van politieke systemen (Duitsland nazi, Italie fascisme, etc). ook economisch
waren er grote verschillen, het Noorden en vooral de UK waren ver in de industrialisatie terwijl het
zuiden achter liep.
Achtergrond WO2: veel achterdocht naar staten. Enkele verdragen tussen staten, over vertrouwen
maar waren zeer suggestief. Er was wel vraag naar een samenwerking tussen staten. Aristide Briad,
minister Buza FA, wilde dit voor een stabiel Europees politiek systeem. Gustav Stresemann, DU, wilde
weer groot worden na Verdrag van Versailles 1919. In 1919 werd League of Nations opgericht voor
collectieve veiligheid. Deze samenwerking mislukte door vage doelen, alle leden moesten instemmen
voor actie kon worden ondernomen, staten wilden verschillende dingen. Uiteindelijk dus WO2.
POST-WAR TRANSFORMATION
Sinds 1945 vrede in Europa, wel spanning maar zonder militair conflict. West Europese staten zagen
vaak dezelfde landen, namelijk Oost-Europa/Sovjet/communisme als een bedreiging. Daarom ook
North Atlantic Treaty Organisation (NATO) opgericht.
Transformatie onderwerpen: Ondertussen is ‘high policy’, beleid of territoriale zaken, macht)
vervangen door ‘soft policy’, beleid over zaken als gezondheid en welvaart van de populatie. Vanaf
WO2 gaat het ouderwertse ‘power politics’ over op onderwerpen waarop wordt samengewerkt.
Vanaf begin jaren 70 komen Italie, Duitsland, Frankrijk en de Benelux landen veel samen in de
European Communities (EC). Vanaf 1973 komen Denemarken, Ierland en Engeland hierbij.
Transformatie contact: eerst via de minister Buza, maar nu ook veel communicatie via telefoon,
berichtjes en meetings. Steeds meer contact
European Economic Community (EEC, 1958). Door deze oprichting meerdere portfolio’s die worden
behandeld. vanaf 1970 uitbreiding van de EC helemaal vanaf 1995 na uiteenvallen Sovjet-Unie.
Vier verklaringen transformatie EU
1. Diepe wortelen van integratie: lange overkoepelende identiteit, Europese cultuur,
samenkomst. Mensen aan de macht die graag eenheid willen vormen. Heel idealistisch.
Vooral economische geschiedenis, meer handel tussen landen al voor de oorlogen. Veel
internationale activiteit om maar goede handel te hebben. Echter na 19 e eeuw veel
protectoinisme. Industrialisatie en economische geschiedenis zijn belangrijk, maar verklaren
niet alles.
2. Impact van WO2: zowel politieke als economische factoren speelden een rol.
a. Politieke factoren:
i. Combating nationalisme: nationalisme leidt tot oorlog. Samenwerking leek
nodig. Het ontrouwen in staten zou worden opgelost door samen te werken
in organisaties. In 1949 Statue of the Counicl of Europe getekend, deze was
heel ambitious. Enkele slechte punten aan het verdrag, maar het verdrag
zorgde wel voor verbeterede mensen rechten.
, ii. New political map of Europe: splitsing van Europa in twee delen. IJzeren
gordijn. In het Westen wilden landen samenwerken om de dreiging tegen
het communisme tegen te gaan. Dreiging vanuit het oosten, maar ook van
communistische partijen. Truman doctrine, Marshall plan en oprichting
NATO voor internationale veiligheid.
iii. New international power balance: macht was verdeeld tussen US en Sovjet-
Unie. Koude Oorlog. West-Europa lag hier tussen. Door als Europese landen
samen te werken, konden de landen een blok vormen tegen de
grootmachten.
iv. German problem: hoe ervoor te zorgen dat er niet nog een oorlog komt.
b. Economische factoren: Bretton Woods Conference, IMF, GATT en World Bank. In
Europa was het gevoel dat er ook Europese economische regelen moesten komen,
os van Amerika. Grote geld problemen, niet import kunnen betalen, economische
recovery was nodig. Hulp van US, daarom oprichting Organisation for European
Economic Cooperation (OEEC, 1948). Er was hulp van de VS, maar de Europese
landen moesten dit zelf verdelen onderling.
3. Interdependence: onderlinge afhankelijkheid niet alleen in veiligheid en macht, maar ook in
economische en sociale zaken. Economisch gezien komt dit door groei wereld handel, valuta
exchange rate en internationale monetaire regels. Na WO2 meer handel binnen West
Europa, EU speelt belangrijke rol. Duitsland speelt grote rol in maken van geld beslissingen.
Door verbeterede communicatie en reizen ook meer onderwerpen op de agenda. Ook
samenwerken op gebied van buitenlands beleid, zodat groot blok is tegenover andere
machten.
4. National considerations: grote verschillen tussen West-Europese staten hoe en in welke mate
te integreren en samen te werken op inter-nationaal niveau. Italie en Duitsland wilden weer
bij Europa horen, de winnaars van WO2 wilden niet te veel te maken hebben met andere
Europese staten en Spanje en Portugal mochten niet samenwerken. Uiteindelijk gingen dus
zes landen samenwerken. Voor de Benelux landen was de samenwerken om tegen de grote
landen om hun heen te strijden. Voor Italie kreeg een nieuwe start na fascisme,
tegenbeweging tegen de communistische partij en vanwege economische problemen.
Frankrijk: Duitsland in bedwang houden en economische groei.
W1: H3: the creation of the European Community
THE EUROPEAN COAL AND STEEL COMMUNITY (ECSC, 1952)
Jean Monnet: economische plannen en technische en administratieve initiatieven.
Rober Schuman: Frans Buca minister. Politieke strijder. Beide mannen wilden graag een Europese
eenheid vormen, verder gaan dan Council of Europe en OEEC.
Voor sommige landen was de integratie iets kleins, maar bovenstaande mannen zagen het als iets
groots. Schuman voorstel. Integratie plan, dat stapsgewijs plaatsvond niet in een keer.
Konral Adenauer: German Chancellor: was het eens met bovenstaande mannen. Vooral politieke
integratie.
Uiteindelijk teken de Benelux, Frankrijk, West-Duitsland en Italie in april 1951 het Verdrag van Parijs.
Deze samenwerking van ECSC duurde tot 2002. De beleidsdoelen waren heel ambitieus: vrije handel,
,gemeenschappelijke markt. Daarnaast eerste inter-statelijke organisatie met supranationaal
karakter. Centrale instituties met macht. In de eerste jaren vooral een economisch succes: non-tariff
bariers, quotes, vrije handel. De staten leerden samenwerken.
1958-59: door lage olieprijzen was er chaos en ging samenwerking minder goed. Zwakheid bij High
Authority en Commission om beleidsvoorstellen erdoorheen te krijgen.
Grootste probleem was dat kool en staal minder belangrijk werd. Het idee achter deze community
was dat kool en staal nodig waren om oorlog te voeren en wapens te maken. Als dit in
gemeenschappelijke handen was kon dit gecontroleerd worden. echter werden deze producten
minder belangrijk.
Organen:
1. High Authority: 9 leden van elke lidstaat. Onafhankelijk. Verdeling van subsidies en hulp.
Besluiten over agreements van acties. Supranationaal karakter.
2. Council of ministers: ministers van nationale regering kwamen hierin samen. Besluiten op
verschillende manieren genomen. Groep tussen High Authority en de regeringen van de
lidstaten.
3. Common assembly: leden gekozen door nationale parlementen. Advies geven.
4. Court of Justice: besluiten moesten legaal zijn, dit werd gecheckt door de Court of Justice.
VAN ECSC NAAR EEC
European Defence Community (EDC, 1950): idee van Frankrijk voor een Europees leger. Duitsland
was namelijk niet welkom in Westerse Alliance, en Duitsland wilde zelf ook niet vanwege de angst
voor strenge regels. EDC werd niet geratificeerd uiteindelijk door de zes landen die ook in ECSC
zitten. Zelfde organen als ECSC.
Western European Union (WEU, 1955): Benelux, FA, UK hadden al Verdrag van Brussel waarin
samengewerkt werd op economisch, sociaal en cultureel vlak en op collectieve veiligheid. In 1955
sluiten DU en IT aan. En WEU opgericht. DU sluit ook aan bij NATO.
EDC had gefaald. Meer het idee dat politieke samenwerking kon komen door economische
samenwerking.
European Economic Community (EEC, 1957): Verdrag van Rome. Benelux, IT, DU, FA. Duidelijke
regels over economie en handel. Alleen guidlines over sociaal en agriculturele beleid.
Onderhandeling gesloten op 25 Maart 1957.
European Atomic Energy Community (Eurotam, 1957): Verdrag van Rome.
Beleid concerns EEC Verdrag: er waren wel regels vastgesteld, maar vaak vaag en erg lang. Heel
algemene termen. Verdrag was gebaseerd op filosofie en ideologie van vrije markt, liberalisme, niet
bemoeien kapitalisme.
Beleid concerns Eurotam Verdrag: atoomenergie gebied. Staten stonden hier heel anders in, dus bij
alle hoofdstukken waren uitzonderingen en loopholes om onder het verdrag uit te komen.
Organen EEC en EUROTAM: zo goed als hetzelfde als bij ECSC
, 1. Commission: zelfde als High Authority. Beleid initiatief nemer. Beetje besluitmakingsmacht
en verantwoordelijkheid over beleidsimplementatie.
2. Council of ministers: besluitorgaan, unanieme beslissingen. Soms meerderheid of
gekwalificeerde meerderheid.
3. Assembly: advies en deels overzien. Direct gekozen door member states.
4. Court of Justice: interpretatie en toepassing van het Verdrag observeren.
W1: H4: The deepening of the integration process
Deepening = vertical integratie
Widening = horizontale integratie
Bij deepening kan er op drie punten worden gekeken. De ontwikkeling van verdragen, ontwikkeling
van beleidsprocessen en de ontwikkeling van beleid.
ONTWIKKELING VERDRAGEN
Verdrag van Parijs en Verdrag van Rome: eerste verdragen van EC/EU.
Single European Act, 1986: bevatte meerdere onderwerpen om de European Community meer
beleidsonderwerpen te geven. Council of Minister konden stemmen met qualified majority vote, het
is namelijk lastig om unaniem beslissingen te maken. Versterking European Parliament door twee
staps verkiezingen.
Verdrag van Maastricht, 1992: bestond uit drie pilaren: European Communities, Beleid over
buitenlandse zaken en veiligheid, samenwerking op gebieden als Binnenlandse zaken en recht.
Daarnaast ook een deadline gezet voor Europa als Economic and Monetary Union.
Verdrag van Amsterdam: niet heel belangrijk, veranderingen in beleidsonderwerpen en procedures.
Verdrag van Nice: ook gelimiteerd. Vooral verandering van instituties en manier van stemming.
Verdrag van Lissabon, 2007: lange en zware onderhandelingen. Nieuwe positie European Council
President. Moest meer ambitieus zijn dan Verdrag van Nice. Bij eerdere verdragen was er gedoe door
referenda in Frankrijk en Nederland. Ook bij de ratificatie van dit verdrag was vertraging door een
referendum in Ierland. In 2009 werd het verdrag geratificeerd.
ONTWIKKELING VAN BELEIDSPROCESSEN
Vanaf het begin stelde de Commissie voorstellen voor, het Parlement gaf advies, Council of Minister
zou een beslissing maken en het Court of Justice zou kijken of dit in lijn was met het recht. Vanaf de
jaren ’60 was er weinig deepening in de EU, het stond stil. Vanaf ’80 was de relaunch van de
integratie. Vijf punten veranderden:
1. Verantwoordelijkheden van organen gaan overlappen, veranderde machtsbalans tussen de
instituten. Council of Ministers mogen nu ook voorstellen doen, Court maakt bijna politiek.
European Parlement heeft meer invloed.
2. Andere actoren krijgen rol. Hoofden van de regeringen (European Council).