Samenvatting Identiteit en de diverse mens - Artikelen
A new big five - Fundamental principles for an integrative science of personality
DP McAdams
De redenen voor dit artikel is een persoon volledig begrijpen
Persoonlijkheid: de unieke variatie van een individu op het algemene evolutionaire ontwerp voor de
menselijke natuur, uitgedrukt als een ontwikkelend patroon van (b) dispositionele eigenschappen, (c)
karakteristieke aanpassingen, en (d) zelfbepalende levensverhalen, complex en differentieel
gesitueerd (e) in cultuur en sociale context
Tegenwoordig als we het hebben over persoonlijkheidstrekken (traits), hebben we het over de Big
Five (1) extraversie/introversie, 2) neuroticisme, 3) zorgvuldig (conscientiousness), 4) vriendelijkheid
(agreeableness), 5) openness to experience)
Doel van persoonlijkheidspsychologie: om een integrerend kader te bieden voor het begrijpen van de
hele persoon.
(de nadruk bij onderzoek ligt op het individu; er wordt gekeken soort-typische framework (waarin is
iedereen hetzelfde), individuele verschillen in karakteristieken en unieke patronen in het leven van
een individu (hoe is iemand anders dan anderen)
‘’Iedereen is zoals alle andere personen, als sommige anderen en als geen andere’’
In de paper wordt gesproken over een five-factor model, om de (theorieën binnen de
persoonlijkheidspsychologie (en iets daarbuiten) te integreren. Deze principes geven aan, hoe
wetenschappers, uitoefeners en andere moeten denken, bij het zoeken naar psychologische logica
bij een individueel mens (implicaties voor klinische uitvoering en begeleiding):
Principe 1: evolutie en menselijke natuur
Mensenlevens zijn individuele variaties op een algemeen evolutionair ontwerp.
Zo zijn volgens Freud en de psychoanalytische theoristen mensen fundamenteel geconflicteerd en
gedreven door krachten waar ze amper controle over hebben.
Volgend Rogers, Maslow en de humanistische theoristen, hebben we een zelf actualiserende natuur.
Behavioristen (bijv. Skinner en Bandura) denken dat mensen oneindig kneedbaar zijn
(voor integratieve wetenschap, stelt het artikel, dat het gebouwd moet worden om een eerste
principe, vanuit de biologie)
Er wordt beschreven dat mensen een ‘cognitieve niche’ hebben, wij hebben namelijk meerdere losse
modules (bijv. voor het vinden van een partner), ontstaan uit natuurlijke selectie voor adaptatie
(teruggeleid naar overleven en reproductie), en samen vormt dit een geheel en kunnen we er dingen
mee.
Volgens Sheldon, hoort wat soort-specifiek/universeel is, in de 1 e van 4 lagen, om persoonlijkheid te
analyseren, hieronder valt; fysieke behoeften (bijv. zuurstof), aangeboren sociale-cognitieve
mechanismen (bijv. mensen in in- en out-groep plaatsen), psychologische behoeften (autonomie,
competentie en relatedness (self-determinatie theorie)) en socioculturele uitoefeningen (bijv., kleren
maken). Hogans socioanalytische benadering beschrijft iets soortgelijks; dat mensen zich gedragen
op een manier dat het best is voor overleven en reproductie (bijv. sociale acceptatie en status)
Principe 2: Dispositionele handtekening
Variaties op een kleine reeks brede karaktereigenschappen die betrokken zijn bij het sociale leven
,(zowel in de EER als vandaag) vormen het meest stabiele en herkenbare aspect van psychologische
individualiteit
Dispositionele trekken: brede, onvoorwaardelijke trekken, dus het frame waardoor jij telkens ergens
naar kijkt (bijv. depressief, vriendelijk of dominerend)
Als de tijdelijke constellatie van iemands gedachten, gevoelens en gedragingen zijn of haar huidige
staat (state) vormt, dan kunnen trekken (traits) worden gezien als de meest voorkomende soorten
trekken die een persoon in verschillende situaties en in de loop van de tijd ervaart.
Persoonlijkheidstrekken geven een grove schatting van hoe iemand zich uit in een reeks van situaties
en over een langere periode van tijd (geldt niet voor elke situatie en altijd).
Persoon situatie debat: is gedrag meer situationeel specifiek (contingent (toevallig)), of meer cross-
situationeel consistent (met trekken).
Er is wel uit onderzoek gebleken dat trekken enigszins situaties, psychologisch welzijn, prestatie en
levensduur kunnen voorspellen.
Persoonlijkheid verandert niet zomaar, het is eerder ‘set like plaster’.
Er zit ook een flink erfelijkheidscomponent aan trekken.
(Sommige) trekken kunnen worden gekoppeld aan hersenprocessen. Bijv. extraversie met de BAS
(activatie systeem) en neuroticisme met de BIS (inhibitie systeem).
Goldberg begon dat de big five iets zegt over onze adaptatie, want er is een grote variatie op de big
five trait, maar wij houden het simpel, zo kunnen wij situaties makkelijker inschatten/beoordelen
(bijv. Zou ik persoon x kunnen vertrouwen?)
Principe 3: karakteristieke adaptaties
Afgezien van dispositionele kenmerken, variëren mensenlevens met betrekking tot een breed scala
aan motiverende, sociaal-cognitieve en ontwikkelingsaanpassingen, gecontextualiseerd in tijd, plaats
en/of sociale rol.
Karakteristieke aanpassingen/adaptaties zijn bijv. motivaties, doelen, plannen, strategieën,
waarden, schema’s etc. (ofwel aspecten van motivatie, sociaal-cognitief en ontwikkeling) – personal
action constructs (PACs) en middle-level units (tussen algemene trekken en specifiek gedrag in).
Veel persoonlijkheidstheoristen legden niet echt de nadruk op karaktertrekken, maar op; motivatie,
dynamiek van gedrag, sociaal leren, cognitieve schema’s, strategieën, coping,
ontwikkelingsuitdagingen en -stadia en individuele aanpassing op de sociale wereld.
karakteristieke aanpassing (characteristic adaptation) volgens Costa en McCrae: specifieke patronen
van gedrag, beïnvloed.
Karakteristieke aanpassingen zijn specifieker en kneedbaarder dan dispositionele trekken en de
trekken hebben invloed op de ontwikkeling van karakteristieke aanpassingen, maar niet alle
karakteristieke aanpassingen zijn simpele bijproducten van basis trekken en de omgeving, maar
hebben een eigen leven en worden geactiveerd/gevormd door je sociale leven.
Trekken/eigenschapen schetsen een stuk van de menselijke individualiteit en karakteristieke
aanpassingen vullen sommige stukken ook in. Als kenmerken wijzen op brede consistenties in
verschillende situaties en in de loop van de tijd, beschrijven kenmerkende aanpassingen enkele van
de gecontextualiseerde bijzonderheden van mensenlevens en gaan ze in op hoe die bijzonderheden
in de loop van de tijd kunnen veranderen, zowel op voorspelbare als onvoorspelbare manieren
Principe 4: Levensverhalen en uitdagingen van de moderne identiteit
Naast dispositionele trekken en karakteristieke aanpassingen, verschillen levens/persoonlijke
verhalen van mensen en deze verhalen gebruiken mensen om betekenis te geven en identiteit te
vormen in de moderne wereld.
,De verhaal benaderingen denken dat mensen hun eigen leven interpreteren als doorlopend verhaal
en dat dit help bij het vormen van gedrag, identiteit vormen en individuen integreren in het moderne
sociale leven
Narratieve identiteit: het verhaal dat de persoon door probeert te laten gaan (een geïnternaliseerd
en ontwikkelend verhaal van de zelf met het gereconstrueerde verleden en de voorgestelde
toekomst tot een geheel, om iemands leven eenheid, doel en betekenis te geven.
Verhalende (narratieve) identiteiten geeft het leven van individuen hun unieke en culturele
betekenis.
Verschillende disciplines kijken naar verschillende aspecten van narratieve identiteit en in
verschillende contexten.
Het verlossende zelf (the redemptive self): samenstelling van thema’s; levensverhaal die een
begaafde hoofdrolspeler uitbeeldt die uiteindelijk wordt verlost van lijden naar een verbeterde
psychologische of sociale toestand.
Levensverhalen creëren kan voordelen hebben, bijv. een samenhangen, betekenisvol verhaal
bedenken na een traumatische ervaring verbetert je psychologische welzijn. (andere verhalen
creëren kan andere gevolgen hebben, bijv. ego ontwikkeling)
Individuele verschillen in narratieve identiteit zijn niet herleidbaar naar verschillen in dispositionele
trekken of karakter aanpassingen
Principe 5: de differentiële rol van cultuur
Cultuur oefent op verschillende levels van persoonlijkheid verschillende effecten uit (klein effect op
fenotype en sterke impact op de inhoud en timing van karakteristieke aanpassingen en de sterkte
invloed op levensverhalen (het geeft een thema’s, plaatjes en plots voor de narratieve identiteit).
De omgeving heeft verschillende dimensies, bijv. cultuur (mix van betekenissen, praktijken en
gesprekken over het leven dat vooral plaatsvindt binnen een groep of maatschappij).
McCrae en Costa stelde (in five-factor theory), dat dispositionele trekken relatief ongevoelig zijn voor
sociale en culturele invloed; vooral bepaald door genen.
Cultuur vormt waarschijnlijk de fenotypische expressie van trekken. Ofwel cultuur beïnvloed niet
zozeer de variatie van trekken, maar beïnvloed wel hoe ze tot uiting komen (qua soorten
gedragsexpressie).
Doelen en interesses weerspiegelen persoonlijke investeringen in activiteiten, programma's en
levenstrajecten die de samenleving beschikbaar stelt voor het individu.
Waarden en normen reflecteren bepaalde toewijdingen aan bepaalde idealen.
Karakteristieke adaptaties veranderen waarschijnlijk over tijd, bij veranderende
levensomstandigheden, rol verwachtingen en maturatie.
Verschillende culturen kunnen verschillende patronen van karakteristieke aanpassingen
benadrukken (bijv. individualistisch vs collectivistisch).
De complexe wisselwerking tussen cultuur en menselijke individualiteit is wellicht het duidelijkst op
het niveau van narratieve identiteit. Levensverhalen zijn namelijk het middelpunt van cultuur, ze
vertellen hoe je moet leven en wat je leven betekent. Zo geeft cultuur een lijst van verhalen over hoe
je kunt leven, waar je uit kan kiezen. Deze kunnen ze dan nog aanpassen aan hun eigen leven,
trekken, karakteristieke aanpassingen etc. en vormen zo hun narratieve identiteit.
Cultuur biedt weergaveregels voor dispositionele trekken en vereiste karakteristieken voor
gedragsexpressie, maar heeft weinig impact op de sterke van de trekken. Cultuur geeft aan richting
over de timing en inhoud van karakteristieke aanpassingen (bijv. doelen). Cultuur heeft de sterkste
impact op levensverhalen.
, Conclusie:
Persoonlijkheid is de unieke variatie van een individu op het algemene evolutionaire ontwerp voor de
menselijke natuur, uitgedrukt als een zich ontwikkelend patroon van dispositionele eigenschappen,
karakteristieke aanpassingen en integratieve levensverhalen die zich op een complexe en
differentiële manier in de cultuur situeren.
Karakteristieke trekken (bijv. waarden, doelen, overtuigingen) worden geactiveerd en
aangepast/gevormd door alledaagse sociale vereisten.
Narratieve identiteit gaat van persoonlijkheid door dispositionele trekken naar karakteristieke
trekken (specifieke reactie op dagelijks leven) naar de uitdaging van betekenis vinden in je leven.
De 5 principes suggereren nieuwe manieren om persoonlijkheidspsychologie te leren als
geïntegreerd veld en zo een meer geïntegreerd framework voor het begrijpen, beoordelen en
bestuderen van de volledige persoon. Ook heeft het gezorgd voor een framework voor menselijke
individualiteit.
Persoonlijkheidspsychologen hebben met deze kennis ook wat te betekenen voor cognitieve
psychologen. Trek/narratieve-dichotomie is parallel aan semantische/episodisch geheugen
De 5 principes geven ook een schema voor het onderscheid tussen individuele verschillen, wat
relevant is voor sociaal psychologen
deze kennis kan handig zijn, kijkend naar doelgericht gedrag (Higgins), met het promotie systeem
en het preventiesysteem
Karakteristieke aanpassingen en narratieve identiteit zullen in de loop van de tijd waarschijnlijk
veranderen, in overeenstemming met veranderende ontwikkelingseisen en rijping