Samenvatting Identiteit en de diverse mens
Kennisclip 1; perspectief op IDM vanuit de Sociale en Organisatie psychologie
Identiteit:
Persoonlijke identiteit; persoonlijke geschiedenis, leeftijd, karakter, persoonlijke prestaties,
hobby’s etc.
Sociale identiteit: gender, nationaliteit/etniciteit, religie, leeftijdsgroep (bijv. tiener),
collectieve geschiedenis – dit gaat dus meer om groepen waar je bij hoort
Binnen dit perspectief wordt qua diversiteit gekeken naar diversiteit op het werk, de soorten ervan,
voordelen en nadelen, bijv. m.b.t. samenwerken en wat je er dan aan kan doen
Vraagstukken in dit perspectief: stereotypen over groepen, effecten van stereotypen op
werksituaties en hoe kunnen we diversiteit en inclusie vergroten?
Doelgroepen in dit perspectief waar ze zich dan ook mee bezighouden, zijn doelgroepen met:
zichtbare identiteit; gender, etniciteit, leeftijd
onzichtbare diversiteit; thuissituaties, opleiding, werkstijlen, seksuele oriëntatie, neurodiversiteit
Methoden die ze in deze discipline gebruiken:
Vragenlijsten, interviews
Experimenten (lab en organisaties)
Dagboekstudies
Sterke punten in deze discipline:
kijken naar interactie tussen persoon en omgeving (systeembenadering)
goed in identificeren van mechanismes (bijv. waarom hebben we stereotypes, of waarom
vrouwen eerder parttime werken met een kind)
inzichten die toepasbaar zijn in werksituaties
concrete toepassingen, en samenwerkingen met organisaties
Beperkingen/grenzen van deze discipline: minder kennis over de systemen erachter (hiervoor kun je
bijv. een neuropsycholoog om hulp vragen) en studies vaak kleinschalig (dus niet zozeer conclusies
over heel Nederland)
Kennisclip 2; perspectief op IDM vanuit de Persoonlijkheidspsychologie
Identiteit: Gezien als ‘laag’ van de persoonlijkheid. Het is het antwoord op de vraag: ‘wie ben ik’ en
het antwoord op je vraag beïnvloed ook jouw keuzes
Diversiteit: persoonlijkheid als unieke combinatie van individuele verschillen (trekken). Verschillen in
hoe mensen op een omgeving reageren (kan cultureel bepaald zijn).
Je hebt over het algemeen 3 lagen in diversiteit: 1) the big five, 2) motivatie (interesses, doelen etc),
3) identiteit en levensverhalen (hoe je jezelf ziet)
Vraagstukken persoonlijkheidspsychologie: welke dimensies van persoonlijkheid, kijken naar combi
van persoonlijkheidstrekken en ontwikkeling, hoe eigenschappen van levensverhalen samenhangen
met andere factoren, hoe je persoonlijkheid tijdens je leven veranderd
De doelgroepen waar ze naar kijken is breed; het is vaak adolescenten en jong volwassenen, maar
ook klinische groepen of cross-culturele onderzoeken
,Methoden gebruikt in persoonlijkheidspsychologie:
vragenlijsten
interviews
smartphone onderzoek
observatie onderzoek
(onderzoeken kunnen ook bijv. longitudinaal zijn, of retrospectief)
Sterke punten van persoonlijkheidspsychologie:
focus op de hele mens
veel methodologische expertise
centrale positie in netwerk van psychologische kennis
Beperking/grenzen van persoonlijkheidspsychologie: 1) veel abstract 2) blijft vaak hangen aan
vragenlijsten van brede eigenschappen en 3) omgevingsfactoren zijn minder in beeld, want er wordt
vaak op het individu gefocust
Kennisclip 3; perspectief op IDM vanuit de Klinische psychologie
Identiteit: aspecten van het zelf, gevormd door persoonlijke factoren (bijv. persoonlijkheid) en de
sociale omgeving (cultuur, normen en waarden). Vragen hierbij: ‘wie ben ik?’ en ‘waar hoor in bij?’
Er is ook een wisselwerking tussen identiteitsaspecten (bijv. self-concept) en psychisch welbevinden
Diversiteit: Unieke combinaties van persoonlijke (persoonlijkheid, aanleg) en sociale factoren
(systeem, cultuur) die mensen krachtig en kwetsbaar kunnen maken in relatie tot mentale
gezondheid
(Verschillen tussen mensen in bijv. coping of veerkracht en kwetsbaarheid, wat invloed heeft op
psychologische symptomen)
Vraagstukken klinische psychologie: welke individuele en omgevingsfactoren hangen samen met
psychologisch welbevinden en psychologische klachten. Ook kijken ze naar welke factoren iemand
kwetsbaar maakt voor het ontwikkelen van psychologische klachten en welke interventies/
therapieën het meest effectief zijn
De doelgroepen die hiervoor gebruikt worden; alle leeftijdscategorieën, maar toch het meest
mensen van jongvolwassenheid naar volwassenheid. Ook wordt er gekeken naar klinische groepen
en gezonde populaties en ook kwetsbare groepen in de maatschappij
Methoden klinische psychologie:
vragenlijsten
interviews
experimenteel onderzoek (vaak bij angstklachten)
observatie (visueel/auditief)
Sterke punten klinische psychologie:
Niet alleen naar individu kijken, maar ook context (holistische blik)
Kennis over normale en abnormale ontwikkeling
Samenwerking met andere disciplines
, Beperkingen/grenzen klinische psychologie: 1) Constructen zijn soms abstract/moeilijke meetbaar, 2)
een individu is meer dan klachten (holistisch perspectief is belangrijk). Tot slot kun je ook theorieën
uit andere perspectieven gebruiken
Kennisclip 4; perspectief op IDM vanuit de psychologische functieleer
Diversiteit sluit beter aan op deze discipline, dan identiteit. Er zijn namelijk verschillen in hoe
mensen op een bepaalde taak reageren, maar in deze verschillen zijn ze niet geïnteresseerd.
Identiteit is niet echt een thema, doordat de vraagstukken vaak gaan over cognitieve functies
Vraagstukken van psychologische functieleer: gericht op cognitieve functies (niet in verschillen
tussen mensen, kritiek hierom is, dat ze vaak onderzoek doen bij dezelfde groep (doelgroep)
Een methode in de psychologische functieleer; is bijv. een intelligentietest, maar hierbij moet je
oppassen bij de interpretatie, wanneer je verschillen hebt tussen mensen (bijv. uit verschillenden
landen)
Sterke punten psychologische functieleer; je kunt niet veel invloed uitoefenen op de resultaten van
de test, vanwege de soorten tests
Beperkingen/grenzen van psychologische functieleer: niet zo veel interdisciplinair samenwerken
(niet veel theorieën, maar wel goede methoden (die andere perspectieven ook kunnen gebruiken)
Kennisclip 5; perspectief op IDM vanuit de ontwikkelingspsychologie
Identiteit:
Persoonlijke identiteit (wie ben ik?)
Sociale identiteit (waar hoor ik bij?)
Er wordt hier een transsectioneel model gebruikt (interactie tussen biologie x persoon x omgeving)
Diversiteit is er tussen groepen (groepsverschillen), maar ook individuele verschillen (iedereen uniek)
Vraagstukken in de ontwikkelingspsychologie: hoe ziet de ‘toekomstige zelf’ van jongeren eruit en
wat is de invloed van de omgeving, hoe heeft de omgeving invloed op zelfbeeld ontwikkeling en bijv.
hoe biculturele jongeren hun achtergrond waarnemen
Doelgroepen die hierbij gebruik worden zijn kinderen en adolescenten. Ook wordt er hier gekeken
naar culturele en etnische diversiteit
Methoden in de ontwikkelingspsychologie:
Vragenlijsten, interviews
Experimenten
Longitudinale methoden
Focus groepen (in een groep dingen bespreken)
Sterke punten in de discipline:
Interactie tussen persoon en omgeving (over tijd)
Aandacht voor ontstaan/origine van psychologische concepten
Aandacht voor zowel typische als atypische ontwikkeling