Werken in Gedwongen kader, methodiek voor forensisch sociaal werk
Literatuur:
Anneke Menger, Lous Krechtig, Jacqueline Bosker. Werken in gedwongen kader. ISBN
9789088504242. B.V. Uitgeverij SWP Amsterdam 2013.
Week 1:
Inleiding pagina 17 t/m 22.
Deel I, hoofdstuk 1,2,3 en 4.
Week 2:
Deel II, hoofdstuk 5,6,7 en 8
Week 4:
Deel III, hoofdstuk 9,10,11,12,13 en 14
Week 5:
Deel III, hoofdstuk 15, 16,17 en 18.
Week 6:
Deel IV; hoofdstuk 19,20,21 22, 28, 29 en 30.
Week 7:
Deel IV; hoofdstuk 26, 27, 32, 33 en 34.
1
,Inleiding blz. 17 t/m 22
Professionals ondersteunen burgers die een of meer delicten pleegden bij het vinden van
een nieuwe toekomstperspectief: een perspectief in de zin van een nuttige rol in de
samenleving, prosociale bindingen en een delictvrij bestaan. Hiervoor zijn zowel push-als
pull-activiteiten nodig.
Push(de samenleven induwen): werken aan motivatie en gedragsverandering van het
individu, gericht op aanpassen aan de normen van de samenleving.
Pull ( de samenleving intrekken): steun te bieden bij de ontwikkeling of het herstel van
een sociaal netwerk, of bij het verlagen van drempels voor werk, inkomen of huisvesting.
Centrale rol in het inschatten van de aard van het risico, in het opstellen en uitvoeren van
een risicobeheersingsplan en in het signaleren van toenemend risico.
Door Justitie moet de cliënt naar de professional. (gedwongen kader)
Hoofdstuk 1: Professionaliteit als kader
1.1 model van professionaliteit
Een beroepsgroep kan zich professioneel noemen als er sprake is van de volgende drie
kenmerken:
1. Een duidelijke professionele missie
2. Duidelijke activiteiten en specifieke professionele expertise om die activiteiten uit te
voeren.
3. Inbedding in een beroepsgroep/organisatie. Er vind publieke verantwoording plaats
van de activiteiten en de resultaten.
1.2 Professionele missie
Doel: verminderen van recidive. Komt voort uit een streven naar een goede samenleving.
1.3 Professionele activiteiten en expertise
Professionele expertise kenmerkt zich door:
1. Effectiviteit bij het realiseren van de professionele waarden.
2. Werken op basis van expliciete en onderbouwde wetenschappelijke kennis en de
vertaling daarvan in modellen en methoden. (beste mogelijke manier , volgens de laatste
stand van de kennis over hun vak)
3. Innovatief reageren en werken vanuit ervaringskennis, de complexiteit en
onvoorspelbaarheid van het werk vereisen dat state-of-the-artkennis vertaald wordt naar
specifieke situaties en dat in nieuwe situaties wordt gehandeld op basis van
ervaringskennis. (trail and error)
1.4 Professionele inbedding en publieke verantwoording
Drie componenten: inbedding in de beroepsgroep, inbedding in de organisatie en
publieke verantwoording.
1. Inbedding in de beroepsgroep
Er dient sprake te zijn van een georganiseerde vorm van professioneel beraad en
onderlinge communicatie, gericht op het realiseren van kwaliteit, kennis delen, reflectie
en leren. Hoe sterker de structuur en hoe hoger de organisatiegraad, des te minder valt
de professional samen met zijn rol als werknemer binnen zijn arbeidsorganisatie. De
professional is dan meer verbonden met zijn beroepsgroep.
2. Inbedding in de organisatie
Een reclasseringswerker werkt bij een van de reclasseringsorganisaties die de
professionele missie ‘terugdringen van recidive’ vertegenwoordigt en doet de uitvoering.
De organisaties beïnvloeden het handelen van de professionals die hier werken en de
professionals zijn gehouden om zich te richten op de missie van de organisatie. Een
organisatie kan ook een positief stimulans geven aan initiatieven van medewerkers om
een zelfstandig georganiseerd professioneel beraad te organiseren. Meedenken over
kwaliteitseisen, opleiding, kennisontwikkeling en beroepsregistratie.
2
,3. Publieke verantwoording
maak je duidelijk: wat je doet als professional, hoe je dat doet, wat je resultaten zijn en
welke maatschappelijke waarde je werk toevoegt. Professionals dienen dit te kunnen
verantwoorden aan hun cliënten, aan hun opdrachtgevers en aan
samenwerkingspartners, maar in soms ook aan de politiek, de media en de mensen op
straat. Dossiervorming moet in orde zijn, handelwijze en beslissingen op cliëntniveau
expliciet en concreet zijn verantwoord.
Hoofdstuk 2: Reclasseringswerk als waarde(n)vol werk
2.1 De waarde van goed handelen
Technische goed
- effectiviteit: de gestelde doelen door het handelen ook daadwerkelijk worden bereikt.
- kwaliteit: de werkzaamheden en de resultaten aan een zekere standaard
beantwoorden.
Moreel goed:
- dat hij de goede dingen doet
- zijn het wel de goede doelen
2.1.2 waarden
Waarden: wat we belangrijk, waardevol, ideaal vinden. Bv: rechtvaardigheid, gezondheid,
geluk, veiligheid, gelijkheid, vrijheid, waarheid, duurzaamheid. Waarden verwoorden,
verhelderen en verklaren wat wij goed vinden.
Het handelen van mensen wordt begrijpelijker wanneer we kunnen zien welke waarden
hieraan ten grondslag liggen. Waarden verhelderen wat professionals nastreven en
anderzijds de inspiratie van waaruit ze dat doen.
2.1.3 Missie en waarden in organisaties
De missie vertegenwoordigt het streven van de organisatie, de collectieve moraal waarop
organisaties willen sturen en waarvan ze draagvalk veronderstellen bij hun medewerker.
Missie van Reclassering Nl staat maatschappelijke veiligheid centraal. Draagt veiligheid
en eerlijke rechtsuitoefening bij aan de maatschappij. De waarde ‘veiligheid’ wordt
gerealiseerd door positieve relaties met delinquenten en is gericht op succesvolle sociale
inclusie.
Het leger der Heils Jeugdzorg & Reclassering legt de nadruk op individuele waardigheid
en sociale integratie.
Stichting Verslavingsreclassering GGZ benadrukt individuele en maatschappelijke
schadebeperking.
2.2 De professionele waarden van reclasseringswerkers
Drie waarden :
1. zorg: je bekommeren om iemand die zorg nodig heeft, iets betekenen voor een ander,
mensen niet aan hun lot overlaten en ‘helpen waar nodig’.
2. Veiligheid: het begrenzen en bijsturen van reclasseringscliënten die anderen mogelijk
schade kunnen berokkenen.
3. Autonomie: het vinden van de regie over het eigen leven, eigen keuzen kunnen
maken, bewust keuzen. Het kunnen dragen van verantwoordelijkheid voor wat je doet,
de consequenties aanvaarden van de keuzen die je maakt.
De waardendriehoek:
De drie waarden kunnen samengaan, maar ook onderling op gespannen voet staan.
Zorg en autonomie: het zorgvuldig zoeken naar de balans tussen leiden en volgen. Cliënt
zelf iets laten doen en iets voor de cliënt regelen. Als de taak voor de cliënt te groot is,
dan moet er worden gezorgd. Eest het stressniveau omlaag, zorgen dat de ergste chaos
in het leven van de cliënt is opgeruimd. Het streven is altijd om de autonomie te
vergroten. Het is van belang om niet alleen te zorgen, maar te zoeken naar het deel dat
door de cliënt zelf kan worden opgepakt. Het gaat erom dat de cliënt positieve ervaringen
opdoet. Dat kan alleen als de taak klein genoeg is om ook met succes aangepakt te
worden.
3
,Zorg en veiligheid: veiligheid door zorg, minder risico omdat de cliënt in een betere
situatie verkeert en constructiever omgaat met zijn problemen. (als je niks hebt dan heb
je ook niks te verliezen, dus gaan ze gewoon jatten).
Ernstig delict: veiligheid voor zorg
Licht delict: zorg voor veiligheid
Veiligheid en autonomie: gaat het om het inperken van de vrijheid van de cliënt vanwege
het risico dat hij of zij vormt, tegenover het geven van ruimte aan de cliënt om
eigen keuzes te maken en te leren van fouten. Reclasseringswerker werkt aan
het bewust maken van de keuzen die zo’n cliënt maakt en probeert hem te eren
om van tevoren goed af te wegen wat de consequenties zijn van zijn handen.
Kan leiden tot grotere ervaren verantwoordelijkheid en tot bewuster handelen.
(leidt tot minder delictgedrag en dus tot meer veiligheid.
Ernstig delict: veiligheid voor autonomie (dwang boven keuzevrijheid)
Licht delict: Autonomie voor veiligheid
Zo nodig wordt samen met het Openbaar Ministerie (OM) gezocht naar de beste
afweging.
2.2.3 Zes secundaire waarden
6 secundaire waarden:
1. Erkenning: erkennen en begrip tonen.
2. Participatie: een plaats in de maatschappij hebben, erbij horen.
3. Groei: verandering, beweging en persoonlijke ontwikkeling
4. Verzoening met het bestaan: dat de cliënt zich kan verzoenen met het feit dat er in
zijn of haar even dingen mis zijn gegaan die niet meer zijn te herstellen. Accepteren dat
je in een situatie bent beland dat lang niet alles meer mogelijk is, of dat er zelfs nog
maar bijzonder weinig mogelijk is.
5. Rechtvaardigheid: evenwicht in het rechtssysteem. Omgeving heeft recht op
veiligheid en de cliënt heeft recht om geholpen te worden.
6. Vergeving: je moet de daad afwijzen, niet de dader. Als je gestraft bent, dan is het
ook klaar, dan mag je daarna werken aan je toekomst.
Hoofdstuk 3: Het kader van het werkveld
Forensisch sociale professionals doen hun werk in opdracht van justitiële instanties. Soms
ook in opdracht van gemeenten. Ze leggen verantwoording af aan deze opdrachtgevers.
3.1 De rechtsgang bij strafzaken
wanneer iemand een strafbaar feit pleegt en met de politie in aanraking komt zijn er
diverse fasen te onderscheiden in de rechtsgang. Niet iedereen die met de politie in
aanraking komt doorloopt a deze fasen. Dit is afhankelijk van de ernst van het strafbare
feit of van feiten en omstandigheden die gedurende het onderzoek naar boven komen.
1. Aanhouding: wanneer iemand wordt verdacht van een strafbaar feit mag de politie
hem aanhouden en verhoren op het politiebureau.
Politie mag hem maximaal 6 uur vasthouden, waarbij de tijd tussen 0.00 en 9.00
niet meetelt.
Reclassering kan geïnformeerd worden als de politie weet dat de aangehouden
persoon onder toezicht staat van de reclassering.
2. In verzekeringstelling: indien blijkt dat er voldoende aanleiding is om de verdachte
langer vast te houden, wordt hij voorgeleid aan een (hulp) officier van justitie die kan
besluiten om hem in verzekering te stellen.
Duurt ten hoogste 3 dagen en kan bij dringende noodzakelijkheid door de officier
van justitie 1 keer ten hoogste 3 dagen worden verlengd.
Verdachte heeft recht op toewijzing van een (kosteloze) advocaat.
4
, Reclassering wordt in kennis gesteld en kan besluiten tot vroeghulpbezoek. Op
grond van dat bezoek kan een advies worden uitgebracht aan de officier van
justitie en de rechter-commissaris, bijvoorbeeld over een mogelijke schorsing van
de voorlopige hechtenis en eventuele voorwaarden die daaraan verbonden zouden
moeten worden.
3. In bewaringstelling: indien de officier van justitie van mening is dat de verdachte
nog langer moet worden vastgehouden vordert hij voorgeleiding en bevel tot bewaring bij
de rechter-commissaris.
Duurt maximaal 14 dagen.
De rechter-commissaris kan ook beslissen om de voorlopige hechtenis te schorsen,
en daar eventueel voorwaarden aan koppelen waar de verdachte zich aan moet
houden.
4. Gevangenhouding: op vordering van de officier van justitie beslist de rechter in
raadkamer over de gevangenishouding.
Duurt maximaal 19 dagen.
Verdachte kan tegen bevel tot gevangenishouding in hoger beroep gaan bij het
gerechtshof.
Verdachte wordt geplaats in een huis van bewaring.
Rechter kan besluiten dat de verdachte niet gevangen hoeft te houden. Hij kan
dan heengezonden of onder voorwaarden geschorst worden. (hij blijft wel
verdachte!)
Sommige situaties brengt de reclassering een advies uit aan de raadkamer.
5. Onderzoek door de rechter-commissaris: De officier van justitie kan de rechter-
commissaris vragen om een onderzoek te starten. ( de rechter-commissaris beschikt over
meer bevoegdheden dan de officier van justitie).De officier van justitie behoudt de leiding
over de opsporing en is verantwoordelijk voor de vervolging. De rechter-commissaris
krijgt de taak toezicht te houden op het verloop van het onderzoek. Ook kan hij op
verzoek van de officier van justitie of de verdachte aanvullende onderzoekshandelingen
verrichten tijdens het gehele vooronderzoek.
Officier van justitie of rechter-commissaris kan de reclassering vragen om een
advies uit te brengen ten behoeve van de rechtszitting. Hij verzorgt een screening
en risicotaxatie en brengt op grond daarvan het advies uit. Achtergronden en
problematiek , het risico op herhaling van delinquent gedrag, en de interventies
die nodig zijn om de kans op herhaling te verkleinen van de verdachte staan
daarin beschreven.
De rechter-commissaris kan advies vragen aan het Nederlands Instituut voor
Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) als er mogelijk sprake is van een
psychiatrische stoornis bij de verdachte. Zij brengen een advies uit over de
geestesgesteldheid en toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
6. Besluit omtrent verder vervolging: De officier van justitie is NIET verplicht om elke
strafzaak voor de rechter te brengen. Hij kan het volgende besluiten:
- niet vervolgen (voorwaardelijk) seponeren
- transactie
- strafbeschikking
- aan de rechtbank voorleggen ter vervolging.
TOM-zitting: daar kunnen de eerste drie besluiten afgehandeld worden.
Rechtbank: verschillende straffen of maatregelen opleggen. Reclassering kan invloed
uitoefenen op de sanctie door middel van een advies. Adviezen worden vooral uitgebracht
als de rechter of het OM meer achtergrondinformatie wil over de persoon van de
verdachte, bij ernstige delicten of als er een kans op herhaling word ingeschat.
5