Ak herhaling van 4 havo
Dimensies en schaalniveaus
Dimensies: politiek, sociaal/cultureel, economisch, demografisch, [fysisch]
Schaalniveaus: lokaalschaalniveau, nationaalschaalniveau, continentaal schaalniveau,
mondiaal schaalniveau
Arm en rijk - wereld hoofdstuk 4
Meten van welvaart
BNP nadelen [gemiddelde, koopkracht, informele sector [zwart werken], regionale
ongelijkheid, voorbeeld= er wonen 10 hele rijke mensen en 15 hele arme, het BNP zal
hoog zijn maar er is veel ongelijkheid en arme]
Samenstelling beroepsbevolking, hoeveel procent werkt er in de landbouw? Hoeveel
werken er in de diensten?
Regels: hoe…, hoe…
Hoe meer mensen in de landbouw hoe armer een land
Hoe meer mensen er in de diensten hoe rijker een land
Is het gebruik van de HDI [human development index] wellicht beter? Meerdere
indicatoren, dus ook levensverwachting en analfabetisme. Dit zegt meer over het
welzijn van de mensen.
Bevolkingsspreiding en -dichtheid [natuur, ligging, koloniaal verleden]
Concentraties aan zee, invloed migratie
Migratie: push- [redenen waarom mensen ergens weggaan] en pullfactoren [redenen
waarom mensen ergens heen gaan]
Veel platteland-stad migratie
Mensen wonen vooral aan de kust, meer vocht en sneller handelen met andere
landen
Cultureel
Hoe kun je landen met elkaar vergelijken?
Taal en geloof [zijn sterk afhankelijk van de kolonie die zij zijn geweest]
Diffusie: het verspreiden van culturen, denk aan McDonald’s, Starbucks
Grenzen van cultuurgebieden interessant
Wereldsysteem
Centrum, semi-periferie, periferie landen
Van landbouw naar industrie naar diensten
Directe koppeling met wereldsysteem van c- cp -p
Hoe… hoe…
Invloed koloniale tijd
, Internationale arbeidsverdeling: welk werk waar gedaan? Verandering!
BRIC-landen
Verdeling beroepsbevolking
Samenstelling exportpakket grondstoffen
Internationale arbeidsverdeling
Centrum: denk werk, hoogwaardig
Semi-periferie:
Periferie: landbouw, laagwaardig, maak werk
Demografie
Bevolkingsgroei [geboortecijfer, sterftecijfer, immigratie, emigratie]
Vooral groei in periferie
Demografisch transitiemodel
Hoe beter economisch ontwikkeld een land is zal het sterftecijfers en geboortecijfers dalen
Fase 2 = periferie
Fase 3 = semi-periferie
Fase 4 = centrum
Fase 5 = centrum
Bevolkingsdiagrammen= piramidevorm periferieland, arm land
Demografische druk/ groene druk/ grijze druk: ouderen/jongeren kosten geld, de
werkende moeten het geld verdienen om dingen te betalen. Dus wanneer er veel
werkende zijn is dit goed voor het land.
In Europa is er veel vergrijzing, dit is niet goed voor de economie
Verstedelijking
Verstedelijkingsgraad en verstedelijkingstempo
Ruraal-urbane migratie
Groeisteden in periferie versus suburbanisatie bij ons
Verstedelijkingstempo= wanneer veel mensen naar de stad verhuizen,
periferielanden.
Verstedelijkingsgraad = hoeveel mensen er al in de steden wonen, centrumlanden.
Ontstaan megasteden, o.a. migratie
Verschil met wereldsteden, functie.