Samenvatting Kindergeneeskunde
HC 1:
Kunnen uitleggen hoe de opvang van de pasgeborene wordt gedaan en de APGAR-score
kunnen toepassen.
Altijd een reden voor het feit dat een kinderarts betrokken is bij de opvang van een
pasgeborene, dit kan ofwel met het kind te maken hebben ofwel met de moeder. De opvang
van een pasgeborene loopt volgens de regels van ABC; airway, breating en circulation, met
ook speciale aandacht voor de warmtehuishouding van het kind.
De toestand van het kind wordt in de 1e minuten geobjectiveerd met behulp van apgarscore op
één, vijf en 10 min na de geboorte. De maximala APGAR is 10 punten. Een lage score die
niet verbetert in de eerste 10 minuten geeft aan dat er sprake is van perinatale asfyxie
zuurstoftekort met verzuring en hoge CO2-waarden.
APGAR:
Teken 0 punten 1 punt 2 punten
Hartfrequentie Afwezig < 100/min >100/min
Ademhaling Afwezig Enkele zwakke Goed door huilen
adembeweging
Spiertonus Slap Enige flexie Goede tonus
Prikkelbaarheid Geen reactie Zwakke Goede reactie
reflexie/grimassen
Kleur Blauw, bleek Blauwe handen, Geheel roze
voeten
Aflezen na 1 tot 5 min, kan evt na 10 min ook:
7 – 10 na 5 min geen asfyxie goede prognose
4 – 6 na 5 min matige asfyxie klein risico op neurologische schade
0 – 3 na 5 min ernstige asfyxie groot risico op neurologische schade
Asfyxie = zuurstofgebrek tijdens geboorte
Basisbegrippen uitleggen met betrekking tot geboortetermijn en gewicht: prematuriteit,
SGA/dysmaturiteit, LGA/macrosomie, serotiniteit.
Prematuriteit = vroeggeboorte. Kinderen die voor 37 weken geboren worden vallen in deze
categorie. Relatief is hun geboortegewicht veel lager ook en het kan zijn dat orgaansystemen,
zoals longen en maag- en darmstelstel nog niet rijp zijn en dat de prematuur meer hulp nodig
heeft met opstarten door middel van couveuse of extra voeding en zuurstof.
SGA (small for gestational age)/dysmaturiteit = kinderen die bij de geboorte een te laag
gewicht voor de zwangerschapsduur. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat de zwangerschap volledig
is gedragen tot 40 weken, maar dat de baby een gewicht heeft voor een baby in de
zwangerschap van 34 weken.
LGA (large for gestational age)/macrosomie = te hoog geboortegewicht bij een baby. Hiervan
wordt gesproken als een baby een gewicht heeft boven de 4500 gram
Serotiniteit = als de bevalling 2 weken na de uitgerekende datum, dus bij 42 weken, nog niet
op gang is gekomen. Risico hiervan is dat de placenta niet meer voldoet aan de behoeften van
,het kind en kans dat het vruchtwater afneemt. Vaak kan het ook zijn dat kinderen al meer
volgroeid en dus groter zijn op het moment van bevallen.
Problemen in de neonatale periode begrijpen en kunnen verklaren: hypoglycemie,
hyperbilirubinemie.
Hypoglycemie = te laag bloedsuikergehalte.
Neonatale hypoglykemie:
Lage glucoseconcentraties in het bloed in de eerste uren post-partum is een
veelvoorkomend fysiologisch verschijnsel bij gezonde à terme neonaten met een
normaal geboortegewicht.
Gezonde, à terme AGA-pasgeborenen kunnen deze dip adequaat opvangen door
contraregulatie en door beschikbaarheid en aanwenden van alternatieve brandstoffen.
Pasgeborenen met risicofactoren voor neonatale hypoglycemie beschikken mogelijk
over onvoldoende alternatieve brandstoffen en/of contra regulerende mechanismen,
waardoor zij een hypoglycemie minder goed kunnen opvangen en meer kans hebben
op blijvende (hersen)schade.
Lage bloedsuiker wordt direct na geboorte geaccepteerd, omdat systemen om dit zelf goed te
reguleren even op gang moet komen.
Oorzaken hypoglykemie (glucose <2,6)
Dysmaturiteit
Prematuriteit
Serotinitiet
Maternale diabetes mellitus
Syndromaal
Perinatale asfyxie
Metabole stoornis
Behandeling voeding, glucose-infuus
Wanneer spreken we van hypoglycemie:
Tijdstip 1 – 2 h p.p 2 – 24h p.p 24 – 48 h p.p >48h p.p
Streefwaarde >2,0 mmol/L >2,6 mmol/L >2,6 mmol/L >3,5 mmol/L
Interventie < 1,5 mmol/L < 1,9 mmol/L < 2,6 mmol/L < 3,5 mmol/L
Symptomen tijdens hypoglycemie:
Atypisch of asymptomatisch, lage respons, zwak huilen, melk weigeren en slechte
zuigkracht, spierspanning is laag, bleek, ondertemperatuur, onregelmatige ademhaling,
apneus, cyanose, etc., trillerigheid, convulsies, coma,
Complicaties op de lange termijn:
mentale retardatie, cerebrale parese, tremor, convulsies, coma en andere neurologische
gevolgen
Hyperbilirubinemie = een teveel aan bilirubine in het bloed. Bilirubine is een stof die vrijkomt
bij de afbraak van bloed. Als de hoeveelheid bilirubine in het bloed verhoogd is, kan de huid
geel gaan zien.
Oorzaken hyperbilirubinemie;
, Fysiologisch:
o Afbraak HbF
o Onrijpheid lever
o Trage meconiumlozing
o Borstvoeding
o Hematomen
Pathologisch
o Versterkte hemolyse (ABO-Rhesus)
o Leverschade
o Metabole stoornis lever
o Galwegobstructie
Hyperbilirubine wordt vaak behandeld met lichttherapie en wanneer dit goed is aangeslagen,
is de kans heel klein dat de bilirubineanemie weer opspeelt.
Bekend zijn met mechanische geboortetraumata: plexus brachialis letsel en
claviculafractuur, caput succedaneum, cefaal hematoom, subgaleale bloeding
Plexus brachialislaesie letsel = een beschadiging aan een zenuwknooppunt, vaak door een
traumatische bevalling waarbij hard aan het kind getrokken is. Dit knooppunt bevat vaak
zenuwen die de schouder, boven- en onderarm innerveren.
Claviculafractuur = breuk in sleutelbeen vaak als gevolg van plexus brachialis.
Caput succedaneum = een vochtophoping in de subcutane weefsels van de schedel die is
onstaan door de drukverhoudingen in het baringskanaal. De zwelling is niet gebonden aan
schedelnaden, er is spontaan herstel zonder restverschijnselen.
Cefaal hematoom = een bloeding van vaak het pariëtale bot, vooral na kunstverlossingen. De
bloeding is begrensd door schedelnaden omdat de lokalisatie van de bloeding (tussen bot en
periost) geen uitbreiding toestaat. De bloeding herstelt in de loop van weken. Soms is een
verkalking voelbaar als restant. Er moet bij een cefaal hematoom rekening gehouden worden
met verhoogde bilirubinewaarden door de afbraak van het bloed in het hematoom.
Subgaleale bloeding = een bloeding tussen periost en aponeurosis. Deze bloeding komt ook
vaker voor na kunstverlossingen en is geassocieerd met bijkomende schade als
schedelfractuur of intracraniële bloeding. De zwelling kan zich in de loop van uren tot dagen
uitbreiden over de hele schedel. Er kan veel bloed terechtkomen, waardoor er shock kan
ontstaan. Bij ernstige bloedingen moet rekening gehouden worden met het ontstaan van
stollingsstoornissen.
De volgende schedelafwijkingen kunnen beschrijven en uitleggen (plagiocefalie,
craniosynostosis).
Plagiocefalie = afplatting aan de zijkant van het hoofd van de zuigeling. Ontstaat doordat kind
veel op een kant van het hoofd ligt, een bevalling met een nauw geboortekanaal.
Kan over het algemeen opgelost worden door verschillende wisselhoudingen aan te nemen.
Soms helpt fysiotherapie en in een ernstig geval is een redressiehelm nodig.
Craniosynotosis = samengroeiingen van schedelbeenderen en slaat op het voortijdig sluiten
van schedelnaden. Hierdoor ontstaan misvormingen.