Klinisch redeneren
Inname en behoefte, afbraak vertering, transport (639,674)
Colon- en rectumcarcinoom, colitis ulcerosa, hepatitis
Zintuigen en thermoregulatie
Hitteshock, hypothermie, slechtziendheid
Luchtwegen, ademprikkel, ademarbeid, diffusie, pulmonale circulatie
Respiratoire insufficiëntie, apnoe
Leukocyten lymfesysteem
Sepsis
1
,Onderwijsweek 1: Het spijsverteringsstelsel
De spijsvertering bestaat uit 6 samenhangende processen:
1. Ingestie: Vind plaats wanneer voedsel via de mond het
spijsverteringskanaal binnenkomt.
2. Mechanische verwerking: Is de fysieke bewerking van vast voedsel, eerst
door de tong en de gebitselementen en daarna door de knedende en
mengende bewegingen van het spijsverteringskanaal. Dankzij de
mechanische verwerking kan het voedsel gemakkelijker door het
spijsverteringskanaal worden voortbewogen en wordt de oppervlakte van
het voedsel vergroot. Daardoor kan het voedsel gemakkelijker door
enzymen worden afgebroken.
3. Vertering: Hieronder wordt de chemische afbraak van voedsel verstaan.
Hierbij wordt het voedsel afgebroken tot kleine organische bouwstoffen die
door het dekweefsel van het spijsverteringskanaal kunnen worden
opgenomen.
4. Secretie: Is de afgifte van water, zuren, enzymen en buffers door het
verteringskanaal en door de accessoire organen.
5. Opname: Is de verplaatsing van kleine organische moleculen, elektrolyten,
vitaminen en water door het dekweefsel van het verteringskanaal naar de
interstitiële vloeistof (is vergelijkbaar met bloedplasma met het verschil
dat er in bloedplasma tot 5x meer eiwitten zitten waardoor deze niet door
de capillairen(haarvaten) past, en dus in de bloedbaan blijft) rond het
spijsverteringskanaal.
6. Uitscheiding: Is de verwijdering van afvalstoffen uit de
lichaamsvloeistoffen. Binnen het spijsverteringskanaal worden deze
afvalstoffen ingedikt en in de vorm van ontlasting (feces) via de defecatie
(stoelgang) uit het lichaam verwijderd.
Lagen van het spijsverteringsstelsel:
1. Mucosa: slijmvlies. Het is vochtig en neemt stoffen op.
2. Submucosa: is kleiner, bevat veel bloedvaten, lymfevaten & zenuwvezels.
Dit zenuwweefsel is betrokken bij het reguleren en coördineren van
samentrekkingen van het gladde spierweefsel en bij het reguleren van de
klierproductie van de spijsverteringsklieren.
3. Muscularis externa: is een laag gladde spiercellen die verdeeld is in een
binnenste laag van kringspieren en een buitenste laag lengtespieren. Zorg
voor de bewegingen van peristaltiek
4. Serosa: is een membraam. Alles(de organen) blijft daardoor op zijn plaats
in het spijsverteringsstelsel.
Er ligt geen serosa over de muscularis externa van de mondholte, pharynx,
oesophagus en endeldarm.
Het spijsverteringsstelsel is opgebouwd uit:
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit een gespierde buis, het
spijsverteringskanaal (gastro-intestinale kanaal), en ook uit accessoire organen,
zoals gebitselementen, de tong, de speekselklieren, galblaas, lever en pancreas.
Het spijsverteringskanaal begint bij de mondholte en loopt via de pharynx
(keelholte), oesophagus (slokdarm), maag, dunne darm en dikke darm waarna
het eindigt bij het rectum (endeldarm) en de anus.
2
,De functie van de onderdelen uit het spijsverteringsstelsel en de
accessoire organen is:
Mondholte, gebitselementen, tong: Mechanische bewerking (het verkleinen
van het voedsel in het verteringsstelsel door kauwen in de mond en
kneden in maag en darmen), bevochtiging, mengen met speeksel.
Speekselklieren: Afgifte van smerende vloeistof met enzymen (eiwitten)
die koolhydraten afbreken.
Pharynx (keelholte): Spieren stuwen het voedsel de oesophagus (slokdarm)
in.
Oesophagus (slokdarm): Vervoer van voedsel naar de maag.
Maag: Chemische afbraak van stoffen door zuur (maagsap) en enzymen;
mechanische bewerking via spiercontracties (samentrekken van
spierweefsel).
Lever (hepar): Afgifte van gal (belangrijk voor vetvertering), opslag van
voedingsstoffen, vele andere vitale functies (de belangrijkste functies in
het lichaam die essentieel zijn voor behoud van het leven) zoals het
afbreken van giftige stoffen.
Galblaas: Opslag en concentreren van gal.
Pancreas (de alvleesklier): Exocriene cellen geven buffers en
verteringsenzymen af. Endocriene cellen geven hormonen af.
Endocriene functie: afgeven van insuline & glucagon (brandstof voor
cellen)
Exocriene functie: aanmaken van enzymen pancreassappen
Dunne darm: Enzymatische vertering en opname van water, organische
substraten (organische stof waarop een enzym inwerkt), vitaminen en
ionen.
Dikke darm: Onttrekking van water en indikken van onverteerbare
materialen in voorbereiding op de verwijdering.
Maag:
De eiwitten worden hier afgebroken. Pepsine: is het enzym dat eiwitten afbreekt.
Het eten blijft ong. 3 tot 4 uur in de maag. Gewoon brood 2 uur en voedsel met
veel vetten duurt langer.
Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten. De eiwitten worden afgebroken tot
aminozuren en die zuren worden opgenomen in de dunne darm. De lever maakt
van de aminozuren weer eigen eiwitten.
Maagsap: dood bacteriën. Het maagsap is heel zuur. Het deel van de maag
:fundus en corpus produceren het maagsap.
Vitamine B12 wordt in de maag opgenomen. Het moet gekoppeld worden aan
een eiwit wat in de maag geproduceerd wordt. Als je dat eiwit niet hebt, dan kan
je dood gaan. De vitamine B12 wordt dan niet opgenomen. Eiwit = intrinsieke
factor.
Zoutzuur: verlaagt de PH waarde van het maagsap.
Amylase: uit het speeksel gaat door met de vertering van koolhydraten.
1. Cardia: het deel dat vast zit aan de slokdarm
2. Fundus: bovenste deel van de maag
3. Corpus: de maag
4. Pyolorus: verbinding met de dunne darm. Er zit daar een kringspier
3
,De maag maakt gastrine aan als er voedsel in de maag komt. Dit wordt
doorgegeven aan de dunne darm. Het proces duurt ongeveer 5 uur in de dunne
darm.
Alvleesklier sap:
Komt in de dunne darm. Pancreas Amylase zie speekselklieren
Als het maagportier open gaat komt er voedsel uit de darm met het zuur.
Het bicarbonaat uit de alvleesklier zorg ervoor dat de twaalfvingerige darm:
maakt de zuurgraad hoger en haalt het zuur eruit.
Amylase: splitst suikers en zetmeel
Lipasen: breken vetten af
Nucleasen: nucleïne zuren afbreken
Proteasen: splitsen eiwitten
NaHCO3: neutraliseert zuren van de maag.
Gal:
gal emulgeert vet. De chemische samenstelling van het vet veranderd niet, het is
een andere bewerking van vetten. Het worden kleine stukjes, losse vet
moleculen.
Lipase: vet verteringsenzym. Het worden vetzuren die worden opgenomen: 3
vetzurenmoleculen aan 1 glycerol. Glycerol= vetalcohol.
Steatorrhoe= Bij geen gal: hele vettige ontlasting, zonder de bruine
kleur(geelwit). Volumineus, heel veel. Het spoelt niet door in de wc.
Poortader:
loopt van de darm naar de lever. Bij levercirrose raakt die in verdrukking en komt
er stuwing.
Varices:
spataderen (oppervlakkige aderen) Het zijn verwijde aders. De wand wordt
steeds dunner en de druk dus groter. Op een gegeven moment knappen die
aders kapot.
Als een gewone ader wordt gebruik voor een omleiding van het hart. Het word
dus een slagader. De media( middelste wand van de ader) wordt dikker door de
hogere druk van het bloed.
Waarom krijg je in het laatste stukje in de slokdarm spataders? Dit heeft altijd te
maken bij levercirrose. Want het einde van de slokdarm is het begin van de
bloedtoevoer van de poortader. Bij levercirrose is de poortader verstopt. De druk
loopt op. Het kan dan via de bovenste holle ader in. Het bloed kan dan
ontsnappen. Nu gaat er dus veel meer bloed dan normaal via de bovenste holle
ader dus de slokdarm. Aan het einde van de poortader ontsnapt het bloed naar
de onderste holle ader.
De hormonen die een rol spelen tijdens de spijsvertering zijn:
Endocriene cellen in het duodenum (twaalfvingerige darm) vormen verschillende
peptidenhormonen die de afgifte van klierproducten in de maag, het duodenum,
de pancreas en de lever coördineren.
Gastrine: (stimuleert de maag)
4
, Wordt afgegeven door cellen van het duodenum (twaalfvingerige darm) in reactie
op grote hoeveelheden onvolledig verteerde eiwitten. Gastrine bevordert een
toename van de bewegingen van de maag en stimuleert de productie van zuren
en enzymen.
(Gastrine wordt ook afgegeven door endocriene cellen in het distale (verst
afgelegen) gedeelte van de maag)
Secretine: (zorgt voor het afgeven van darmsappen)
Wordt afgegeven als de pH in het duodenum (twaalfvingerige darm) daalt
wanneer de zure maaginhoud vanuit de maag aankomt. Secretine werkt
voornamelijk in op de lever en de pancreas die gal en bufferende stoffen gaan
afgeven.
Cholecystokinine (CCK): (zorgt ervoor dat de galblaas zich samentrekt)
Wordt afgegeven wanneer de chymus (dikke, grauwe, half vloeibare massa) in
het duodenum aankomt, vooral wanneer daarin vetten en gedeeltelijk verteerde
eiwitten aanwezig zijn.
CCK werkt ook op de pancreas (alvleesklier) en de galblaas in. In de pancreas
versnelt CCK de vorming en afgifte van alle typen verteringsenzymen
(verteringseiwitten). In de galblaas veroorzaakt het hormoon de afgifte van gal
aan het duodenum.
Wanneer secretine of CCK in hoge concentraties aanwezig is, worden de
bewegingen van de maag en de sapafgifte eveneens afgeremd.
Gastric inhibitory peptide (GIP):
Wordt afgegeven wanneer vetten en koolhydraten (met name glucose) in de
dunne darm binnenkomen. GIP remt de activiteit van de maag en zet de eilandjes
van Langerhans aan tot het afgeven van insuline.
Parasympatisch zenuwstelsel stimuleert het spijsverteringstelsel, de
darmperistaltiek neemt toe.
Het rottingsproces en gistingsproces:
Gistingsproces:
gisting is een proces waarbij glucose in ethanol (alcohol) en koolstofdioxide wordt
omgezet. Gisting treedt op bij het produceren van onder meer bier en wijn en bij
het rijzen van (brood)deeg. Het proces is anaeroob, dat wil zeggen dat er geen
zuurstof voor het proces nodig is en dat er dus een andere terminale
elektronenacceptor (bron die bindingen aangaat bij aeroob is het zuurstof) is.
Voor een goed verlopend gistingsproces zijn onder andere gistachtige
organismen, een juiste temperatuur en een juiste pH nodig. Verder moet
voorkomen worden dat zuurstof toetreedt, omdat gist dan geen alcohol meer
produceert maar aeroob gaat dissimileren, hierbij ontstaan andere producten
zoals azijnzuur, melkzuur of methanol.
Rottingsproces:
Ontzettend veel mensen lopen rond met een dikke opgezette buik. U merkt dat
als u in een drukke winkelstraat uw oog laten vallen op de voorbij wandelde
mensen. Het zijn niet alleen de mannen met hun bekende bierbuik, ook zeer veel
vrouwen hebben af te rekenen met darmgassen. Darmgassen ontstaan doordat
voedingsresten onverteerd in de dikke darm achterblijven. Suikerresten worden
5