Samenvatting hoofdstuk 11:
Nieren en uitscheiding:
Urineweginfecties:
Meest voorkomende bacteriële infectie bij kinderen. Ze vereisen een snellere
behandeling dan bij volwassenen, omdat ze ernstiger kunnen verlopen en eerder
complicaties geven. De meest voorkomende verwekker is een gramnegatieve
bacterie( Escherichia Coli).
LAGERE URINEWEGINFECTIES: infecties van de blaas ( cystites) of van de urethra
( urethritis)
HOGERE URINEWEGINFECTIES:ontstekingen van de nierbekken ( pyelum) ,
nierbekkenontsteking (pyelonefritis)
Bij zuigelingen gaat een lage urineweginfectie eigenlijk altijd overgaat op een hoge
urineweginfectie.
Onvoldoende afvloed van urine kan veroorzaakt worden anatomische afwijkingen of
functionele stoornissen. Voorbeeld van anatomische afwijking zijn vernauwing op de
overgang van pyelum naar de ureter of urethrakleppen. Functionele stoornissen zijn
bijv: vesico-ureterale reflux of een blaasfunctiestoornis waardoor blaas retentie is.
Bij kinderen en zuigelingen met recidiverende urineweginfecties word daarom altijd
aanvullend onderzoek gedaan.
Bij een pyelonfritis is er sprake van een ontsteking van het pyelum, daarbij is het
nierweefsel zelf ontstoken en ontstaat er littekenweefsel dat het functionerend
nierweefsel vervangt. Dit kan blijvende schade aan de nieren geven. Minder gezond
nierweefsel, minder nierfunctie met als gevolg nierinsufficientie.
Symptomen:
Bij grotere kinderen lijken de klachten het zelfde als bij volwassenen.
- Vaak plassen, pijn bij het plassen, loze aandrang, bloed plassen
( hematurie)en buikpijn.
Hoge koorts, pijn in de zij, meningeale prikkeling, lusteloosheid of verminderde
eetlust zijn tekenen die wijzen op een acute pyelonefritis of hogere urineweginfectie.
Bij zuigelingen zijn de symptomen vaak weinig specifiek. Bij een hoge..is er meestal
sprake van koorts, algemeen ziek zijn, niet willen drinken, veel huilen of juist stilletjes
zijn en luierpijn ( pijn bij het verwisselen van de luier als je de beentjes optilt)
Spugen en diarree , gewichtsverlies zijn symptomen die regelmatig voorkomen bij
zuigelingen met een urineweginfectie.
Bij oudere kinderen is de mictieanamnese van belang , hoe vaak plast het kind, hoe
reageert het op aandrang, en hoe verloopt de mictie, straal , duur, pijn, is het kind
incontinent.
Verpleegkundige observaties:
Zijn bij kinderen en zuigelingen anders. Bij zuigelingen zijn ze algemeen zodat je niet
snel denkt aan een urneweginfectie, bijv: slecht drinken en huilen.Bij zuigelingen met
aspecifieke klachten word de urineproductie, temp, feacesuitscheiding en de manier
van drinken geobserveerd. Houding en humeur zijn belangrijk ze huilen vaak veel en
er word vaak gedacht dat ze huilbaby’s zijn. Bij jongen kindjes met een
, urineweginfectie zie je vaak een fronsje in het voorhoofd. De urineproductie is vaak
afwijkend kwa kleur, geur. Je observeert ook de kleur van de
huid en de turgor bij het kind. Zuigeling dagelijks wegen
Oudere kinderen geven vaak buikpijn en pijn bij het plassen aan. Kinderen kunnen
onzindelijk worden, gaan slechter eten. Belangrijk is om een vochtbalans bij te
houden ( zn luiers wegen), kind met een urineweginfectie moet extra veel drinken. Zn
vocht via een maagsonde of infuus. Ook word de bloeddruk gemeten deze kan hoog
zijn las er schade aan de nieren is opgetreden. Bij een urosepsis kan de bloeddruk
juist laag zijn.
Urine onderzoek:
Urine vers opvangen ( midstream urine).
Bij zuigelingen word er vaak urine opgevangen via een plaszakje, dit is niet altijd
betrouwbaar..
ZN blaascatheter inbrengen, risico op bacteriën juist naar binnen te brengen. De
meest hygiënische manier om urine af te nemen is via een blaaspunctie, dit word
gedaan onder een echoscopie, zodat er beoordeeld kan worden of de blaas vol is.
Het bezinksel ( sediment) word gecentrifugeerd en microscopisch bekeken. ( op
aanwezigheid van leucocyten of electrocyten). Het tweede portie urine word op
kweek gezet, daarna weet je pas zeker dat er een urineweginfectie is.
Beeldvormend onderzoek:
Bij jonge kinderen word altijd aanvullend onderzoek gedaan.
Zoals:Echo van de nieren en urinewegen , met volle blaas, er word gekeken naar
anatomische afwijkingen. Dit onderzoek word als eerste keus gedaan.
- Mictiecystogram: (MCG) via een blaaskatheter word op de rontgenafdeling
er contrastvloeistof ingebracht, waarna katheterword verwijdert. Voor en
tijdens mictie worden er foto’s gemaakt. Op deze manier kan je anatomische
afwijkingen zien. Is vooral geschikt om vesico-uterale reflux aan te tonen.
- Inraveneuze pyelografie: ( IVP)is een rontgencontrastonderzoek .
Intraveneus word een contrastvloeistof ingebracht die volledig door de nieren
word opgenomenen via de urinewegen word uitgescheiden.Door op
verschillende tijdstippen foto’s te nemen kunne de urinewegsysteem in kaart
worden gebracht . Zo kan de anatomische afwijking aangetoond worden en
krijgt men een indruk van de nierfunctie
- Nuclear onderzoek: ( DSMA)Via infuus een radioactief gelabelde
technetiumoplossing toegediend. Na enkele uren worden fot’s van de nieren
gemaakt.De DSMA word alleen door gezond nierweefsel opgenomen zo kan
je zien welk deel/ nier nog functioneert .
Functieonderzoek;
- Bijhoeden van mictielijst
- Meten van urinestroomsnelheid ( flowmetrie)
- Urodynamisch onderzoek : meting van de blaaskring- en
bekkenbodemspieren. Daarvoor wordn twee catheters met een drukmeter