Week 5; 4.1 t/m 4.9 en 4.16 t/m 4.18
Hoofdstuk 4: Vennootschapsbelasting
4.1 Inleiding
In art. 1 Wet Vpb 1969 wordt bepaald ddat onder de naam
‘vennootschapsbelasting’ een directe belasting wordt geheven van de
lichamen die worden genoemdn in art. 2 en 3 van deze wet. De lichamen
die hierin staan zijn niet allemaal vennootschappen. De wet is erg
ingewikkeld geworden door het aantal misbruik bepalingen. Het systeem
ontbreekt nu enigzins.
4.2 De kern van de vennootschapsbelasting
Onder deze wet vallen ong. 2 typen bedrijven; 1) het Midden en
Kleinbedrijf (MKB) en 2) het ‘grootbedrijf’, waaroonder vaak mulitnaionale
ondernemingen. Om het MKB te onlasten van ingewikkelde bepalingen
werkt de wetgever met franchises.. De aftrekbepaling van
deelnemingsrente is pas van toepassing voor zover de boevenmatige
deelnemingsrente 750.000 te boven gaat (131 lid 1 VPB). Zoiets geldt ook
voor de aftrekbeperking van overname rente, de franchise bedraagt hier
1.000.000 (15ad Vpb).
Nu komt er een ingewikkeld verhaal over NL als zeurpiet. Hierin wordt de
winst van een bedrijf steeds naar het buitenland gestort
(kaaijmaneilanden etc). Wat er vervolgens gebeurt is dat Een
moederbedrijf M divident betaald aan dochterbedrijf D2. Deze is gevestigd
op de Kaaijman eilanden en betaald geen belasting. Vervolgens leent D2
aan D1 geld uit. Dit geld wordt dus niet belast omdat het vanaf de
Kaaijman eilanden komt. Vervolgens vraagt D1 echter wel 25% aftrek in
NL.
Dit wil NL echter ook niet hebben, hierom zijn er dus veel
antimisbruikbepalingen in Vpb opgenomen.
CV
Deze constructie vind NL op internationaal niveau echter wel goed. Grote
bedrijven kunnen hun geld in NL stallen tegen een aantrekkelijk tarief. Dit
is echter verboden door de EU als verboden staatssteun en daarom werkt
dit nu iets minder goed.
4.3 Tarief
De winst in NL tot 200.000 euro wordt belast tegen 20%, winst vanaf
200.000 met 25%. In Europa worden de tarieven steeds goedkoper, er is
sprake van een ‘race to the bottom’. Kort geleden was het tarief namelijk
nog 34.5%. De effectieve belastingdruk is voor bedrijven echter niet
gedaald omdat bepaalde voordelen worden afgeschaft en de grondslag
waarop het tarief wordt losgelaten is verhoogd.
Het idee achter het tarief verlagen is dus dat buitenlandse investeerders
sneller naar NL zullen komen.
4.4 Subjectieve belastingplicht: binnenlands en buitenlands
belastingplichtigen
,Binnelands belastingplichtigen zijn in NL gevestigde lichamen die in de
heffing van vennootschapsbelasting worden betrokken voor hun
wereldwijde winst.
Buitenlands belastingplichtigen zijn de niet in NL gevestigde (a)
verenigingen en andere rechtspersonen (b) open CV’s en andere niet-
rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschappen waarvan het kapitaal
geheel of ten dele in aandelen is verdeeld, en (c) doelvermogens die
Nederlands inkomen genieten. Doelvermogen is meestal een naar vreemd
recht opgerichte trust.
De subjectieve buitenlandse belastingplicht van lichamen die vergelijkbaar
zijn met Nederlandse verenigingen en stichitingen is van beperkte aard (3
lid 2 Vpb). Waar een vreemd opgericht lichaam is gevestigd moet naar
omstandigheden worden beantwoord, volgens vaste jurisprudentie HR is
dat waar de leiding van een lichaam berust bij het bestuur.
4.5 Onbeperkt belastingplichtigen
NV’s, Bv’s en andere onbeperkt belastingplichtigen;
BV’s, NV’s, andere vennootschappen met een in aandelen verdeel
kapitaal, open commanditaire vennootschappen, coöperaties en
verenigingen op coöperatieve grondslag, onderlinge
waarborgmaatschappijen en verenigingen die op onderlinge grondslag als
verzekeraar of kredietinstelling optreden, fondsen voor algemene
rekening, SE’s, SCE’s, woningcorporaties.
Deze lichamen zijn onbeperkt belastingplichtig omdat zij op grond van 2
lid 5 Vpb worden geacht met behulp van hun gehele vermogen een
onderneming te drijven.
Personenvennootschappen; soms belast
De maatschap, VOF en commanditaire vennootschap (CV). Zijn in beginsel
fiscaal transparant en daarmee niet belastingplichtig voor de heffing van
vennootschapsbelasting. Uitzonderingen zijn de
personenvennootschappen die kwalificeren als (1) andere vennootschap
met een in aandelen verdeeld kapitaal, (2) open commanditaire
vennootschap of (3) open fonds voor gemene rekening.
1) VOF op aandelen
Komt in de praktijk nauwlijks voor.
2) open CV
Dit is de 2e uitzondering op de fiscale transparantie vaen een
personenvennootschap (2 lid 1 sub a Vpb). Uit dit art. Blijkt dat vervanging
van commanditaire vennoten kan plaatsvinden zonder toestemming van
alle vennoten. Van open commancitaire vennootschap is sprake indien één
of meer maar niet alle vennoten toestemming moeten geven.
Een besloten commanditaire vennootschap in het geheel is niet
belastingplichtig omdat zij 100% fiscaal transparant is.
3) open fonds voor gemene rekening
2 lid 1 sub f Vpb beschrijft een open fonds als belastingsubject voor de
vennootschapsbelasting. Een fonds voor gemene rekening is een
,verzameling overeenkomsten tussen een beheerder (vaak een bank), een
bewaarder (vaak een stichting) en beleggers.
4.6 Beperkt belastingplichtigen; stichtingen en verenigingen
2 lid 1 sub e Vpb stelt dat stichtingen en verenigingen in de heffing van
vennootschapsbelasting worden betrokken indien en voor zover zij een
materiële onderneming drijven. Materiële onderneming staat in 3.4 IB, te
weten een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid die door deelname
aan het economisch verkeer beoogt winst te halen. Een uitbreiding voor
stichting en verenigingen is; een met onderneming uiterlijk
overeenkomende werkzaamheid waarmee in concurrentie wordt getreden
met de profitsector, is bij wetsfictie een onderneming (4 sub a Vpb).
Deelname aan economisch verkeer;
Stichting is niet belastingplichtig voor zover zij opereert binnen een
besloten kring. Dit criterium wordt vaker toegepast bij vereniginen.
Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid
Arbeid; activiteiten die bestaan uit normaal actief vermogensbeheer
buiten de heffing van vennootschapsbelasting. In de praktijk wordt vaak
passieve fondsenwerving (openstellen van bank/giro rekeningnummer)
buiten de heffing van een vennootschapsbelasting gehouden.
Winsoogmerk
Een winstoogmerk is lastig, aangezien in de statuten van een stichting of
vereniging is opgenomen dat er een statutair verbod op winst is. Het gaat
echter om de feiten. Als er stelselmatig exploitatieoverschotten worden
gehaald is er sprake van winst.
Winstbestemming voor het goede doel
Als winst wordt aangewend dan het belastingplichtige ondernemingsdeel
van de stichting/vereniging is er sprake van een niet aftrekbare
onttrekking. VB; museum exploiteert een winkel waarin boeken en kaarten
etc worden verkocht. Hiermee wordt winst gehaald, waarmee de kosten
van het museum worden gedekt. De stichting is belastingplichtig voor de
met de winkel behaalde wint; de uitgaven ten behoeve van het museum
zijn niet aftrekbaar. Dit wordt in de praktijk als onevenredig ervaren.
Voor culturele instellingen is daarom 2 lid 9 Vpb. Uitgaven die van origine
een winstbestemmend karakter hebben kunnen nu worden vergolden als
aftrekpost. Niet culturele ANBI’s zijn aangewezen op de aftrekpost van 9a
Vpb. Een kenmerk van ‘kenbaar fondswervende activiteiten’ is dat deze
veelal in belangrijke mate door vrijwilligers wordt verricht.
Concurrentiecriterium
4 sub a stelt dat een stichting/vereniging belastingplichtig is voor zover zij
concurreert met de profitsector.
4.7 Overheidsbedrijven
Voor wat betreft de privaatrechtelijke overheidslichamen gelden dezelfde
hoofdregels van de subjectieve belastingplicht als ‘gewone’
privaatrechtelijke lichamen.
, Privaatrechtelijke overheidslichaam: een lichaam waarvan uitsluitend
publiekrechtelijke rechtsperonen, (on)middelijk aandeelhouders, vennoten,
deelgerechtigden of leden zijn
(8 e lid 5 sub b Vpb).
Vrijstellingen
Publeikrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke overheidslichamen
kunnen voor objectvrijstellingen in aanmerking komen;
-vrijstelling voor (quasi)-inbesteding;
8e lid 1 sub a Vpb blijft buiten aanmerking de voordelen uit activiteiten
verricht voor het lichaam zelf (inbesteding), zoals bijv. de interne ICT
dienst.
-vrijstelling voor activiteiten die de uitoefening van
overheidstaken of publiekrechtelijke bevoegdheden betreffen en;
Voordelen uit activiteiten die worden verricht ivm de uitoefening van een
overheidstaak of van een publiekrechtelijke bevoegdheid. De vrijstelling
geldt voor publiekrechtelijke en privaatrechtelijke overheidslichamen.
-vrijstelling voor samenwerkingsverbanden
Samenwerking tussen overheden die ertoe zou leiden dat de voordelen die
worden behaald met activiteiten die door het samenwerkingsverband
worden verricht in de heffing van vennootschapsbelasting worden
betrokken, terwijl de betreffende activiteiten niet zouden zijn belast of zijn
vrijgesteld. Aan de toepassing van de vrijstelling zijn 3 cumulatieve
voorwaarden verbonden;
1) de activiteiten worden (on)middelijk verricht voor de aan het
samenwerkingsverband deelnemende publiekrechtelijke rechtspersonen
en privaatrechtelijke overheidslichamen, dan wel voor privaatrechtelijke
overheidslichamen van de deelnemende publiekrechtelijke
rechtspersonen.
2) de activiteiten zouden niet belastingplicht leiden of de voordelen hieruit
zouden zijn vrijgesteld indien de activiteiten zouen verrichten door de
(on)middelijk deelnemende publiekrechtelijke rechtspersonen of
privaatrechtelijke overheidslichamen
3) door de publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke
overheidslichamen wordt naar evenreditheid van de afname van de
activiteiten ebijgedragen in de kosten van het samenwerkingsverband.
Specifieke vrijstellingen
-academische ziekenhuizen, universiteiten, zeehavens. (6 Vpb).
4.8 Subjectieve vrijstellingen
5 en 6 Vpb bevatten subjectieve vrijstellingen. 6 bevat een generike
vrijstelling voor Nederlandse stichtingen, verneigingen en
kerkgenootschappen en hun buitenlandse equivalenten als hun winst niet
uitstijgt boven het winstplafond.
Er geldt ook een vrijstelling voor fiscale belegginginstellingen. Nalezen in
art. 6a Vpb.
4.9 Objectieve belastingplicht.