Algemene Economie P1 Boek ‘Onderneming en Omgeving’:
De mate waarin de consument erin slaagt om zijn persoonlijke behoefte te bevredigen, wordt ‘welvaart’ genoemd.
Er zijn daarbij verschillende categorieën goederen te onderscheiden:
Schaarse goederen Goederen waarvan de vraag groter is dan de vraag
Vrije goederen Goederen die onbeperkt tot onze beschikking staan, zoals water en zonlicht
Niet-reproduceerbare Goederen die eenmalig en uniek zijn, zoals kunstwerken, monumenten en stukken
goederen natuur.
Bij het produceren van goederen worden twee soort goederen gemaakt:
- Kapitaalgoederen, zoals machines, vrachtwagens, fabrieken en kantoren, maar ook halffabricaten en
voorraden
- Consumptiegoed: Goed dat gekocht is door afnemer. Let op: kapitaalgoederen kunnen consumptiegoederen
worden.
Om goederen te produceren, worden productiefactoren ingeschakeld, die te onderscheiden zijn in drie categorieën,
te weten:
- Natuur/natuurlijke hulpbronnen
- Kapitaalgoederen
- Arbeid
Een bedrijf zit normaliter in een bedrijfskolom. Wordt de bedrijfskolom verkort doordat er een voorafgaande of
opvolgende geleding in de bedrijfskolom wordt opgenomen, dan is er sprake van integratie. Belangrijke modellen bij
het analyseren van de bedrijfstak zijn het vijfkrachtenmodel van Porter en de SWOT-analyse, beide eerder
vernoemd. Er zijn niveaus te onderscheiden:
- Microniveau: Kijkt naar producenten en consumenten, totstandkoming van prijzen, verdeling van
productiefactoren ed.
- Mesoniveau: Gedrag binnen sectoren en bedrijfstakken.
- Macroniveau: Kijkt naar de totale werkgelegenheid in een land, de totale productie van bedrijven en
consument enz.
Er zijn verschillende marktvormen die onderscheiden kunnen worden:
Aantal Aantal Aard van het product: Aard van het product:
aanbieders afnemers Homogeen Heterogeen
Veel Veel Volkomen concurrentie Monopolistische concurrentie
Eén Veel Monopolie
Weinig Veel Homogeen oligopolie Heterogeen oligopolie
Kosten die afhankelijk zijn van de productieomvang, zijn variabele kosten. Kosten die hier niet van afhankelijk zijn,
zijn vaste kosten.
In de levenscyclus van een product worden 4 verschillende fasen onderscheiden:
1. De introductie- of innovatiefase; Uitvinder is vaak enige aanbieder, maakt het interessant voor ‘imitators’.
2. De expansiefase; Grotere groep consumenten geïnteresseerd, meer concurrenten op de markt.
3. De rijpheids- of stagnatiefase; Capaciteit ondernemers uitgebreid, lage gemiddelde kosten produceren.
4. De verzadigings- of neergangsfase; Groei in de markt neemt nauwelijks toe, onderneming groeit ten koste
concurrent.
In Nederland is er sprake van een overlegeconomie, ook wel poldermodel genoemd. Daarbij vind veel overleg plaats
tussen werkgevers, vakbonden en overheid om afspraken over arbeid en andere financieel-economische zaken te
maken.
De productiefactor ‘natuur’ kan worden gezien als een omhulsel van het economisch systeem. Daarbij heeft de
natuur twee belangrijke functies. Ten eerste is zij de bron van grondstoffen en energie en ten tweede is zij
opvangbekken van allerlei afgewerkt materiaal dat overblijft bij productie en consumptie. Daarvoor heeft de
overheid een milieubeleid in het leven geroepen, die er op is gericht om te komen tot duurzame ontwikkeling,
waarbij het belangrijk is om te voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder de behoeftebevrediging van
de toekomstige generaties in gevaar te brengen.
, De nationale productie groeit niet elk jaar even snel, er is meestal sprake van een trend, waarbij het gemiddelde
over een aantal jaren wordt gemeten. Wordt er onder de trend geproduceerd, dan is er sprake van laagconjunctuur.
Neemt twee kwartalen achtereen de productie af, dan wordt dat vaak een recessie genoemd. Is hier over een nog
langere termijn sprake van, dan noemt men dat depressie. Wordt er meer dan de trend geproduceerd, dan is er
sprake van hoogconjunctuur.
Ondernemingen en gezinnen worden gezien als de private sector van de economie. Daarnaast bestaat de collectieve
sector, alle instanties die dwingend belastingen en andere heffingen kunnen opleggen, zonder aanwijsbare
tegenprestatie. De collectieve sector bestaat uit het Rijk, overige centrale overheden, decentrale overheden en
sociale fondsen.
De activiteiten die de overheid verricht, dienen een van de volgende functies:
- Allocatiefunctie: beslissingen die de samenstelling van de nationale productie beïnvloeden
- Stabilisatiefunctie: Maatregelen van beleidsmakers om de omvang + bezettingsgraad van nationale
productie te sturen.
- Verdelingsfunctie: met maatregelen probeert de overheid de verdeling van inkomens en vermogens te
beïnvloeden
Bij de rijksbegroting draait het meestal om een drietal vragen: Wat wil de rijksoverheid bereiken, wat gaat zij
daarvoor doen en hoeveel mag het kosten? In een begroting worden de financiële gevolgen van het voorgenomen
beleid vermeldt. In Nederland grijpt de overheid in op markten indien dit gewenst of nodig is. Er zijn dan ook vijf
doelstellingen van het macro-economisch beleid:
- Evenwichtige arbeidsmarkt - Evenwichtige economische groei
- Stabiel prijsniveau - Rechtvaardige inkomensverdeling
- Evenwichtige betalingsbalans
Hoeveel een land in een jaar kan produceren hangt zowel af van de hoeveelheid aan productiefactoren (omvang
beroepsbevolking, hoeveelheid aanwezige kapitaalgoederen, beschikbaar natuurlijke hulpbronnen) als de kwaliteit
van deze productiefactoren (scholing, technische vooruitgang, kwaliteit van natuurlijke hulpbronnen). Deze twee
factoren samen, bepalen de productiecapaciteit. De mate waarin deze productiecapaciteit ook werkelijk wordt
gebruikt, wordt de bezettingsgraad genoemd.
Een overzicht waarin wordt bijgehouden welk bedrag het land uitgaat en wat er binnenkomt, wordt de
betalingsbalans genoemd. Dit geeft een overzicht van alle in geld uitgedrukte transacties met het buitenland die in
de loop van een jaar hebben plaatsgevonden. De betalingsbalans bestaat uit drie blokken
Lopende rekening Vermogensoverdrachtsrekening Financiële rekening
Goederenrekening Directe investeringen
Dienstenrekening Effectenverkeer
Inkomensrekening Overige financiële transacties
Inkomensoverdrachtenrekening Officiële reserves
Globalisering is de steeds vrijere handel op wereldschaal die de laatste jaren is ontstaan. Dit is mede mogelijk
gemaakt door de ontwikkeling van de techniek, wat goedkopere communicatiemiddelen tot gevolg heeft. Daarnaast
is het aantal handelsbarrières, zoals heffingen op ingevoerde goederen, sterk afgenomen.
Boek ‘Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties’
Er zijn een aantal kengetallen, die veel gebruikt worden om de financiële prestatie van een organisatie te
beoordelen. Deze kunnen betrekking hebben op:
- Rentabiliteit: Geft aan in welke mate een onderneming in staat is beschikbaar gesteld vermogen
winstgevend in de organisatie in te zetten.
o Brutowinstmarge: EBIT (bedrijfsresultaat) / Omzet excl. btw X 100%
o Rentabiliteit van het totale vermogen (RTV): EBIT (bedrijfsresultaat) / Gemiddeld totaal vermogen X 100%
o Nettowinstmarge: Winst (na aftrek belasting) / Omzet excl. btw X 100%
o Rentabiliteit van eigen vermogen (REV): Winst na aftrek belasting / Gemiddeld eigen vermogen X 100%
o Kosten van het vreemd vermogen (KVV): Interestkosten / Gemiddeld vreemd vermogen X 100%