Politiek als contested concept: mensen zijn fundamenteel over oneens, er is strijd over.
- Kunst van overheidsbestuur (oorlog, EU, parlement.) arena
- Publieke zaken (vakbonden, nieuwe partijen) arena
- Compromis en consensus (zonder dwang en manipulatie) proces
- Uitoefening van macht (stemmen) proces
‘’Positionality’’= je positie in maatschappij bepaald wat je ziet en wat je belangrijk vindt. Je hebt
andere zorgen, problemen en belangen. Wat zijn belangrijke politieke onderwerpen op de agenda?
Mensen in dominante positie bepalen welke problemen belangrijk zijn en wat voor kennis
nodig is om die aan te pakken.
Model:
output
Mensen input (III) poortwachters input overheid
output
Inputs worden gefilterd, media, vakbonden, partijen (door poortwachters). Dit bepaalt wat er bij de
overheid terecht komt, de politieke agenda.
Vroeger duidelijke scheiding tussen binnenlandse en buitenlandse politiek: internationale sfeer,
‘huiselijke’ sfeer. Nu zijn verschillende schalen waarin mensen opereren: lokaal, regionaal,
nationaal, mondiaal met elkaar overlappen.
Politieke ideologie:
- Na koude oorlog heeft westers kapitalisme gewonnen, economisch liberalisme met
representatieve democratie. Grote ideologische strijden zijn voorbij: Fukuyama. De hele
wereld krijgt dit model.
- Ideologie= een samenhangend geheel van ideeën die een basis vormen voor georganiseerde
politieke actie (normatief)
Normatief= bepaald ideaal beeld hebben over de wereld, wat is normaal, hoe hoort het te zijn.
Liberalisme: ‘de staat is de vrijheid – spinoza’
- Individualisme, (economische) vrijheid, rede, gelijkheid, tolerantie, consensus,
constitutionalisme (grondwet).
- Klassieke liberalisme: negatieve vrijheden, vrijheid van iets (bemoeienis van de overheid).
In privé sfeer kan men doet wat hij wilt. Nachtwachtersstaat, bescherming van burger door
overheid, orde houden meer niet.
- Modern liberalisme: positieve vrijheden, vrij om iets te doen (deelname aan onderdelen van
maatschappelijk leven), onderwijsstelsel waar de overheid zich mee bemoeit.
- Neo-liberalisme: sinds WOII sociaal democratie in combinatie sterke welvaartsstaat, staat
bemoeit zich steeds meer (onderwijs). overheid moet zich terug trekken (privatisering,
economische zin meer vrijheden voor burgers) ‘nanny state’.
Nanny state= staat met extensieve sociale verantwoordelijkheden; welvaartstaat ongegrond.
Conservatisme:
Vast houden aan bestaande en traditionele structuren in maatschappij & politiek
Traditie, pragmatisme (niet meeslepen in abstracte ideeën), menselijk imperfecties (overheid die
helpt orde, netjes houden), hiërarchie, autoriteit, eigendom.
Alyssa der Kevorkian IPOL samenvatting & college notes voor blok 1
, - Nieuw Rechts (New Right/neo-conservatisme) (jaren 80+): reactie tegen faling
welvaartstaat (economische kant) en zorg over maatschappelijke wantoestanden (migratie,
te ver van traditionele waarden). Herstellen van oude autoriteit en terugkeer van
traditionele waarden (religie, familie, natie). Autoriteit zorgt voor stabiliteit door een basis
van respect en discipline. Gedeelde waarde creëert sociale cohesie.
Socialisme:
Gemeenschap, sociale gelijkheid, gemeenschappelijk eigendom (vd staat)
- Communisme: normatief (abstract) ideaal over maatschappij over strijd tussen rijke en arme.
Als iedereen gelijk is heb je geen overheid nodig die bezig is met ‘mensen onderdrukken’.
Na kapitalisme moet dictatuur van proleriaat
- Christelijke-democratie: voor marktstrategie maar vind ondernemerschap en competitie ook
belangrijk, vind dat welvaart uit markt meer verdeeld moet worden in samenleving, belang
instituties kerk, verenigen, groepen voor solidariteit/sociale cohesie.
- Derde weg/third way/ ‘nieuw’ sociaaldemocraten: socialisme als ‘top-down’ interventie
werkt niet. Acceptatie globalisering en geloof dat kapitalisme een kennis economie heeft
gemaakt. Staat als middel sociale herconstructie door promoten internationale
concurrentievermogen door scholing (zodat mensen zelfredzaam worden). Acceptatie
liberale ideeën gelijke kansen en meritocratie (positie op basis skills/capaciteiten).
- Fundamentalistisch socialisme: vorm socialisme die kapitalisme wilt verwerpen en
vervangen met kwalitatief andere samenleving.
Politiek omheen zijn uitvoerende krachten van geïnstitutionaliseerd onderdrukking van meerderheid
over minderheid. Verlengde arm van t systeem)
Cultuur en ideeën legitimeren systeem.
Contradicties en spanning tussen arme en rijke zullen leiden tot (r)evolutie
Marxisme:
Marxisme: theorie van geschiedenis. Maatschappij als systeem van uitbuiting & onderdrukking
- Klassiek marxisme: nadruk belang economisch leven en condities waaronder mensen
produceren Historische veranderingen komen door een proces van interactie tussen
tegenstrijdige krachten (historisch materialisme). Verandering gevolg van interne
tegenstellingen in productiewijze (klassenstrijd). Bourgeoisie vs proletariaat, kapitalisme
gedoomd te falen. Proletariaat systematisch uitgebuit onder kapitalisme. Revolutie ontstaat
wanneer proletariaat bewust wordt van uitbuiting. Transitie is dictatorschap v
Proletariaat.
- Leninisme (orthodox communisme): geloof in beschermende partij die de arbeiders tot
klassenbewustzijn moet brengen. Lenin angst proletariaat revolutionaire potentie niet in zal
zien door misleidende ideeën bourgeoisie: niet verder dan ‘vakbonden bewustheid’: willen
verbeteren van werk en leef condities ipv omverwerpen kapitalisme. Oplossing
beschermende Partij die het voor hun doet.
- Stalinisme: Structuur van USSR, politieke oppressie met centrale economie.
- Neo-marxisme: mensen als makers geschiedenis, niet marionetten van ‘materiele krachten’.
Feminisme:
Politieke machtsverdeling man en vrouw
- Ongelijke (machts)-relaties tussen mannen en vrouwen centraal.
- Eerste golf: formele politieke rechten, kiesrecht voor vrouwen
Alyssa der Kevorkian IPOL samenvatting & college notes voor blok 1