OBBW hoorcollege 3
Europees bestuur
Nederland heeft een groot buitenland en het belang van internationale samenwerking is daarom
groot. Globalisering speelt een grote rol. (Veel Nederlandse activiteiten zijn gericht op het buitenland
en ook qua veiligheid is contact met het buitenland belangrijk aangezien Nederland een klein land is).
Samenwerkingsverbanden in Europa voor Nederland zijn onder andere:
1. Benelux
2. Raad van Europa (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens)
3. Europese Unie
Samenwerking gebeurt:
1. Intergouvernementeel: vrijwillig en met behoud van soevereiniteit en
zelfstandigheid.
2. Supranationaal: overdragen van bevoegdheden met verplichting tot meewerken, dus
verlies van zelfstandigheid in bepaalde gevallen.
De Europese Unie heeft zowel intergouvernementele als supranationale kenmerken.
Europees bestuur: Europese Unie
Oorlog was een sterke reden voor het opzetten van de Europese Unie. Breng partijen bij elkaar en
zorg dat ze samen om welvaart veilig te stellen en dat daarmee de kans op een nieuwe oorlog wordt
verkleind.
Doelen van de Europese Unie:
1. Vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren bevorderen.
2. Vrije verkeer van personen te waarborgen binnen de grenzen van de Unie in
samenhang met asiel- en immigratiemaatregelen. (Bijv. op vakantie in andere landen
zorgt voor meer begrip voor elkaar doordat je ziet hoe de ander leeft.)
3. Interne markt tot stand brengen met het oog op de bescherming en verbetering van
kwaliteit van (sociaaleconomisch) leven, cultuur en het milieu. (Bijv. samenwerken
omdat Europese landen individueel te klein zijn om te concurreren met landen als
China of de VS.)
4. Een economische en monetaire unie in te stellen die de euro als munt heeft. (Maakt
de handel makkelijker tussen landen met dezelfde munt doordat je geen valuta’s
hoeft te wisselen.)
5. Deze doelstellingen met passende middelen na te streven.
De zeven kerninstellingen van de Europese Unie :
1. Europese Commissie
2. Europees Parlement
3. Europese Raad
4. De Raad van Ministers
5. Hof van Justitie van de EU
, 6. Europese Centrale Bank
7. Europese Rekenkamer
Verdrag Europese Unie (Lissabon 2007)
Gaat over elementen om te kijken waar Europa over gaat en wat de bevoegdheden zijn van
de lidstaten en de verschillende betrokken instellingen.
Regelt:
24 beleidsdomeinen en de verdeling van de bevoegdheden tussen de lidstaten en de
EU.
Buitenlands beleid van de EU.
Besluitvormingsproces van de instellingen van de EU.
Functioneren van 2 belangrijke adviesorganen: Economisch en Sociaal Comité en het
Comité van de Regio’s.
Functioneren van de Europese Investeringsbank en alle financiële en budgettaire
procedures.
Bevoegdheden EU (ter illustratie dus niet volledig).
Exclusief:
Douane-unie.
Mededingingsregels interne markt.
Monetair beleid voor eurolanden.
Handelspolitiek.
Handhaving biologische rijkdommen.
Gedeelde bevoegdheden:
Interne markt, milieu, vervoer, energie.
Sociaal beleid.
Ruimte vrijheid, veiligheid en recht.
Economische, sociale en territoriale samenhang.
Veiligheidsvraagstukken met betrekking tot volksgezondheid.
Coördinerende en ondersteunende bevoegdheid van de EU.
Menselijke gezondheid, civiele bescherming.
Industrie, economisch beleid, administratieve coördinatie economisch beleid.
Cultuur, toerisme, onderwijs, beroepsopleiding, jongeren en sport.
Coördinatie werkgelegenheidsbeleid initiatieven sociaal beleid lidstaten.
Europees bestuur: Instellingen EU
1. Europese Raad = Regeringsleiders. (Intergouvernementeel, want wordt gevormd door de
regeringsleiders van de lidstaten, iedereen zit er voor zijn eigen land.)
2. Raad van Ministers = Ministers uit verschillende landen, met dezelfde portefeuille.
(Intergouvernementeel, want wordt gevormd door alle relevante ministers van de
lidstaten, iedereen zit er voor zijn eigen land.)
3. Europese Commissie = Dagelijks bestuur, maakt wetgeving. (Supranationaal, want eigen
identiteit, niet samengesteld vanuit de lidstaten.)
, 4. Europees Parlement = Controleert de Raad van Ministers en de Europese Commissie en
wijzigt, verwerpt en neemt wetten aan. (Supranationaal, want leden worden gekozen door
de bevolking vanuit de verschillende lidstaten.)
EU: Europese Commissie
Inrichting:
De voorzitter sinds 2020: Von der Leyen (gekozen door de regeringen van de
lidstaten).
Iedere lidstaat levert 1 commissaris (benoemd voor 5 jaar).
Beleidsportefeuilles zijn verdeeld, maar er is sprake van collegialiteit, ofwel men is
niet verantwoordelijk voor zijn portefeuille ten opzichte van het parlement, maar er
is gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Niet zoals op nationaal dat de minister
als enige verantwoordelijkheid draagt.
Directoraten- Generaal en Diensten.
Hoofdtaken:
1. Beleidsvormend (recht van initiatief).
2. Verantwoordelijkheid voor correctie uitvoering van beleid.
3. Controle op naleving van Europese regelgeving.
4. Internationale verantwoording van de EU.
EU: Europees Parlement
Belangrijke instelling die steeds meer bevoegdheden krijgt en die in de wetgeving een belangrijke rol
speelt, maar in hoeverre zijn die bevoegdheden zelfstandig genoeg.
Kenmerken:
Direct gekozen volksvertegenwoordiging (iedere 5 jaar).
Aantal leden: 751 (aantal leden per land is naar rato van de bevolking van een
lidstaat).
Drie locaties: Brussel, Staatsburg en Luxemburg (secretariaat).
Kerntaken:
1. Medewetgever: Geen initiatief, wél goedkeuren, afwijzen en aanpassen.
2. Begrotingsbevoegdheid samen met de Raad van Ministers.
3. Controle op alle EU- instellingen.
EU: Europese Raad
Kenmerken:
Leden: Staatshoofden, regeringsleiders lidstaten en voorzitter EU-Commissie.
Geen wetgevende taak, maar is een politiek orgaan: bespreken beleidslijnen en
ontwikkelingen EU.
Permanente voorzitter per 2,5 jaar (benoemde functionaris) Sinds 2020: Charles
Michel.
EU: Raad van Ministers
Kenmerken
Vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten (per beleidsgebied).