De patiënt met een huidtumor
Jaar 1 Huidtherapie voltijd
Haagse Hogeschool
,Elektrocoagulatie
Elektrocoagulatie (wegbranden) is de term voor diverse technieken waarbij vasculaire
(bloedvatenstelsel) en bepaalde benigne (goedaardige) huidtumoren worden gecoaguleerd
middels elektrische stroom. Er zijn twee methoden:
- Diathermiemethode, waarbij alleen met hoogfrequente wisselstroom wordt gewerkt
- Thermocoagulatie, werkt met hele seconden zonder gel
- Blendmethode, waarbij met galvanische en hoogfrequente wisselstroom wordt gewerkt
- Kan met het programma TELE’s op de Apilus
Thermocoagulatienaalden
De thermocoagulatienaalden van Protec zijn geschikt voor de aanpak van
huidoneffenheden.
- K3-naalden: flexibel, niet geïsoleerd, spitse punt, ideaal bij fijne tele’s en kleine benigne
huidtumoren
- K6-naalden: stevig, niet geïsoleerd, spitse punt, ideaal bij grotere tele’s en grotere benigne
huidtumoren
Deze naalden hebben dus een echte punt om in een bloedvaatje te kunnen komen.
Indicaties
Vasculair: (behandelen door laser, IPL en coagulatie)
• Teleangiëctasieën • Couperose
• Teleangiëctasieën bij rosacea • Spider naevi
• Cherry hemangioma’s
Benigne tumoren:
• Fibromen (steelwrat) en platte fibromen
• Dermatosis papulosa nigra (DPN) (morgan freeman)
• Milia (gerstekorrels)
Niet te behandelen met coagulatie; wel met laser:
• Besenreiser (kleine gesprongen vaatjes op de benen)
• Verruca seborroica (ouderdomswratten) (ook met curettage/schrapen te behandelen)
1
,Wet BIG-artikel 35 en 36
Artikel 35: De opdrachtnemer (wij) mogen een voorbehouden handeling verrichten onder
supervisie als een zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar zoals een arts de opdracht
heeft gegeven. Maar wij moeten daar wel bevoegd en bekwaam voor zijn.
Artikel 36: Wie wat mag doen. Dus een arts etc.
Artikel 36a: Dat je een tijdelijke bevoegdheid kan krijgen voor een periode.
Beroepsdomein: beschrijving van de gewenste kwalificaties die iemand nodig heeft voor de
uitoefening van het beroep. Bij ons HMH. Service die je aan de buitenwereld verleent.
2
,Betrouwbaarheid, validiteit & generaliseerbaarheid
Betrouwbaarheid
Mate waarin onderzoek vrij is van toevallige fouten. betrekking op de manier van meten. Een
betrouwbare meetmethode leidt tot accurate uitkomsten en moet
herhaalbaar/reproduceerbaar zijn.
-Toevallige fouten: “Als er andere personen in de steekproef hadden gezeten, waren de
resultaten anders uitgevallen”
- Herhaalbaarheid: “Toen het experiment werd herhaald, kwam er iets anders uit”
- Objectiviteit: “Een andere onderzoeker krijgt bij het uitvoeren van hetzelfde onderzoek
andere resultaten”
Betrouwbaarheidseisen:
- Kwantitatief onderzoek (cijfers): Steekproefomvang, Test-hertest
- Kwalitatief onderzoek: Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, Triangulatie (onderzoekt vanuit
verschillende richtingen om dezelfde onderzoeksvraag te beantwoorden), Iteratie (herhaling)
- Kwalitatief / kwantitatief: Standaardisering (steeds dezelfde manier), Rapportage en
verantwoording, Peer feedback
Beoordeling kwaliteit: Auteur, Gebruikte bronnen / documentatie, Doel van de informatie
Validiteit
Mate waarin onderzoek vrij is van systematische fouten (geldigheid/zuiverheid). betekent dat
je daadwerkelijk het verschijnsel meet dat je beoogt te meten en dit ook op de juiste manier
doet. Een voorbeeld is het expres geven van een verkeerd antwoord omdat het sociaal
wenselijk is.
- Interne validiteit: Controle, Randomisatie, Systematische (geen toeval) meetfouten. Als je
de juiste conclusies kunt trekken.
- Externe validiteit/populatievaliditeit: Onderzoeksdesign, Reikwijdte. generaliseerbaarheid
van onderzoek vormt externe validiteit. Of steekproef op populatie lijkt.
- Begripsvaliditeit/constructvaliditeit: meet je wat je meten wil. Betrekking op
meetinstrumenten.
Beoordeling kwaliteit: Feitelijke gegevens / uitgangspunten, Geldigheid / publicatie datum,
Redenering, Relevantie voor de doelgroep / ontvangers
Generaliseerbaarheid
Een steekproefonderzoek is generaliseerbaar, als de resultaten ervan naar een duidelijk
gedefinieerde populatie kunnen worden geëxtrapoleerd. Dat iets van toepassing is voor
meerdere situaties, personen of groepen. De resultaten en conclusies gelden ook voor
andere situaties of personen naast die je hebt betrokken in je onderzoek.
- Representatief
- Inhoudelijk overeenkomstig
Beoordeling kwaliteit: Vorm van de publicatie / medium, Situatie doelgroep / ontvangers,
Bruikbaarheid
3
, Ontstekingen
De 5 lokale ontstekingsverschijnselen zijn roodheid (rubor), warmte (calor), zwelling (tumor),
pijn (dolor) en functieverlies (functio laesa). Vrijwel allemaal het gevolg van
ontstekingsmediatoren (lichaamseigen stof die bij een afweerreactie van het lichaam
vrijkomt): prostaglandinen en histamine. Roodheid en warmte door vaatverwijding. Er moet
meer bloed aangevoerd worden om weefselschade op te ruimen. Zwelling door verandering
in bloedvaten. Pijn komt doordat meer prikkels doorgegeven worden aan de hersenen.
Functieverlies kan een gevolg van zwelling en pijn zijn, maar het kan ook komen door de
weefselschade zelf.
Bij een flinke ontsteking zijn er ook algemene ontstekingsverschijnselen zoals moeheid en
malaise. Dit kan komen door de afvalstoffen uit de beschadigde weefsels. Ook kost het
opruimen veel energie. Verhoging en koorts zorgt voor minder warmteafgifte, wat weer zorgt
voor een versnelde afweerreactie.
Ontstekingen kan je indelen in:
Infectie = veroorzaakt door micro-organismen die in of op het lichaam leven en
weefselbeschadiging geven.
Steriele ontsteking = weefsels reageren op andere schadelijke prikkels dan op ziektekiemen.
Steriele ontstekingen zijn reacties op:
- Mechanisch letsel
- Fysische schade (hitte en kou)
- Chemische schade (alcohol en rook, irriterende stoffen)
- Immunologisch (allergenen)
- Microbiologisch (bacteriën)
Aerogene besmetting = door de lucht
(Faeco)orale besmetting = via vuil rivierwater (ontwik.landen) of via voorwerpen (toilet).
Seksuele besmetting = slijmvliescontact
Hematogene besmetting = gebruikte naalden of mesjes.
Cutane besmetting = via de huid, komt bij wonden of langdurig contact met vocht voor
doordat de barrière verzwakt is.
Infiltraat = ophoping van ontstekingsvocht
Catarre = slijmvliesontsteking
Abces = ophoping van pus in een holte die eerder niet bestond
Empyeem = ophoping van pus in een holte die al wel bestond
Fistel = gangetje wat loopt naar huid of lichaamsholte.
Sepsis = als een abces of empyeem doorbreekt naar de bloedbaan
Contractuur = Dwangstand van een lichaamsdeel door schrompelend weefsel.
Stenosering = Hetzelfde proces als hierboven, maar dan in holle organen.
4