Handboek Psychosociale Hulpverlening
Autonomie en verbondenheid
Zorg voor zichzelf – Autonomie – Z-motief(streven naar zelfbevestiging)
Zorg voor de ander – Verbondenheid – A-motief(de bewogenheid ten opzichte van de
ander)
Fundamentele behoeften is vierledig:
- Latent, beide behoeften zijn niet altijd onmiddellijk zichtbaar.
- Duurzaam aanwezig, ze zijn voortdurend aanwezig in verschillende situaties.
- Bij iedereen voorkomend, de behoeften komen bij iedereen voor.
- Vaak onbewust, men realiseert zich niet altijd de werkzaamheid.
Zie blz. 20, tabel 1.1: verwante theoretische concepten ‘zorg voor zichzelf’ en zorg voor
de ander’
Zorg voor zichzelf:
- Zelfverzorging, behoefte aan lucht, water, voedsel, seks, slaap.
- Zelfbescherming, streven om ons lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn te
beschermen voor kwade invloeden.
- Zelfhandhaving, streven om situaties te beheersen, competent en effectief om kunnen
gaan met wat zich voordoet.
- Zelfontwikkeling, vergroten van kennis en kunde om invloed op onze omgeving te
kunnen uitoefenen.
- Zelfverwerkelijking, ontwikkelen van onze mogelijkheden en wensen.
- Zelfexpansie, verwerven en vermeerderen van bezit, neiging tot domineren.
- Zelfbeschikking, de vrijheid en verantwoordelijkheid om ons eigen leven te bepalen.
- Zelfvervulling, behoefte om dingen te doen uit behoefte aan plezier of gevoelde
noodzaak om te doen.
- Integriteit, eergevoel, goed en tevreden voelen over jezelf en je gedrag.
- Genegenheid en hechting, behoefte aan intimiteit, liefde, erkenning en waardering.
Zorg voor de ander:
- Van waarde zijn voor de ander, iets voor de ander willen betekenen.
- Zelf nodig zijn voor de ander.
- Hulpvaardig, dienstbaar zijn voor de ander, helpende hand toesteken.
- Coöperatief zijn, samenwerken.
- Met de ander een eenheid vormen, deel uitmaken van een groter geheel.
Z-affecten (te weten eigenwaarde, krachtigheid, zelfverzekerdheid en trots)
A-gevoelens (te weten zorgzaamheid, liefde, tederheid en intimiteit)
De mens is zelf een geheel en tegelijk een deel van een geheel dat hem omvat
2 typen van functioneren:
- De actieve wijze, gericht op beïnvloeden van de omgeving.
- De receptieve wijze, gericht op het in zich opnemen van de omgeving in plaats van het
bewerken ervan.
, Zie blz. 26, tabel 1.2 – Samenhang behoeften, gevoelens, gedragingen, bewustzijnsmodi
en (neuro) fysiologische processen
Zie blz. 29, figuur 1.1 – Tweedimensionale classificatie van Autonomie en Verbondenheid
Voor mannen is sex een middel tot persoonlijk contact,
Voor vrouwen is het gevolg van persoonlijk contact.
Blz. 32, figuur 1.2 – Model over 2 interpersoonlijke problemen
Veranderen betekent niet iemand anders worden maar meer jezelf.
4 ervaringsgebieden van structuur en inhoud van het zelf:
Het denkende zelf: plannen maken, problemen oplossen, zorgen maken.
Het conceptuele zelf: zelfconcept, zelfbeeld.
Het emotionele zelf: blijdschap, woede, verdriet, angst, behoeften.
Het functionele zelf: ervaring van onze functionele vermogens, ik weet wat ik doe.
4 fasen van zelfbesef:
- besef van een verrijzend zelf
- besef van een kernzelf
- besef van een subjectief zelf
- besef van een verbaal zelf
Het vermijdingsgedrag samen met het aangepaste gedrag vormen het overlevingsgedrag
van mensen.
De spanning bestaat uit gedrag dat niet toegestaan kan worden en de pijn van het niet-
toegestane deel hierover.
Blz. 78, figuur 3.6 – Symptomen, verhullend gedrag en weerspiegelend gedrag.
Symptoomgedrag heeft net als toegestane delen het doel om de niet-toegestane delen te
verbannen.
Functies van een symptoom:
- Het signaleert dat er een probleem is dat men niet kan oplossen.
- Het beschermt ons en onze omgeving voor het onder ogen zien van een probleem, het
beschermt ons tegen de pijn.
- Het stelt ons in staat om te kunnen blijven functioneren in een moeilijke situatie.
Waar we ook heen reizen en wie we ook ontmoeten,
We komen altijd onszelf tegen.
Het zelf:
- Receptief zelf, bewustzijnsstroom.
- Actief zelf, actief leider.
Volwassen zijn betekend een goede ouder voor jezelf worden