Ademhalingsstelsel
Anatomie en fysiologie - Hoofdstuk 9
Luchtwegen
Neusholte
Os sphenoidale (sfenoïd)
Os ethmoidale (etmoïd)
Os frontale (voorhoofdsbeen)
Os nasale (neusbeen)
Het os ethmoidale heeft een groot aantal gaatjes waar zenuwvezels van de reukzenuw doorheen
lopen.
Laterale wanden van de neusholten bestaan uit delen van de maxilla en uitlopers
van het os ethmoidale.
Ze hebben drie of vier uitstekende botranden, conchae. Hierdoor ontstaan
neusgangen.
Neusholte wordt gesplitst door het medio-sagittaal lopende septum nasi, het
achterste deel hiervan bestaat uit het os nasale, het voorste deel uit elastisch
kraakbeen.
De neusholte is bekleed met slijmvlies: eenlagig trilhaarepitheel, onder de epitheel laag bevindt zich
een zeer dicht capillair netwerk.
Boven in de neus zit het reukepitheel. Bestaat uit epitheelcellen met sensoren die gevoelig zijn voor
geurprikkels.
Tijdens de neusademhaling komt de lucht in contact met het slijmvlies van de neusholte. De conchae
vergroten het binnen oppervlak doordat ze de doorgangen vernauwen en een werveling van de
luchtstroom veroorzaken.
4 functies van inademen door de neus
Zuivering van lucht
Neusharen beschermen tegen grote deeltjes, de trilhaartjes van het neusepitheel met slijm
vangen ook vuil op.
Door beweging van de trilharen wordt de slijmlaag naar de neus-keelholte bewogen. Dit slik
je door waarna het maagzuur eventuele ziektekiemen onschadelijk maakt.
Verwarming van lucht
Ingeademde lucht kan verwarmd worden door het oppervlakkig gelegen capillair netwerk.
Dit draagt warmte van het bloed over aan de ingeademde lucht. Er wordt verhinderd dat het
longweefsel te veel afkoelt.
Bevochtiging van lucht
Lucht wordt bevochtigd door verdamping van traanvocht dat uit de ogen via de traanbuizen
naar de onderste neusgangen afgevoerd wordt. Gaat uitdroging van het longweefsel tegen.
Longweefsel moet vochtig zijn voor optimale gaswisseling.
Keuring van lucht
Het reukepitheel geeft informatie over de ingeademde lucht.
Mondholte
,Nauwe doorgangen van de neusholte laten minder lucht tegelijk toe, daardoor ga je vanzelf over op
mondademhaling bijv. bij inspanning, hijgen of hoesten.
Een nadeel van mondademhaling is dat de lucht minder goed bewerkt kan worden.
Klankvorming is een belangrijke functie van de mondholte, gebeurt voornamelijk bij uitademen.
Uitgeademde lucht stroomt langs de stembanden, waardoor die in trilling gebracht worden en geluid
voortbrengen. Het geluid krijgt een bepaalde klank door de vorm van de mondholte en stand en
bewegingen van de tong en lippen.
Keelholte
Pharynx, ligt achter de neus- mondholte.
Strottenhoofd ligt ventraal, slokdarm dorsaal.
Strottenhoofd
Larynx, in de hals ventraal van de slokdarm.
Bestaat uit kraakbeenstukken, verbonden met ligamenten en omgeven door
dwarsgestreepte spieren.
Bovenkant is verbonden via een bindweefselplaat met het os hyoideum
(tongbeen). Tongbeen zit alleen maar aan spieren vast.
Het grootste kraakbeenstuk van het strottenhoofd is het cartilago thyroidea
(schildkraakbeen).
Epiglottis (strotklepje), tijdens het slikken duwt de tongbasis de epiglottis
over de larynxopening, om te verhinderen dat er voedsel in de luchtpijp
komt.
Het cartilago cricoidea (ringkraakbeen) is aan de zijkanten door gewrichten met het schildkraakbeen
verbonden.
Op de achterkant zit links en rechts een cartilago arytenoidea (bekerkraakbeen). Deze zijn via de
stembanden met het schildkraakbeen verbonden. Ze hebben een grote bewegingsvrijheid, deze
bewegingen zijn van invloed op de stand en spanning van de stembanden en daarmee op de
stemvorming.
Tussen de bekerkraakbeentjes en het schildkraakbeen zitten links en rechts een spierplooi. ware
stembanden
= dwarsgestreept spierweefsel bedekt met plaveiselepitheel, vormt de m. vocalis
De opening tussen de stembanden is de stemspleet.
Functies ware stembanden
Luchtweg afsluiten door stemspleet te sluiten
Geluid voortbrengen doordat ze in trilling worden gebracht
Bovenaan de binnenkant van de ware stembanden zitten de valse
stembanden, geen geluid.
= smalle plooien van bindweefsel bedekt met plaveiselepitheel
Functies valse stembanden
Ware stembanden vochtig houden waardoor ze hun soepelheid behouden
De innervatie van de strottenhoofdspieren vindt plaats door de n. laryngeus recurrens
Luchtpijp en hoofdbronchiën
,De trachea sluit aan op het ringkraakbeen van het strottenhoofd.
Boven het hart splitst de trachea in twee hoofdbronchiën, de splitsing = bifurcatio tracheae
Het hart duwt de linkerhoofdbronchus iets horizontaler.
De trachea en de hoofdbronchiën zijn opgebouwd uit collageen bindweefsel, met daarin op
regelmatige afstanden hoefijzervormige kraakbeenstukken die het lumen openhouden.
De binnenkant bestaat uit trilhaarepitheel met talrijke slijmcellen en sereuze kliertjes respiratoir
epitheel.
Tussen het slijmvlies en het collagene bindweefsel bevindt zich een bindweefsellaag met horizontaal
verlopend glad spierweefsel.
Bronchiën en bronchiolen
De rechterhoofdbronchus splitst in drie grote bronchiën, de linker in twee. Deze vertakkingen heten
bronchi lobares.
Deze vertakken zich in dunnere bronchi segmentales.
Bronchiolen zijn de kleinste vertakkingen, bekleed met cilindrisch epitheel.
Bij inademing ontspannen de gladde spiertjes en worden de bronchiolen verwijd.
Bij uitademing trekken de spiertjes samen, waardoor de bronchiolen vernauwen. Dit bevordert
uitdrijving van lucht uit de longen.
Longblaasjes
Alveoli pulmonalis (longblaasjes) hebben een dunne wand bestaande uit 1 laag plaveisepitheel. Het
totale oppervlak van de gezamenlijke alveoli wordt het ademhalingsoppervlak genoemd. In rust is dit
ongeveer 70m2. Bij inspanning kan dit tot boven de 100m 2 komen.
De apex pulmonis (longtop) reikt tot achter het sleutelbeen, de basis pulmonis rust op het
diafragma.
Longvlies
Linker- en rechterlong zijn afzonderlijk omgeven door de pleura (longvlies).
- Pleura visceralis (longblad)
Bestaat uit mesotheel op een dunne, elastische basaalmembraan en is vergroeid met de
buitenkant van het longweefsel.
- Pleura parietalis (borstvlies)
Is vergroeid met de borstwand, het middenrif en aangrenzende structuren in het
mediastinum.
Ze liggen tegen elkaar aan, gescheiden door een dun laagje vocht. De ruimte ertussen wordt de
pleuraholte genoemd. Vacuüm, een lagere druk in de pleuraholte dan in het uitwendige milieu.
De zijkanten van de diafragmakoepel lopen
vrij stijl naar beneden. Het longweefsel loopt
niet door maar de pleura parietalis wel. De
borstvliezen van de thorax en van het
diafragma komen tegen elkaar aan te liggen,
deze groef wordt de pleurasinus genoemd.
Gaswisseling
, Gaswisseling gebeurt door diffusie, als gevolg van concentratieverschillen van die gassen. Lucht heeft
een gemiddelde druk van 760mmHg. De druk die een gas veroorzaakt noem je partiële druk en deze
is recht evenredig met de concentratie van dat gas.
Er zit ongeveer 21% zuurstof in de lucht, de zuurstofspanning is 760 x 0,21 = 160mmHg
In de longblaasjes
HHb + O2 HbO2- + H+
Hemoglobine + zuurstof oxyhemoglobine + waterstof
HCO3- + H+ H2CO3 CO2 + H2O
Bicarbonaat + waterstof koolzuur koolstofdioxide + water
In de weefsels
CO2 + H2O H2CO3 H+ + HCO3-
H+ + HbO2 HHb + O2
Ademhalingsbewegingen
Inspiratie
Inademing; kost energie in de vorm van spierarbeid. Doel volume van de thorax vergroten
- Afplatten van het diafragma
Spieren in het diafragma trekken samen, de diafragmakoepel wordt platter.
De pleura parietalis is vergroeid met het diafragma dus beweegt mee.
Vanwege het vacuüm in de pleuraholte wordt de pleura visceralis meegenomen.
De pleura visceralis is vergroeid met het elastische longweefsel.
Dit rekt mee en de longblaasjes worden opengetrokken.
Dit veroorzaakt een onderdruk in de longen die een inwaartse luchtstroom op gang brengen.
Gaat vaak samen met het verslappen van de buikwandspieren, daarom ook wel
buikademhaling genoemd.
- Optillen van de ribben
De musculi intercostales externi (buitenste tussenribspieren) worden aangespannen.
Ribben worden opgetild, hierdoor komt de thoraxwand omhoog.
De pleura parietalis, pleura visceralis en de longen worden meegetrokken.
Door de volumevergroting ontstaat een onderdruk en de lucht wordt meegezogen.
Omdat de thoraxwand naar voren beweegt, wordt dit borstademhaling genoemd.
Wanneer je extra diep moet inademen worden de hulpademhalingsspieren in de hals en
schoudergordel aangespannen.
Expiratie
Uitademing; komt tot stand door de verkleining van het thoraxvolume.
Doordat de ademhalingsspieren ontspannen, zakken de ribben door de zwaartekracht naar beneden.
In principe is dit een passief proces.
Bij geforceerde expiratie kan het wel energie kosten.
Contractie van de musculi intercostales interni (binnenste tussenribspieren), waardoor de
ribdaling versterkt wordt.
Contractie van de buikspieren, waardoor het terugveren van het diafragma versterkt wordt.
Regulatie